In de koffiekamer van het Ornsteinlab aan het Princetonplein hangt een uitvergroting van de Debye-postzegel uit de reeks Nederlandse Nobelprijswinnaars van 1995. Een meter verderop is een afbeelding van oud-rector Ornstein te zien. Na de publiciteit rondom het boek 'Einstein in Nederland' van wetenschapsjournalist Sybe Rispens is het samenspel aan de muur plots in een ander daglicht komen te staan. Debye was, zo laat Rispens immers zien, in 1939 mede-verantwoordelijk voor de zuivering van de Duitse beroepsgroep van natuurkundigen. Oud-rector Ornstein werd in 1940 op last van de Duitse bezetter uit zijn Utrechtse hoogleraarspost gezet.
De universiteit zag zich vorige week donderdag ernstig in verlegenheid gebracht door de aandacht van De Volkskrant en Vrij Nederland voor de onthullingen over de hoogleraar die vanaf 1912 twee jaar in Utrecht werkte. Daarbij speelt vanzelfsprekend vooral de vraag of het Debye-instituut zijn naam kan behouden. In 1989 werd Debye naamgever van het nieuwe instituut waarin scheikundigen en natuurkundigen gingen samenwerken. De fysicus Debye, die in 1936 de Nobelprijs voor de Scheikunde kreeg, was een prima symbool voor de interdisciplinaire combinatie.
Eind vorige week kregen historici van het Instituut geschiedenis en grondslagen van de wiskunde en de natuurwetenschappen daarom het verzoek van het college de bevindingen van Rispens te toetsen. Zij zullen op korte termijn rapporteren. Ook de universiteit van Maastricht heeft belang bij de uitkomsten van het onderzoek. In de geboortestad van Debye is een wetenschapsprijs naar de nu omstreden hoogleraar vernoemd.
Directeur van het Debye-instituut dr. Gijs van Ginkel weet inmiddels dat de gewraakte Berlijnse oproep van Debye niet zoals diverse media suggereerden een vondst is van Rispens. Het stuk werd in elk geval twee maal eerder besproken, in een boek over natuurkunde en het nationaal socialisme in 1996 en in een artikel in Physics Today in december 2004. Beide publicaties vermelden meer 'verzachtende' omstandigheden dan Rispens, volgens Van Ginkel. "De toonzetting en woordkeuze van Rispens is, vooral in de voorpublicatie in Vrij Nederland, vrij tendentieus. Met dit soort zaken moet je heel secuur en genuanceerd zijn. Dat is de auteur niet altijd."
Toch wil Van Ginkel, in afwachting van de universitaire onderzoeken, niet vooruitlopen op de uitkomsten van de naamkwestie. Het boek van Rispens herbergt immers nog meer, zo beseft hij. Zo zou Albert Einstein Debye vanwege diens banden met het nazi-regime hebben willen weren uit de Verenigde Staten en zou Debye nog tijdens de oorlog geïnformeerd hebben naar de mogelijkheden terug te keren naar Duitsland. Niod-medewerker Peter Romeijn noemt het onderzoek van Rispens naar Debye, dat overigens maar een zeer klein deel van het boek beslaat, degelijk. Volgens hem rijst een beeld van een wetenschapper die zijn vooraanstaande rol wilde beschermen en daardoor andere overwegingen uit het oog verloor. "Dat komt opportunistisch over, in elk geval niet iets om trots op te zijn."
Van Ginkel blijkt even later zijn uitspraken te hebben gedaan, zonder op de hoogte te zijn van het feit dat alle medewerkers van het Debye-Instituut via een mailbericht is gevraagd niet over de kwestie te spreken met journalisten en andere geïnteresseerden. Perswoordvoerder van de universiteit Ludo Koks. "Het is niet zo dat we mensen de mond willen snoeren, maar de medewerkers moeten wel beseffen dat het gevoelige materie is. Het gaat om de naam van het Debye-instituut en de reputatie van de universiteit."
De oekaze blijkt zijn uitwerking niet te missen. In het Ornsteinlab wordt her en der zenuwachtig gereageerd op het bezoek van een journalist. Of the record is men toch bereid te vertellen dat de publicaties over Debye onder de medewerkers vanzelfsprekend veel besproken zijn. Toch is de kwestie door vrijwel iedereen laconiek opgevat. Niemand durft te oordelen over het handelen van Debye nu nog zoveel onbekend is. Grappen zijn niet van de lucht, maar niet geschikt voor publicatie.
De meningen over het 'spreekverbod' lopen uiteen. Velen hebben er begrip voor dat de universiteit in alle rust een afgewogen beslissing wil nemen, anderen spreken van paniekvoetbal en angsthazerij. Oio Lennart Karssen vond het mailbericht deze week bij terugkomst van vakantie. "Overdreven", was zijn eerste reactie. "Later kreeg ik wel wat meer begrip. Toch lijkt me dit echt overbodig. Zouden er nu werkelijk zoveel mensen geïnteresseerd zijn in wat wij er hier van vinden? Jij bent de eerste journalist die we hier zien."
Woordvoerder Koks zegt dat de UU op korte termijn duidelijkheid wil verschaffen over de manier waarop gereageerd gaat worden op de zaak. "Iedereen wil graag dat het college snel iets besluit, maar we kunnen niet kort door de bocht gaan. De historici doen hun werk, vervolgens zal een afweging gemaakt moeten worden."