Nieuws

Biomedische wetenschappen in Utrecht het beste

Zoals vorig jaar al uit de mondelinge rapportage bleek was de visitatiecommissie biomedische wetenschappen zeer te spreken over de Utrechtse opleiding. De Utrechtse opleiding biomedische wetenschappen moet de contacten met het werkveld wat meer aanhalen, maar scoort geen enkele onvoldoende. Het onderwijsprogramma is zelfs excellent, en voor het niveau van de afgestudeerden geldt bijna hetzelfde. Op punten als instroom, studeerbaarheid, rendement en voorzieningen doet de instelling het gewoon goed. De huisvesting van de opleiding is wat krap, maar als de nieuwbouw in 2005 betrokken is zal dat probleem tot het verleden behoren, denkt de commissie.

Het rapport dat de visitatiecommissie van de Qanu deze week presenteerde is tamelijk lovend over al de opleidingen. Toch worden er ook enkele kritische noten gekraakt. Zo constateert de commissie onder leiding van de Utrechtse emeritus-hoogleraar Sixma dat de opleidingen nog geen eindkwalificaties hebben geformuleerd voor hun nieuwe bachelorfase. Bovendien kunnen de doelstellingen van de opleidingen wel wat ambitieuzer. De wijze van toetsing is bij alle opleidingen in orde, al maakt de VU relatief veel gebruik van multiple-choice-tentamens. De feedback op de toetsing kan overal beter. Alleen Nijmegen scoort op dit punt voldoende.

Wat betreft de instroom laten de opleidingen biomedische wetenschappen een divers beeld zien. In Nijmegen en Leiden gaat het prima en loopt de opleiding jaarlijks vol. Beide instellingen hanteren een numerus fixus van respectievelijk honderd en zestig eerstejaarsplaatsen. De Universiteit Utrecht heeft de numerus fixus laten schieten en zag daardoor het aantal eerstejaars explosief stijgen van 96 naar 220 in 2002. Gevolg is dat de UU voor volgend jaar opnieuw een fixus heeft aangevraagd, zij het een ruime van 300. Het aantal eerstejaars aan de Vrije Universiteit loopt daarentegen terug van 150 naar 120. De commissie vindt dan ook dat de opleiding zich sterker moet profileren.

Afgestudeerde biomedische wetenschappers komen doorgaans goed terecht. Veelal gaan ze na hun studie door in de wetenschap. Maar liefst zestig procent van de studenten van de Universiteit Leiden gaat na voltooiing van de opleiding het promotietraject in. Overigens moet Leiden meer aandacht besteden aan zijn personeelbeleid. De commissie is bovendien van mening dat het huidige opleidingsbestuur te ver afstaat van de studenten. De opleiding aan de VU heeft een erg kleine staf die daardoor kwetsbaar is.

De contacten met het werkveld kunnen aan alle universiteiten beter. Alleen Nijmegen scoort goed op dit punt. Daar houdt een studieleider structureel contact met de stageverleners. Aan de andere instellingen is er meer sprake van willekeur. Behalve de vier opleidingen biomedische wetenschappen is ook de unieke opleiding medische informatiekunde van de Universiteit van Amsterdam in het visitatierapport opgenomen. De opleiding vervult volgens de commissie een goede brugfunctie tussen geneeskunde en informatiekunde, maar laat hier en daar wat kwaliteit betreft te wensen over. Zo is de opleiding te veel op het AMC gericht en begonnen er in 2002 maar 28 eerstejaars aan de studie. De UvA wijt de beperkte belangstelling onder meer aan het toegenomen aantal plaatsen in de geneeskundestudie. Inhoudelijk scoort medische informatiekunde overigens goed.

HOP/XB



Opnieuw medaille Van Deutekom

Van Deutekom moest op de 1000 meter alleen de Chinese Ren Hui voor laten gaan. De tijd van de 23-jarige studente was 1.19.99, bijna een seconde trager dan de Chinese die ze op de 1500 meter nog had verslagen.

Morgen is de afsluitende ceremonie van de Universiade. In totaal deden zo’n 1500 studenten uit 49 landen mee aan het evenement waarbij alle grote wintersporten op het programma stonden.

XB

Vakbond VAWO: "Universiteiten verkwanselen talent"

Dat zegt de nieuwe voorzitter van de VAWO, Helen de Hoop, universitair hoofddocent bij de afdeling taalwetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De VAWO, vakbond voor wetenschap, slaat een nieuwe richting in en gaat zich vooral sterk maken voor onderzoekers met een tijdelijk contract.

Waarom opeens zoveel aandacht voor het tijdelijke personeel?

"De verhouding tussen vast en tijdelijk wetenschappelijk personeel is ongeveer half om half. Die is dus scheefgegroeid. Bovendien zijn de wetenschappers in tijdelijke dienst op dit moment niet erg georganiseerd. Er is weinig solidariteit."

Hoe kan het dat er zoveel tijdelijke aanstellingen zijn?

"Het probleem is dat het geld voor de postdocs voor een groot deel uit tijdelijke onderzoekssubsidies en contractonderzoek komt. De universiteiten willen geen onderzoekers aanstellen op basis van projectsubsidies. Maar als de helft van je personeel tijdelijk is, dan is er geld genoeg om de besten onder hen in vaste dienst te nemen. Niet iedereen kan een vaste baan krijgen, roepen de bestuurders, maar in het bedrijfsleven kan het vaak wel. Een verhouding 75:25 procent zou al een stuk gezonder zijn. Dat is geen onverantwoord risico, want zo snel zullen de tweede en derde geldstroom niet halveren."

Waarom doen universiteiten hier niets aan?

"Het is puur wanbeleid dat de universiteiten eerst flink investeren in promotieonderzoek om de onderzoekers daarna weer te laten schieten. Op den duur tast dat de kwaliteit van het onderzoek aan, want je verliest talent. En iedere keer dat je een succesvolle onderzoeker afdankt, moet je maar afwachten of de nieuwe onderzoeker weer zo goed is.

Het systeem is afschuwelijk en toch gebeurt er niets. De universiteiten hebben er niet meteen last van en ze doen het al jaren zo. De postdocs komen niet in opstand, want die willen weer een nieuwe plek. Je hoort verhalen van mensen die ontslag krijgen om drie maanden later weer te worden aangenomen aan dezelfde universiteit, alleen maar om te voorkomen dat ze een vaste aanstelling moeten krijgen. Dat moet veranderen."

"Een ander probleem is de promotiepremie. Instellingen krijgen geld per proefschrift. Daarom is het winstgevend om een aio aan te stellen en duur om voor een postdoc te kiezen. Maar de keerzijde is dat aio's een veel lager rendement hebben dan postdocs, die zich al bewezen hebben. Je moet bovendien geen wanstaltige hoeveelheden onderzoekers opleiden als die geen redelijk vooruitzicht hebben op een onderzoeksplek."

Wat is het draagvlak van de VAWO?

We hebben nu 2500 leden. Ik zou dat willen verdubbelen. Er zijn 50.000 wetenschappers in Nederland; tien procent lidmaatschap zal wel een illusie zijn, maar ik ga het toch proberen. Er komt een korting van 25 procent voor leden in tijdelijke dienst. De contributie is afhankelijk van het inkomen en kost tussen de 55 en 190 euro per jaar."

Universiteit moet op focus en massa mikken

De genoemde doelen staan vermeld in het Strategisch Plan 2005-2009, dat deze week door het college van bestuur is gepubliceerd. Dit eerste plan onder verantwoordelijkheid van collegevoorzitter Yvonne van Rooy maakt duidelijk dat het college van bestuur de UU voor alles als een belangrijke researchuniversiteit ziet. Om de vooraanstaande positie van Utrecht in Europa vast te houden zullen de faculteiten binnen twee jaar moeten aangeven met welke onderzoeksprogramma's zij door willen gaan en welke zij bij gebrek aan kwaliteit gaan afbouwen. Onder kwaliteit verstaat het college dat het onderzoek minimaal tot de beste twintig procent in dat vakgebied behoort. De nieuwe toverwoorden in het onderzoeksbeleid zijn focus en massa en het college windt er geen doekjes om dat het bereiken van die twee idealen de komende jaren pijnlijke ingrepen met zich mee zal brengen.

De nadruk op onderzoek laat onverlet dat Utrecht ook als onderwijsinstelling over de volle breedte van de aanwezige disciplines een belangrijke rol wil blijven spelen. Van groter belang dan een grote studenteninstroom acht het college echter een instroom van gemotiveerde studenten, waarvan committent verwacht mag worden. Die studenten moeten volgens het college de motivatie, de ambitie en de bereidheid hebben om het beste uit zichzelf te halen. Eén van de doelen in het Strategisch Plan is dan ook dat de tijd die alfa/gamma studenten aan hun studie besteden in 2009 met twintig procent is toegenomen. Om studenten tijdig naar een voor hen meer geschikte opleiding te kunnen verwijzen, dienen alle opleidingen in 2009 het bindend studieadvies te hebben ingevoerd.

Opvallend in het plan is het pleidooi voor meer wisselwerking tussen universiteit en samenleving. De UU scoort nog steeds onvoldoende als het gaat om het uitdragen van de aanwezige kwaliteit, aldus het college. Om dat te veranderen moeten alle faculteiten in 2009 een maatschappelijke adviesraad hebben ingesteld. Vooral bij studenten moet daarnaast meer aandacht komen voor ondernemerschap. Over vier jaar moet tenminste tien procent van de studenten een cursus op dat vlak hebben gevolgd.

Studentenorkest in Vredenburg

Voor meer informatie en het programma surf naar www.nso.nl

Gelukkige studenten Natuurwetenschap

Hoogleraar Ruud Smits kon na afloop van de -in het Engels gegeven- presentatie van commissievoorzitter Nooteboom niet nalaten blijk te geven van enkele gevoelens van genoegdoening. Samen met collega-hoogleraar Marius Meeus, het team van 'young turks', en het multidisciplinaire onderzoeksthema heeft hij heel wat universitaire aversie en tegenwerking moeten overwinnen. Na vijf jaar zit NW&I, blijkens het mondelinge oordeel van de commissie, op een heel behoorlijk niveau. De ironie wil bovendien dat Smits zelf zeven jaar geleden deel uitmaakte van de visitatiecommissie die uiterst kritisch was over de Utrechtse voorganger van NW&I, Natuurwetenschappen en Bedrijf & Bestuur. "Nu sta ik toch graag aan deze kant."

Nooteboom sprak namens de visitatiecommissie zijn bewondering uit over de dwarsverbanden die de opleiding inmiddels weet te leggen tussen zowel theorie en praktijk als tussen de natuur- en de sociale wetenschappen.

Ook de interactie tussen onderzoek en onderwijs werd geprezen. De vorige visitatiecommissie constateerde een gebrek aan deugdelijk onderzoek, maar nu kon Smits ondermeer melden dat meer dan de helft van zijn 19 promovendi NWO-gefinancierd is, terwijl ook nog zes plaatsen zijn weggehaald uit het investeringsfonds voor de kennisinfrastructuur, Bsik. Studenten getuigden tegenover de commissie bovendien zeer tevreden te zijn over de toegankelijkheid en de professionaliteit van hun docenten.

Toch was er ook kritiek. Zo stelt de commissie dat in de opleiding te weinig aandacht is voor het bedrijfsleven en de particuliere sector. De opleiding heeft aangegeven hier door de aanstelling van een nieuwe hoogleraar voor het micro-economische niveau verbetering in te willen brengen. Daarnaast is het volgens de commissie zaak dat NW&I zich duidelijker profileert, vooral ten aanzien van de businessschools. Volgens Smits een herkenbaar punt. "Wij willen absoluut geen businessschool worden. Onze studenten hebben een heel ander profiel, waarin ook de maatschappelijke component van innovatie een belangrijke rol speelt, maar misschien moeten we daar nog explicieter in worden."

Het gebrek aan wetenschappelijke attitude en kennis van wetenschappelijke methoden dat de commissie uit de afstudeerwerken van studenten destilleert ("in some cases a bit too much hbo") is volgens Smits van voorbijgaande aard, te wijten aan het karige onderzoek van weleer. In zijn afsluitende woorden prees hij tijdens de bijeenkomst dinsdag juist zijn studenten. Met een lichte sneer: "Zeker in vergelijking tot studenten die ik in mijn vorige baan in Tilburg had zijn ze veel kritischer en ambitieuzer."

XB

Analyse

Zo rumoerig als het jaar 2004 eindigde met onenigheid over de bestuursstructuur in de nieuwe Bètafaculteit, zo rumoerig begon het jaar 2005 met een conflict over de zetelverdeling in de raad van de kersverse Rebofaculteit. Aanvankelijk leek er in dat samenwerkingsverband van juristen, economen en bestuurskundigen geen vuiltje aan de lucht. De drie decanen koersten eensgezind af op een nieuwe faculteit, waarin de drie subfaculteiten weliswaar tot op zekere hoogte autonoom zouden blijven, maar waarin de bereidheid tot samenwerking groot was.

Die autonomie was echter tegen het zere been van het college van bestuur dat vooral problemen had met de voorgestelde medezeggenschapsstructuur. In het voorstel van de decanen lag het primaat bij de drie subfaculteitsraden, die uit hun midden een faculteitsraad zouden kiezen. Het college maakte echter duidelijk alleen medezeggenschap op facultair niveau te accepteren. Leuk en best als er ook subfaculteitsraden zouden komen, maar in de Rebofaculteit moest men niet denken dat die ook maar iets te zeggen zouden krijgen.

Daarmee creëerde het college echter een probleem. In de overtuiging dat de zeggenschap over het eigen onderwijs en onderzoek bij de eigen subfaculteitsraad zou blijven, had Rechten namelijk geen bezwaar gemaakt tegen de door decaan Dorrestein voorgestelde paritaire zetelverdeling in de Reboraad. In een raad, zoals het college van bestuur die wenst, een raad die over alles en dus ook over de aangelegenheden van Rechten gaat beslissen, eisen de juristen echter een groter aantal zetels dan hun twee kleine 'broertjes'. En die voelen daar niets voor. Resultaat: een impasse die nu al ruim een maand duurt.

De facto lijkt er niet zoveel aan de hand. Als Dorrestein vasthoudt aan zijn voorstel om alle drie onderdelen evenveel zetels te geven, zal de huidige paritair samengestelde interim-Reboraad naar verwachting met dat voorstel akkoord gaan. In dat geval hebben de boze juristen dus het nakijken. Ook in de bètafederatie lijkt de race gelopen. De federatieraad wil weliswaar zes autonome departementsraden en een collegiaal bestuur in plaats van één almachtige decaan. Maar als federatievoorzitter Van Koten die wens, gesteund door of mogelijk zelfs op last van het college, naast zich neerlegt, heeft ook de bètaraad geen poot om op te staan.

De vraag is echter wat dergelijke ingrepen zullen betekenen voor het toch al niet grote enthousiasme voor de nieuwe bestuurlijke indeling op de werkvloer. Door uiterst omzichtig te manoeuvreren hebben de decanen van de faculteiten in drie van de vier clusters (bèta, Rebo en Geesteswetenschappen) hun achterban geleidelijk weten te winnen voor de plannen. Dat dat gelukt is, kwam vooral door de beperkte autonomie die zij, soms zelfs tegen de wens van het college van bestuur in, voor hun eigen subfaculteit wisten te bevechten. Die autonomie leek geen probleem, omdat de bereidheid tot inhoudelijke samenwerking - waar alles uiteindelijk om was begonnen - groot is. Het is daarom onbegrijpelijk dat het college zo halsstarrig vasthoudt aan een medezeggenschapsstructuur, waarin die autonomie tot vrijwel nul wordt gereduceerd. Vrijwel alle betrokkenen hebben daar grote problemen mee en ook de meeste decanen steken niet onder stoelen of banken dat zij niet blij zijn met deze ingreep van hogerhand.

In haar eerste jaar heeft collegevoorzitter Yvonne van Rooy zich gemanifesteerd als een krachtig bestuurder, waarmee niet te spotten valt. In zijn algemeenheid wordt haar aanpak als verfrissend ervaren. Waar het de bestuurlijke vernieuwing aangaat, lijkt de collegevoorzitter echter blind voor alles wat haar voorliefde voor een zo transparant mogelijke bestuursstructuur in de weg staat. Gezien de huidige machtsverhoudingen in de universiteit zal het college uiteindelijk zijn zin wel krijgen. De vraag is echter of de geringe winst aan bestuurlijke efficiency, die dat wellicht oplevert, opweegt tegen de frustratie die het optreden van Van Rooy en haar collega's bij een groot aantal betrokkenen heeft veroorzaakt.

Verhoef nadert top promotieklassement

De drie promoties in 2004 hebben het totaal aantal promovendi dat Verhoef sinds zijn aanstelling in Utrecht als promotor begeleidde, op 92 gebracht. Daarmee moet hij alleen fysicus Leonard Ornstein nog voor laten gaan. In de jaren dertig begeleidde de naamgever van het Ornstein Laboratorium in totaal 93 promovendi in Utrecht naar de doctorstitel.

Uit de telling, die op 20 januari in het Ublad en op de website wordt gepubliceerd, blijkt dat ook hoogleraar toxicologie Willem Seinen snel oprukt naar de top van de ranglijst. Dankzij zeven promoties in 2004 heeft Seinen inmiddels de derde plaats bereikt met een totaal van 87 begeleide promovendi. Op de vierde plaats staat de legendarische Utrechtse farmacoloog David de Wied met 86 promoties.

Voor meer standen en ranglijsten en voor de onthulling van de promotor van het jaar 2004, zie het Ublad van 20 januari.

EH

"Selectie aan de poort over paar jaar overbodig"

Dat stelt de Onderwijsraad in het advies 'De stand van educatief Nederland'. De raad geeft daarom de voorkeur aan selectie na de poort, bijvoorbeeld met het bindend studieadvies of de toelating tot het honoursprogramma.

Voorzitter Fons van Wieringen zei bij de presentatie zelfs dat selectie aan de poort over een paar jaar "overbodig" zal worden.
Selectie is alleen nuttig wanneer er weinig studenten zijn, meent hij, maar naar verwachting zal de instroom aan het hbo en de universiteit stijgen. Hoe meer studenten, hoe meer mogelijkheden tot differentiatie, zo redeneert Van Wieringen.

Op dit moment mogen opleidingen met 'evidente erkende meerwaarde' selecteren aan de poort.

HOP

"Vrouwen hebben minder aanleg voor exacte vakken"

"Onderzoek in de gedragswetenschappen toont aan dat dingen waarvan men voorheen dacht dat ze sociaal bepaald waren, bij nader inzien helemaal niet sociaal bepaald waren', aldus Harvard-voorzitter Lawrence Summers, die van huis uit econoom is en minister van financiën was onder Bill Clinton.

Zijn uitspraken komen niet uit de lucht vallen. Eerder kreeg Summers al ruzie met zijn zwarte medewerkers en met linkse intellectuelen. Bovendien klagen veel mensen over de terugloop van vrouwen op hoge posities aan Harvard; de universiteit neemt steeds minder vrouwen in dienst.

Summers beweert echter dat discriminatie niet langer een struikelblok is in de carrière van vrouwen. Hij denkt dat de weigering van vrouwen om lange dagen te maken - bijvoorbeeld om voor hun kinderen te zorgen - een rem zet op hun loopbaan. Verder zoekt hij de verklaring in genetische aanleg.

Hij deed zijn uitspraken op een besloten conferentie over de positie van vrouwen en minderheden in de wetenschap.

HOP