'Een overval.' Zo betitelt decaan Otten van de Utrechtse subfaculteit Godgeleerdheid de mededeling die rector Immink van het Theologisch Wetenschappelijk Instituut (ThWI) van de Protestantse Kerk in Nederland haar op 6 april deed: de kerk overweegt de opleiding tot predikant in eigen hand te nemen. Nu volgen Utrechtse studenten die dominee willen worden eerst een driejarige bachelor, daarna anderhalf jaar de universitaire master Theologie en Kerk en vervolgens twee jaar de door het ThWI verzorgde predikantenopleiding. Het ThWI overweegt nu om na de universitaire bachelor direct een eigen driejarige master aan te bieden, buiten de universiteit om.
Volgens rector Immink, die ook kerkelijk hoogleraar bij de UU is, is die wens een gevolg van de komende veranderingen in de Wet op het Hoger Onderwijs. "In de huidige wet is de zogeheten duplex ordo goed geregeld. Dit systeem stamt uit 1876 en daarin is geregeld dat de predikantenopleiding voor een deel onder verantwoordelijkheid van de universiteit en voor een deel onder die van de kerk valt. In de nieuwe wet zal de bepaling dat kerkelijke hoogleraren de predikantenopleiding verzorgen, niet ongewijzigd worden overgenomen. Bovendien is de kerkelijke opleiding geen bachelor- en geen masteropleiding. Maar wat is het dan wel en hoe moet zo'n opleiding worden geaccrediteerd? En hoe zit het met onze financiering, als wij straks studenten krijgen die hun leerrechten al aan de universiteit hebben opgesoupeerd?"
Op dit moment bestudeert een commissie onder leiding van voormalig bestuurder Schutte van de Universiteit Twente de verschillende opties. Hoewel Immink met nadruk stelt dat er nog niets is besloten, heeft een eigen kerkelijke master zijn voorkeur. Hij erkent dat behalve de nieuwe wet ook enkele recente ontwikkelingen in Utrecht daar debet aan zijn. Allereerst zijn de kerken nog steeds niet gelukkig met de verbreding van het curriculum. Daar komt bij dat zij ook de vorming van de faculteit Geesteswetenschappen met argwaan volgen. Immink: "Wij vinden dat een zorgelijke ontwikkeling en vragen ons serieus af hoe zichtbaar en herkenbaar de theologie in Utrecht straks nog is. Een eigen master biedt ons de mogelijkheid om voor een duidelijk en eigen profiel te kiezen."
Decaan Otten vraagt zich af of de nieuwe wet nu echt een zo rigoureuze stap nodig maakt. "Er verandert wel het een en ander, maar naar mijn mening is het ook in de nieuwe situatie heel goed mogelijk om onze relatie op een goede manier vorm te geven." Zij heeft het vermoeden dat op de achtergrond de financiën een niet onaanzienlijke rol spelen. "Uiteindelijk is dit gewoon een slag om de student. Op dit moment geldt voor de kerkelijke opleiding een gunstige financiële regeling. Straks is die er niet meer en dan is een eigen bekostigde master natuurlijk een aantrekkelijk alternatief. Maar als veel studenten voor die master kiezen omdat ze simpelweg als toekomstig predikant geen andere keuze hebben, gaat dat wel ten koste van ons budget."
Volgens de Utrechtse decaan zullen de plannen van de kerken forse consequenties hebben voor studenten die predikant willen worden. "Die krijgen straks na hun bachelor een opleiding die niet meer primair is gericht op de theologie als wetenschap. De opleiding krijgt een meer seminarie-achtig karakter, want de docenten aan het ThWI worden geselecteerd uit het predikantencorps van de kerk. Daarmee volgt men merkwaardigerwijs de rooms-katholieke traditie en verdwijnt de openbare theologie uit protestantse kring. Wat ik ook betreur, is dat de kerk aanstaande predikanten op deze manier de kans ontneemt om in gesprek te komen met collega's van andere religies, zoals de moslims van de imamopleiding die wij hier misschien krijgen. Mijn ideaal is een staatsfaculteit Theologie, waar alle verschillende geloven elkaar ontmoeten op grond van hun wetenschappelijke interesse in religie en theologie. Dat is toch veel beter dan confessies die zich allemaal in hun eigen huis opsluiten?"
Otten hoopt dat een interventie van de rectors van Utrecht en Leiden (waar hetzelfde speelt) de huidige constructie kan redden, maar voor Immink lijkt de teerling geworpen. "Wij willen graag met de universiteiten blijven samenwerken, maar wel vanuit een sterkere eigen positie dan we nu hebben. Als de universiteiten dat weigeren, zit er niet veel anders op dan dat we zelfstandig verder gaan."