Nieuws

Tekort aan vrouwelijke hoogleraren

Er zijn twee verschillende posters. Op de ene staat het huidige percentage vrouwelijke hoogleraren en daarnaast het aantal hoogleraren dat er volgens Europese afspraken bij zou moeten komen. In één oogopslag is duidelijk dat de norm niet snel zal worden gehaald. De andere poster toont het percentage vrouwen onder universiteitsbestuurders, decanen en onderzoeksdirecteuren. De blauwe mannetjes domineren het beeld.

Om de Lissabon-doelstellingen van 25 procent vrouwelijke professoren te halen, moeten er voor 2010 maar liefst 390 fulltime hoogleraarposten voor vrouwen bijkomen. De regering, die wel inziet dat ‘Lissabon’ te hoog gegrepen is, mikt alvast een stuk lager. Maar de doelstelling van 15 procent vrouwen op een leerstoel staat nog altijd ver af van de alledaagse realiteit.

Er zijn nu 227 vrouwelijke profs. OCW wil graag dat het er binnen vier jaar 370 worden. Het percentage vrouwelijke hoogleraren ligt nu ruim onder de tien procent, terwijl er per jaar maar ongeveer één procent bijkomt.

In de besturen van de universiteiten is weinig veranderd. Alleen is er in Leiden één vrouwelijke onderzoeksdirecteur minder dan voorheen, zodat daar nul vrouwen op die post resteren. Alleen aan de Universiteit Maastricht, de Universiteit Utrecht en de UvA is nu nog een vrouwelijke onderzoeksdirecteur te vinden. Vrouwelijke collegeleden zijn er alleen aan de Universiteit Utrecht, de Erasmus Universiteit, de Vrije Universiteit en de UvA. In Nederland zijn zeven vrouwelijke decanen te vinden.

De posters zijn rondgestuurd door het Maastrichtse centrum voor gender en diversiteit in het kader van het EQUAL-project. Daarbinnen werken de Vrije Universiteit, de Erasmus Universiteit en de Universiteit Maastricht samen. Het is het vierde keer dat de posters zijn verspreid.

HOP

Zie ook www.gendergap.nl

Emeritus-hoogleraar Quispel overleden

Quispel was zoon van een smid uit Kinderdijk maar zelf te onhandig om in de smederij te gaan werken. Daarom werd hij door zijn ouders naar het gymnasium gestuurd. Via zijn leraar oude talen kwam hij in contact met Plato en bovenal met de vroeg-christelijke 'Gnosis'. Dat is een in de tweede eeuw van onze jaartelling onstane christelijke beweging die uitging van de vrije mens en een ondogmatische beleving van het christendom.

Quispel werd aanvankelijk leraar op een gymnasium, maar na de oorlog stapte hij over naar de universiteit, waar hij in 1951 al op 35-jarige leeftijd werd benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis. In die tijd was hij nauw betrokken bij de aankoop en analyse van gnostische manuscripten die in 1945 in Nag Hammadi, Egypte, waren gevonden - waaronder het Thomas-evangelie. In 2003 verscheen zijn commentaar op dit Evangelie, een redelijk authentieke verzameling uitspraken van Jezus die ongeveer in het jaar 140 zijn opgeschreven.

Behalve gnostische geschriften bestudeerde Quispel ook andere delen van de zogeheten 'hermetische' traditie, zoals de werken van Hermes Trismegistus. Vorig jaar nog publiceerde Quispel samen met zijn leerling prof.dr. Hans van Oort een boek over het Manicheïsme, een vorm van christendom uit de derde eeuw.

Hoewel Quispel zich aangetrokken voelde tot de 'ketterse' ideeën van de gnostische christenen, noemde hij zichzelf altijd ‘slapend lid’ van de Hervormde kerk.

AH

Maarten van Rossem wordt quizmaster

De studenten strijden wekelijks in twee teams tegen elkaar in verschillende rondes. Zij zullen worden getest op hun algemene kennis, kennis op persoonlijk vakgebied en creatief en verbaal talent. Daarnaast is het de bedoeling dat de studenten een betoog van twee minuten houden volgens de wetten van de klassieke retorica.

Van Rossem over zijn nieuwe rol als quizmaster: 'Juist de moderne cultuur is zo gestructureerd dat quizmaster worden het hoogste is wat de mens kan bereiken. Diep in hun hart willen alle hoogleraren uiteindelijk quizmaster worden.'

In de finale op maandag 29 mei zal duidelijk worden welke universiteit naar huis gaat met de Gouden Universiteitsgraal. Alle universiteiten doen mee.

MV

Utrechtse promovendi op de zeepkist

De Universiteit Utrecht wil wetenschappers en publiek dichter bij elkaar brengen. Volgens de voorlichters van de instelling krijgen mensen op deze manier te zien of jonge onderzoekers inderdaad voldoen aan het clichébeeld van “onderbetaalde, bleke en slecht geklede archieftijgers”. Een woordvoerder: “Het is een laagdrempelige manier om mensen kennis te laten maken met wetenschap. Iedereen moet kunnen begrijpen waar de sprekers het over hebben, zonder dat het academische niveau wordt ondermijnd.”

Het eerste academisch café wordt op 9 maart gehouden in Utrecht. De drie presentaties gaan over praktijkonderwijs aan artsen in opleiding, kristalgroei in de buurt van vuil, en over constitutionele processen. “De winnaar krijgt een designwekker. Het is voor de deelnemers een erekwestie. Meer niet.”

De promovendiwedstrijd doet de komende maanden ook Arnhem, Zwolle, Middelburg, Eindhoven, Maastricht, Amsterdam en Den Haag aan.

HOP

Kamers op nieuwe site deugen

Op de site die vandaag de lucht inging, zullen niet alleen de kamers van de SSH Utrecht en de Stichting Jongerenhuisvesting Utrecht (SJHU) worden aangeboden, maar ook woonruimte van particuliere verhuurders Hiertoe zijn de twee organisaties een samenwerking aangegaan met de belangenorganisatie Vastgoed Belang. Ook studentenhuizen kunnen vrijkomende kamers op de site zetten.

Volgens een woordvoerder van de SSH Utrecht onderscheidt kamersinutrecht zich van andere kamersites. Zij kan de garantie geven dat de aangeboden kamers deugen, dat de prijs voldoet aan de wettelijke regels en dat in het onderhoud van de kamers wordt voorzien. Kamerzoekenden moeten zich wel eerst inschrijven bij de SSH Utrecht om in aanmerking te kunnen komen voor de aangeboden woonruimte.

Een andere nieuwe dienst die de SSH Utrecht sinds kort aanbiedt is het zogenoemde kamerhoppen. Wie voor korte tijd, bijvoorbeeld voor het lopen van een stage of het volgen van een masterprogramma, een kamer zoekt in een andere universiteitsstad kan dat nu snel regelen. De studentenhuisvesters in de verschillende steden hebben afgesproken een aantal kamers te reserveren voor dit doel. Na afloop van de stage of studie keren studenten gewoon weer terug in hun oude kamer.

XB

‘De Bisschoppen’ bereikt hoogste punt

Het complex 'De Bisschoppen' wordt in het najaar van 2006 opgeleverd. Een deel van de kamers is bestemd voor gemeubileerde verhuur aan buitenlandse uitwisselingsstudenten.

De studentenflat dankt zijn naam aan de Bisschopssteeg. Dit laantje is een karakteristiek landschapselement waar het complex omheen wordt gebouwd. Via het laantje maakte in de 15e eeuw de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië, de reis van zijn werkplek Utrecht naar zijn woonhuis slot Duurstede in Wijk bij Duurstede.

Behalve woonruimte worden er in De Bisschoppen leslokalen en kantoorruimtes gebouwd voor de Hogeschool Utrecht. Ook de publieksruimte van SSH Utrecht wordt hier gehuisvest.

Eerder leverde de SSH in De Uithof de Cambridgelaan (1999) en La Capanna (2004) op. Een vierde wooncomplex is ook al gepland: Casa Confetti, met woonruimte voor 370 studenten. Dit complex krijgt een plek tussen het Van Unnik- en Bestuursgebouw in.

AH

Voor meer foto's zie:
http://www.ublad.uu.nl/bisschoppen/

hoe kan dat nou?

Economiestudenten lopen de meeste studievertraging op

Mignon de Wilde, voorzitter van Stichting OER,

"Van de ondervraagde economiestudenten zegt 76 procent vertraging te hebben opgelopen. Het gemiddelde aantal vertraagde studenten binnen de steekproef is 37 procent. Wel moet je bedenken dat het totale percentage studenten met vertraging binnen onze steekproef in werkelijkheid hoger ligt. Studenten hebben een redelijk positief beeld van hun studieresultaten en denken de achterstand vaak nog in te kunnen halen."

Waarom is het percentage bij economie zo hoog?

"Een reden kan zijn dat wij bij een vak hebben geenquteerd dat door veel studenten als moeilijk wordt ervaren; veel economiestudenten halen het vak niet in een keer, waardoor er gemiddeld meer vertragers in de collegezaal zaten dan bij gemiddelde colleges."

Clemens Kool, opleidingsdirecteur economie, wat vindt u van deze resultaten?

"Hoewel de steekproef per studie waarschijnlijk erg klein is, klopt de 75 procent - van de nog actieve - studenten met studievertraging redelijk met onze eigen gegevens. Van de eerste lichtingen doctoraal- en bachelorstudenten studeerde telkens iets meer dan 20 procent van de oorspronkelijk ingestroomde studenten op tijd af. Dat is erg laag, maar landelijk gezien zitten we daarmee aan de top."

En daar zijn jullie dan dus tevreden mee?

"Nee, en we doen er veel aan om het percentage te verhogen. Mogelijke verklaringen, die overigens ook enigszins ondersteund worden door de resultaten van de OER-enquete, zijn motivatie & studiehouding en bewuste keuzes van studenten voor andersoortige activiteiten binnen of buiten de studie. Vaak leidt dit tot extra studievertraging. Aan deze factoren kan de opleiding niet zo heel veel doen. Vanuit het idee dat studeren meer is dan alleen studiepunten halen, is het ook maar de vraag of we dat moeten willen. Waar de opleiding wel wat aan kan en wil doen, zijn de zogenaamde struikelvakken. Deels ligt dat aan de aansluiting tussen vwo en wo. De discussie over het onvoldoende wiskundeniveau raakt ook de economieopleiding. Een van de maatregelen die we overwegen is om met ingang van komend jaar extra bijspijkerpractica wiskunde voor de eerstejaars te organiseren."

Mignon, wat geven deze studenten zelf eigenlijk als reden?

"Bepaalde vakken zeggen ze inderdaad erg moeilijk te vinden en actief lidmaatschap van verenigingen wordt ook als belangrijke reden genoemd."

de kwestie

Onvrede over besluit Debye-instituut

In een brief aan de 250 medewerkers, waarvan het Ublad deze week op pagina 6 een verkorte weergave publiceert, spreekt managing director dr. Gijs van Ginkel van een bestuurlijke dwaling. Volgens hem is overhaast en weinig academisch gereageerd op publicaties waarin melding wordt gemaakt van een minder fraai oorlogsverleden van Debye.

Volgens de brief is er veel af te dingen op de conclusies die wetenschapsjournalist Sybe Rispens in het boek Einstein in Nederland verbindt aan zijn bronnen. Zo zou Debye als directeur van het Berlijnse Kaiser Wilhelm Instituut in 1938 onder grote druk hebben gestaan om in de door Rispens aangehaalde brief zuivering van zijn beroepsgroep te bepleiten. Gezien alle onduidelijkheid kan de universiteit zich volgens een aantal direct betrokkenen bij het Debye-instituut niet alleen baseren op de vaststelling van het NIOD dat de bronnen echt zijn. Ook het feit dat de besluitvorming in beslotenheid heeft plaatsgevonden en dat niet de moeite is genomen medewerkers op de hoogte te stellen, is verkeerd gevallen. Rector Gispen stelt in een reactie begrip te hebben voor de gevoelens binnen het instituut. Hij ontkent echter over een nacht ijs te zijn gegaan. Gesprekken met diverse verantwoordelijken brachten hem tot de bestuurlijke beslissing dat de informatie over Debye niet te verenigen is met de voorbeeldfunctie die een universiteit van een naamgever van een instituut verlangt. Het is nog onbekend of en zo ja wanneer er over een nieuwe naam voor het instituut gaat worden nagedacht.

het torentje

Europa moet niet hijgend achter VS aanlopen

"De Europese Commissie gaat er nog steeds vanuit dat investeren in kennis en technologie als vanzelf tot de victorie zal leiden. Met een eenzijdige technology push zullen we het in Europa echter niet redden. Die slag om de nieuwe technologie‘n gaan we verliezen. Kijk alleen naar de aantallen. In China is het aantal betastudenten de afgelopen tien jaar vervijfvoudigd. Toen ik onlangs een bezoek bracht aan Amerika leek het wel of de helft van de masterstudenten van de technologie-opleidingen van de beste universiteiten daar uit Azie komt. Natuurlijk is het belangrijk dat landen en bedrijven een goede technologische basis hebben, maar Europa zal het vooral moeten hebben van het slim toepassen van kennis in producten en diensten op kleinere- en niche-markten. In Nederland behoort 99 procent van de bedrijven tot het midden- en kleinbedrijf. Die bedrijven maak je niet per se innovatiever met hoogwaardige technologie."

Wat is de alternatieve strategie?

"Ik zou veel liever zien dat de Europese Commissie niet hijgend achter de Verenigde Staten aanloopt, maar het voortouw neemt bij het opstellen van een echte Europese innovatieagenda voor belangrijke zaken als vervoer, infrastructuur en duurzaamheid. De voormalig euro-commissaris Edith Cresson heeft dat tien jaar geleden geprobeerd met task forces. Die zijn uiteindelijk gestrand in de Europese bureaucratie, maar het idee was goed. Voor het opstellen van zo'n innovatieagenda zou moeten worden bepaald op welke gebieden Europa over vijftien jaar een leidende rol kan en wil vervullen? En welke kennis en bedrijvigheid hebben we daarbij nodig? De vragen van de toekomst koppelen aan de wetenschap, dus. Waarom niet inzetten op de bestrijding van koolmonoxide? Waarom geen Europees net van hogesnelheidstreinen? Wanneer je die gebieden tot ontwikkeling brengt, kan ook de industrie daarvan profiteren. Duurzaamheid hoeft geen kostenpost te zijn. Het kan ook een comparatief voordeel zijn. Als de Europese Commissie eens iets meer de macht van de verbeelding liet spreken, dan zou ze misschien ook wat minder vleugellam worden gemaakt door het gekonkel tussen lidstaten. Nu ontbreekt de analyse en de visie in de Lissabon-agenda. Barroso roept slechts van de berg dat er iets moet gebeuren."

En dus liever geen topinstituut?

"Dat hangt ervan af. Misschien kom je bij het vaststellen van zo'n innovatieagenda tot de conclusie dat het heel verstandig is om te investeren in bijvoorbeeld nano-technologie. En dan zou ik er de voorkeur aan geven om daar ook een fysiek instituut, of een campus, voor in te richten. De universiteiten zijn natuurlijk bang voor centralisme omdat zij daar geld voor zullen moeten inleveren, maar voor echte kennisontwikkeling is face to face contact belangrijk. Dat is de kracht van een onderzoeksinstituut als het MIT. Je komt elkaar bij de koffieautomaat tegen. Een virtueel netwerk van wetenschappers en instellingen, zoals de universiteiten dat graag zien, heeft dat niet. Mij lijkt het daarom beter topwetenschappers te detacheren naar zo'n topinstituut. De Europese Commissie heeft al een model voor kennisbundeling op die manier. Er bestaan enkele Europese centres of excellence op verschillende wetenschapsgebieden. Die werken nu niet goed, vooral omdat ze topdown zijn neergezet. Met een sterkere argumentatie voor de wenselijkheid van zo'n instituut vanuit zo'n innovatieagenda, zou dat misschien beter kunnen."

Maar Barroso wil een echt vlaggenschip.

"Ach, weer zo'n term vanuit Brussel. Natuurlijk heb je iets nodig waar mensen voor warm lopen, maar zou je dat nu echt het beste doen met zo'n instituut of een of andere hightec-vinding? Ik denk dat aansprekende plannen beter werken. Europa, het continent met het beste spoornet van hoge snelheidstreinen of met de beste culturele industrie. Daar zullen mensen veel gevoeliger voor zijn."

even kort

Centraal Museum voor en door studenten

Waarom een Junior Museumcommissie?"Het idee komt van Pauline Terreehorst, de nieuwe directeur van het Centraal Museum. Zij is erg voor vernieuwing en wil dat meer jongeren van onze leeftijd het museum bezoeken. Om dat te stimuleren is deze commissie opgericht. Met een studente heeft zij via studentenverenigingen, de Socialistische Jongeren Partij en de hogeschool voor de kunsten benaderd om aan leden te komen. Via mijn vereniging Veritas ben ik erbij betrokken geraakt."

Wat is de bedoeling?"We hebben de volledige vrijheid om in CM Studio, de tentoonstellings- en activiteitenvleugel, ŽŽn of meerdere tentoonstellingen te organiseren. We hebben een eigen aankoopbudget van zo'n 50.000 euro. Eigenlijk zijn we een soort museumbestuur in het klein. Het is uiteindelijk ook wel de bedoeling dat de studenten en jongeren door wat wij doen ook naar het 'gewone' museum gaan. Ik denk wel dat het gaat werken. Omdat wij kunst met het moderne leven kunnen verbinden en omdat wij weten wat jongeren en studenten belangrijk vinden doordat we het zelf zijn. "

En wat gaan jullie doen? "We willen een spetterende blikvanger zijn, de junior commissie moet een begrip worden waar mensen op af komen. Het is de bedoeling dat we voor de zomer onze eerste tentoonstelling openen. Iedereen heeft nog verschillende idee‘n, maar we zijn het erover eens dat jongeren in de tentoonstellingsruimte moeten willen blijven en niet snel willen doorlopen omdat het stil, saai en kil is. We willen dat ze geprikkeld worden in al hun zintuigen. Ik heb iets audiovisueels in m'n hoofd, iets wat een echte beleving is."

Is dat nodig om studenten naar het museum te krijgen? "Ja, eigenlijk wel, dat maakt het spannend. Via zo'n aantrekkelijke tentoonstelling moet hun interesse gewekt worden. Persoonlijk denk ik ook dat het belangrijk is dat studenten het verhaal kennen bij de kunst, dat maakt al heel veel uit. Je moet kunst begrijpen voordat je het kunt waarderen. Je mag er ook je eigen interpretatie bij hebben, maar die kan verrijkt worden als je de achtergrond kent."

Geldt dat voor jou zelf ook? "Jazeker. Door mijn studie leer ik veel over kunst en ik ben het daardoor echt leuker gaan vinden. Ik doe nu de richting 'kunst & cultuur van 1800 tot nu' en straks ga ik de specialisatie 'kunst, beleid & management' doen. Dat ik in deze commissie zit, past echt helemaal. Ik heb al eens een tentoonstelling georganiseerd, ik weet hoe ik zoiets aan moet pakken, maar dit is echt een aanvulling. Het staat natuurlijk ook goed op m'n CV. Maar het is ook een leuke groep en ik zou dit werk na mijn studie ook wel willen doen."