De modelstudent bestaat niet
Je hebt verschillende typen studenten die ieder hun eigen belang hebben. Volgens voorzitter van de FSW-raad en student Sociologie Tycho Wassenaar is het daarom onmogelijk het belang van alle studenten te dienen.
Twee bevriende studenten behoren tot de top van de klas in hun research master. Een master die door onderwijskeurmeester Nvao als beste van Nederland wordt beoordeeld in zijn eigen én in aanverwante disciplines. Ze werken gedisciplineerd en vooral erg hard en hopen binnenkort al te publiceren. Ze hebben daarnaast zelf werkgroepen aan eerstejaars gegeven en krijgen baantje na baantje als student-assistent. Ze komen van de havo, werden uiteindelijk tijdens hun universitaire bachelor gegrepen door onderzoeksvakken en kunnen nu excelleren in de master.
Weer twee andere goede vrienden behoren, kijkend naar het studierendement, juist tot de meest onrendabele studenten in hun jaargang. Ze hebben aan hun bindend studie advies (bsa) weten te voldoen maar daarna is het halen van studiepunten meer een soort bijkomstigheid voor ze geworden. Ze proberen het wel, maakt het lukt niet meer. Ze lijken niet meer te weten hoe. De focus is weg. Ze moeten dit jaar meer dan tien vakken halen anders gaan ze hun vijfde bachelorjaar in.
Hoe ziet de ideale student er uit? Dat is lastig te zeggen. Elke student is anders en het bijzondere zit juist in de diversiteit. De gemiddelde student bestaat naar mijn mening ook niet. Maar wat als die diversiteit zichtbaar wordt in bijvoorbeeld motivatie of ambitie? Mag een student ongemotiveerd zijn? Ik blijf het lastig vinden. Het is ook lastig voor de medezeggenschap. Niet alleen op landelijk niveau maar ook op universitair of facultair niveau levert dat dilemma’s op. Want de vraag voor welk type student de medezeggenschap zich moet inzetten komt vroeger of later een keer aan bod.
Neem bijvoorbeeld een verhoging van het bindend studie advies. Misschien heeft de gemotiveerde, hardwerkende student daar wel profijt van. Deze komt dan in een meer stimulerende leeromgeving terecht met studenten die het konden opbrengen om gedisciplineerd te werken en voldoendes te halen. Het niveau van een cursus wordt mede bepaald door het niveau van de studenten. En het kaf is van het koren gescheiden. Doordat de betere studenten overblijven, stijgt het groepsniveau.
Maar voor een andere groep studenten kan een verhoogd bsa desastreus uitpakken. Misschien werken zij heel hard, maar halen ze het net niet. De studententijd is juist ook een periode van ontwikkeling en ontplooiing en de universiteit biedt daar een goede voedingsbodem voor. Misschien wordt dat proces dan veel te vroeg afgekapt.
Dit soort afwegingen doen zich nog sterker voor als je het hebt over selectie aan de poort. Bovendien zijn er nog talloze studenten die tussen deze twee uitersten vallen, de zogenaamde gemiddelde studenten.
Er zijn verschillende typen studenten die verschillende belangen hebben. Het is daarom onmogelijk om op een overtuigende en vooral betekenisvolle manier de belangen van alle studenten optimaal te kunnen dienen. In een ontbijtsessie met studenten, docenten en ondersteuners uitte ik laatst, nogal stellig, mijn ongenoegen over de betrekkelijk lage moeilijkheidsgraad van sommige thematische cursussen binnen mijn faculteit. Een docent antwoordde me net zo stellig dat ik mijzelf als model nam. Die uitspraak is blijven hangen. De modelstudent bestaat niet.