Faculteit werkt aan richtlijn persoonlijke relaties
Bètadecaan wil duidelijkheid over privérelaties op de werkvloer
Met een nieuwe richtlijn voor persoonlijke relaties hoopt de faculteit belangenverstrengeling of andere integriteitsproblemen te voorkomen, zo is te lezen in de conceptnota die eerder deze maand in de faculteitsraad werd besproken. Transparantie over onderlinge relaties moet volgens het bestuur ook voorkomen dat er argwaan of afgunst ontstaat binnen een team of afdeling.
De richtlijn is nog in ontwikkeling en wordt op verschillende plekken besproken. Het streven is om nog voor de zomer een definitieve versie vast te stellen.
Volgens het faculteitsbestuur past een dergelijke richtlijn bij de bredere aandacht voor sociale veiligheid. Binnen de faculteit zijn er de laatste tijd veel trainingen gevolgd en gesprekken gevoerd over dat thema. Daarbij kwam de behoefte naar voren om sommige impliciete omgangsvormen, expliciet te maken.
Verplichting
Dat er nog wat denkwerk verricht moet worden voor een definitieve tekst, bleek wel tijdens de vergadering. Het faculteitsbestuur legde daarin uit dat het om een ‘richtlijn’ gaat en niet om een ‘reglement’. Medewerkers kunnen niet worden ontslagen als ze zich niet houden aan de afspraken.
Die opmerking leidde tot vragen van raadsleden. In de nota was immers sprake van een ‘meldplicht’. Hoe kun je een verplichting opnemen in een richtlijn? vroegen zij zich af. Zou dat dan niet anders geformuleerd moeten worden? Het faculteitsbestuur was het hiermee eens en zei dit aan te zullen passen.
Risico
Het nieuwe beleid moet ertoe leiden dat medewerkers hun leidinggevende op de hoogte stellen als er sprake is van een liefdes- of familierelatie, aldus het conceptvoorstel. Die leidinggevende zal vervolgens met de betrokkenen in gesprek moeten gaan om te bepalen of er een risico is dat privé- en werkbelangen door elkaar gaan lopen of dat anderen dat zo kunnen ervaren.
Het faculteitsbestuur stelt voor om er in ieder geval voor te zorgen dat partners niet in leidinggevende rollen binnen hetzelfde departement kunnen werken en dat partners niet in hetzelfde team kunnen zitten. Voor dat laatste wordt overigens een uitzondering gemaakt voor PhD’s. Docenten zullen ook transparant moeten zijn over een relatie met een student, zeker als ze die student moeten beoordelen.
In een eerdere versie van de nota stond dat de nieuwe regels ook voor teaching assistants (studenten met onderwijstaken red.) zouden moeten gelden. Tot opluchting van de studenten in de raad is dat voorstel geschrapt. Een faculteitsraadslid had al pijnlijke scenario’s voor ogen waarbij studenten die werkgroepen geven, een leuke onenightstand met een medestudent moeten gaan opbiechten bij een zwaar christelijke docent.
Verbaasd
In de vergadering zei decaan Isabel Arends dat ze zich erover verbaasd had dat er binnen de universiteit nergens iets op papier staat over de onwenselijkheid van privérelaties tussen naaste collega’s en tussen docenten en studenten. In de universitaire Code of Conduct staat slechts in algemene termen iets vermeld over wat er van studenten en medewerkers verwacht wordt. Bètawetenschappen is de eerste faculteit die concrete afspraken wil vastleggen over onderlinge relaties.
Arends gaf aan behoorlijk wat weerstand te ondervinden tijdens de gesprekken over de richtlijn. “Eerlijk gezegd had ik dat niet verwacht toen ik hieraan begon.”
in een toelichting aan DUB mailt Arends dat veel leidinggevenden moeten wennen, bijvoorbeeld aan het feit dat een persoonlijke relatie de aanstelling van iemand met de gewenste inhoudelijke competenties in de weg kan staan. “Ze zijn gewend om vanuit de inhoud keuzes te maken.”
Daarnaast is het zo dat in het verleden meermaals twee partners zijn aangenomen op wetenschappelijke posities. Dit werd volgens haar altijd gezien als een pluspunt, omdat de universiteit zich op die manier als een goede werkgever profileerde. Maar tegenwoordig is de faculteit daar voorzichtiger mee. Als twee partners een Utrechtse aanstelling krijgen, worden ze nu in verschillende teams geplaatst. “Wat we in feite doen, is het huidige beleid op papier proberen vast te leggen.”
De decaan merkt op dat er “in de huidige tijdgeest” veel aandacht is voor transparantie en het voorkomen van belangenverstrengeling. Ze zegt dat ze graag zou zien dat de richtlijn van Bètawetenschappen als input gaat dienen voor centraal UU-beleid. Maar of er op korte termijn een dergelijke richtlijn voor alle UU-medewerkers is te verwachten, valt te betwijfelen.
‘Plichtsverzuim’
Het UU-bestuur liet in 2021 weten het nut in te zien in zo’n richtlijn, maar zegt nu vooral graag te zien dat medewerkers gesprekken met elkaar voeren over welke omgangsvormen gewenst zijn en welke ongewenst.
Bij besprekingen over seksuele intimidatie en ander wangedrag binnen de universiteit drongen leden van de U-raad en een door studenten opgerichte taskforce drie jaar geleden sterk aan op een code voor relaties op de werkvloer. Daarbij werd vaak verwezen naar de Radboud Universiteit die duidelijke eisen aan medewerkers stelt. Het niet nakomen daarvan wordt in Nijmegen als ‘plichtsverzuim’ gezien.
Het UU-bestuur zei destijds na enige aarzeling het opstellen van een code een goed idee te vinden. De collegeleden wilden eerst de universitaire gemeenschap raadplegen over wat er precies in zo’n Utrechtse code zou moeten staan en wat niet. Het op voorhand verbieden van alle relaties, zoals sommige raadsleden wilden, ging het UU-bestuur te ver.
Maar in het laatste universitaire Plan van Aanpak Sociale Veiligheid dat vorig jaar werd vastgesteld, is het voorstel om een gedragscode op te stellen voor privérelaties op de werkvloer in het geheel niet terug te vinden. In plaats daarvan moet “een bepaling aan de Code of Conduct worden toegevoegd die expliciet maakt wanneer er vermenging ontstaat tussen de privé- en werkrelaties van betrokkenen”.
Volgens een woordvoerder van de UU is er sprake van voortschrijdend inzicht. “In de Code of Conduct is al veel beschreven over de omgangsvormen binnen de UU, daarom is het logisch om daar een bepaling aan toe te voegen.”
Volgens de woordvoerder zullen er na de zomer dialoogsessies plaatsvinden over de vraag hoe medewerkers met elkaar wensen om te gaan binnen de universiteit. Daarbij zullen ook de risico’s van vermenging van privé- en werkrelaties aan de orde komen. Het is mogelijk dat naar aanleiding van die gesprekken een bepaling aan de Code of Conduct wordt toegevoegd. Maar dat is volgens haar niet de insteek van de bijeenkomsten.
“De gesprekken worden gebruikt om de bestaande Code of Conduct tegen het licht te houden. Maar we denken niet dat de gewenste bewustwording en verandering bereikt worden door zaken uitsluitend in een code vast te leggen. Het Plan van Aanpak Sociale Veiligheid zet daarom in op gesprekken om tot onderlinge normen te komen die bijdragen aan een veilige werk- en studeeromgeving.”