"Ik zit er toevallig net met een collega over te praten. Nee, het gonst hier niet echt. Van paniek is geen sprake. Wel van verbazing. Zo'n enorm tekort. Heeft men dit niet eerder aan zien komen?" Op het secretariaat van anorganische chemie reageert Dymph Serrée enigszins laconiek op de vraag hoe het nieuws over de financiële problemen van Scheikunde op de werkvloer is aangekomen. Ook elders klinkt vooral de vraag naar hoe zoiets mogelijk is. "Eerst hoorden we dat we een half miljoen tekort hadden, nu zijn het er opeens drie", zegt onderzoeker Eefjan Breukink van de sectie biochemie van membranen. "Dan is er toch iest verkeerd gegaan." Hoewel Breukink niet verwacht dat zijn sectie veel hinder van de bezuinigingen zal ondervinden ("wij zijn een sterke groep"), merkt hij wel onzekerheid in zijn omgeving. "Er doen allerlei geruchten de ronde, er wordt gezegd dat iedereen straks op zijn eigen baan moet solliciteren, maar niemand weet precies hoe de vork in de steel zit. Ook al maak je je geen grote zorgen, je wilt wel graag weten wat er precies gaat gebeuren."
Degene die die vraag het best kan beantwoorden is decaan Andries Meijerink. Hij legt uit dat de huidige financiële problemen pas in de loop van 2004 in hun volle omvang aan het licht kwamen. "Drie jaar geleden was al duidelijk dat de faculteit in zwaar weer terecht dreigde te komen. In 2003 heeft het vorige bestuur daarom besloten een aantal vrijkomende plaatsen niet her te bezetten en een paar groepen op te heffen. Gedacht werd dat die ingrepen afdoende waren maar achteraf kun je zeggen dat het te optimistisch was."
Dat bleek wel in de loop van 2004, toen het nieuw aangetreden bestuur geconfronteerd werd met een fors tekort over 2003. "Toen bleek dat we er veel minder goed voor stonden dan we dachten en dat we in financieel opzicht boven onze stand leefden. Er zijn goede verklaringen voor de tekorten, zoals de sterk gestegen huisvestingslasten, de stijgende loonkosten die niet worden gecompenseerd, en de universitaire bezuinigingen. Maar ik kan niet ontkennen dat daar de afgelopen jaren onvoldoende rekening mee is gehouden en dat ik de problemen te laat heb zien aankomen."
Al vorig najaar nam het bestuur een aantal maatregelen zoals het afschaffen van de CAO à la carte, een halvering van de materiële kredieten en het twee jaar open laten staan van eerste geldstroom aio-plaatsen. Ook werd een vleugel van het Kruytgebouw afgestoten en kregen personeelsleden van 60 en ouder een seniorenregeling aangeboden. Deze maatregelen bieden echter onvoldoende soelaas, aldus Meijerink. "De kern van het probleem is dat we gezien onze dalende inkomsten te veel personeel in vaste dienst hebben. Daardoor zijn we gedwongen om onze staf van 220 fulltime-eenheden met 40 fte in te krimpen. Omdat onlangs duidelijk is geworden dat maar tien medewerkers 'ja' hebben gezegd tegen de seniorenregeling, moet er met 30 fte verder gekrompen worden en dit kan slechts voor een deel via natuurlijk verloop. Dat hebben we onze medewerkers twee weken geleden meegedeeld."
Omdat in de nieuwe bètafaculteit sterk wordt ingezet op 'focus' en 'massa', zal de aangekondigde reorganisatie waarschijnlijk het einde betekenen voor enkele onderzoeksgroepen, verwacht Meijerink. "Dat is extra pijnlijk, omdat de gemiddelde score van de groepen in de laatste onderzoeksvisitatie een 4,5 was op een schaal van 5. Er gaat straks dus topkwaliteit uit Utrecht verdwijnen. In de alfa-gamma sector mag men daar anders over denken, ik vind dat de bèta's in Utrecht door verschillende maatregelen onevenredig hard worden getroffen."
Op de vraag van Eefjan Breukink wat er nu precies gaat gebeuren, kan Meijerink alleen nog maar een globaal antwoord geven. Het bestuur gaat in overleg met de onderzoeksinstituten en het bètabestuur een concept-reorganisatieplan opstellen, dat naar verwachting in september wordt besproken. Dan zal pas duidelijk worden waar de klappen gaan vallen.
Onderzoeker Wieger Hemrika van de sectie Kristal- en Structuurchemie hoopt dat die duidelijkheid er snel komt. "Zelf werk ik op projectbasis. Dit maakt het natuurlijk nog onzekerder, maar als projectmedewerker heb je sowieso een onzeker bestaan. Maar bij de vaste medewerkers bespeur ik wel degelijk onrust. Vooral de analisten en het ondersteunend personeel maken zich druk. Ik hoop dat de onzekerheid niet al te lang zal duren."