Rutte maakte daar duidelijk dat hij ondanks alle kritiek dit jaar opnieuw met het rapport 'Kennis in Kaart' komt. Dat vorig jaar voor het eerst gepubliceerde rapport bevatte allerlei tabellen over universiteiten en hogescholen, waaronder bijvoorbeeld het percentage vrouwelijke studenten, de student-stafratio en het afstudeerrendement. Maar ook het percentage onvoldoendes en excellente scores in de visitatierapporten stonden erin. Op grond van die laatste, beperkte tabel maakte het Algemeen Dagblad een omstreden ranglijst, die vervolgens vrijwel alle landelijke media haalde. Vooral de Universiteit Leiden, die overigens niet onderaan stond, was zeer boos over het rapport. Zij ziet meer in het inzichtelijk maken van verschillen: liever een staalkaart van variatie dan een pikorde.
Toch moedigt Rutte het maken van een nieuwe ranglijst aan. "We gaan Kennis in Kaart uitbouwen en perfectioneren", bevestigt een woordvoerder. "Het is een manier om de bestuurders in beweging te krijgen. Het zijn bovendien openbare gegevens. Als de instellingen die gegevens verouderd of incompleet vinden, dan dagen we ze uit om meer en betere gegevens te leveren." Na zijn recente oproep aan studenten om gebouwen van slecht presterende universiteiten te bezetten, bewees de staatssecretaris andermaal niet wars te zijn van een provocerende opmerking. "Een slechte positie op de ranglijst raakt bestuurders in hun ego," zei hij in Netwerk.
Volgens Van Rooy zijn ranglijsten zo langzamerhand niet meer weg te denken uit het hoger onderwijs. "De hele wereld rankt." Zij heeft dan ook weinig problemen met de plannen van Rutte zo lang hij zijn cijfers maar op een verantwoorde manier presenteert. "Voor een goed onderbouwde ranglijst zijn wij in Utrecht niet bang, maar de lijst in het AD raakte echt kant noch wal. De grootste blaam treft natuurlijk de krant zelf, maar het zou prettig zijn als het departement de cijfers zodanig zou presenteren dat dergelijke blunders niet meer kunnen voorkomen. Om dat te bereiken gaat universiteitenkoepel VSNU binnenkort met het ministerie praten over de juiste manier van informatie verzamelen en over de presentatie ervan."