Onderwijsdirecteur Bald de Vries zag rechtenopleiding ongekend groeien
‘Bij sommige tentamens zit het hele Science Park vol’
Niet de gebruikelijke zeshonderd studenten, maar ruim duizend eerstejaarsstudenten schreven zich in 2020 in voor Rechten. De opleiding had het jaar daarvoor de toelatingseisen voor hbo-studenten versoepeld, waardoor zij met een propedeuse direct toelaatbaar waren voor de universitaire bachelor. De jaren daarna bleef het aantal eerstejaarsstudenten hoog. Dit academisch jaar, 2024-2025, begonnen 905 studenten aan de opleiding.
Door de toestroom van studenten waren er meer docenten en zaalruimtes nodig. De uitdaging was om nog steeds goed onderwijs aan te bieden. De opleiding moest daarbij niet te massaal en anoniem worden. Het kwam op het bordje te liggen van Bald de Vries, die sinds 2019 onderwijsdirecteur was van de bacheloropleiding Rechten, waaronder de honoursopleiding Utrecht Law College Utrecht (ULC).
De Vries is verantwoordelijk voor goed onderwijs voor de in totaal ruim 3000 bachelorstudenten. Hij zorgt ervoor dat het curriculum een samenhangend geheel blijft, houdt de landelijke ontwikkelingen in het onderwijs in de gaten en onderhoudt contact met andere Rechtenopleidingen in Nederland. Sinds een aantal maanden is Bald de Vries de nieuwe Academic Director van het Centre for Academic Teaching & Learning (CAT). Bij het centrum houdt hij zich bezig met docentontwikkeling, onderwijs-onderzoek en onderwijsinnovatie en hij buigt zich over de vraag: Wat bedoelen we bij de Universiteit Utrecht met goed academisch onderwijs?
Werkgroepen
Om ervoor te zorgen dat de opleiding niet anoniem wordt, versterkt De Vries het mentoraat en houdt hij, ondanks de grote aantallen, vast aan werkgroepen niet groter dan 25 studenten - in lijn met het Utrechtse onderwijsmodel. Studenten die actief meedoen met werkgroepen, voelen zich volgens de onderwijsdirecteur betrokken bij de gehele opleiding.
“De kern van het onderwijs vindt plaats in de werkgroepen. Daar bespreken de studenten met hun docent de stof op allerlei manieren: door een casus op te lossen, een discussie te voeren of – heel simpel – door vraag-en-antwoord. Als studenten goed voorbereid naar de werkgroep komen, wordt er een momentum gecreëerd. Het zorgt er ook voor dat studenten zich gezien en gehoord voelen.”
Eerstejaarsstudenten hebben een mentor en tutor waardoor zij zich volgens De Vries snel verbonden voelen met de opleiding. “Natuurlijk wisselen docenten. Dat is eigen aan de universiteit. Maar de meeste studenten hebben wel een klik met een van de docenten en merken dat ze een band met zo’n docent kunnen opbouwen. Ik ben zelf tutor en merk dat studenten zelf contact zoeken. Ik spreek soms nog een derdejaarsstudent of masterstudent. Die komen even sparren of gewoon gedag zeggen.”
Docenten
Het is een klus om voldoende docenten te vinden om al het onderwijs te geven. “Het is heel lastig om gepromoveerde universitaire docenten te vinden in rechtsgebieden als privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht, want ook de praktijk heeft daar behoefte aan. We concurreren voor goede mensen met de juridische beroepspraktijk. Het lukt daardoor niet om voldoende gepromoveerde docenten te vinden.”
Daarom springen bij Rechtsgeleerdheid ook niet-gepromoveerde docenten bij. Het zijn vaak pas afgestudeerde studenten die voor een aantal jaren als tijdelijke docent doceren bij de opleiding. “Dat zijn heel enthousiaste docenten, ook al zijn ze onervaren. We hebben genoeg trainingen om ze te helpen en te begeleiden bij het geven van de werkgroepen.”
Volgens De Vries is het belangrijk om een goede balans te vinden tussen niet-gepromoveerde docenten en universitair (hoofd)docenten. “Gepromoveerde docenten weten heel goed wat er speelt in hun onderzoeksgebied. Zij zijn belangrijk voor de inhoudelijke invulling van vakken. Tegelijkertijd hebben we niet-gepromoveerde docenten nodig om het kleinschalige onderwijs overeind te houden.”
Het centrale beleid van de universiteit is dat alleen docenten die gepromoveerd zijn een vaste aanstelling kunnen krijgen en tijdelijke docenten een aanstelling van vier jaar. De Vries wil dat ook tijdelijke niet-gepromoveerde docenten een vaste aanstelling kunnen krijgen. Zij kunnen zich dan verder ontwikkelen in het onderwijs, waarbij ze niet alleen werkgroepen geven, maar ook een vak coördineren. Hij denkt dat een mix van zowel niet-gepromoveerde en gepromoveerde docenten als tijdelijke en vaste aanstellingen een meerwaarde is voor de opleiding.
Tekort aan hoorcollegezalen
Alle rechtenstudenten moeten ook ergens onderwijs krijgen. Rechtsgeleerdheid heeft te maken met een tekort aan grote hoorcollegezalen. Ze concurreren in de roostering met andere opleidingen die de afgelopen jaren ook zijn gegroeid. De grootste zaal van de UU Theatron heeft plek voor vijfhonderd mensen. Alle eerstejaarsstudenten van Rechten passen daar niet in.
Een deel van de studenten kan het hoorcollege live volgen. De rest kijkt het college via een livestream thuis of bekijkt nadien een opname van het college. “Vaak geven docenten wel studenten de mogelijkheid om zich in te tekenen voor een hoorcollege, zodat ze niet voor niks naar de collegezaal komen.”
Er is ook geen plek om tentamens van grote vakken af te nemen. “Bij het eindtentamen van het grootste vak, zit heel het Utrecht Science Park vol. Onder meer Olympos en de tentamenzalen in het Educatorium zijn dan in gebruik. Het is een heel logistieke organisatie om zo veel studenten tegelijkertijd een tentamen te laten maken en die in een relatief korte tijd na te kijken en de cijfers te registreren.”
Grote hoorcolleges
De Vries is geen voorstander van grootschalige hoorcolleges en vindt dat de universiteit er afscheid van moet nemen. “Onderwijskundig onderzoek laat zien dat het leereffect minimaal is. Het is onmogelijk om vijfhonderd studenten te betrekken bij een hoorcollege. De eerste rij stelt misschien nog weleens een vraag, maar dat wordt per rij minder. De aandachtspanne van de meeste studenten is daarnaast geen negentig minuten.”
“Er zijn allerlei alternatieven voor het hoorcollege te verzinnen, die interactiever en interessanter zijn en studenten aan het denken zetten. De docent kan een college geven waarin die een specialist interviewt, een podcast maken of de docent kan een bijeenkomst met een groep van bijvoorbeeld vijftig studenten organiseren, waarbij de studenten alleen maar vragen moeten stellen. De rest van de studenten kan de bijeenkomst volgen via een livestream. Een beetje zoals wij naar het theater gaan bijvoorbeeld of naar Zomergasten kijken.”
Neurodivergentie
De onderwijsdirecteur merkt dat het lastiger wordt om maatwerk te leveren aan alle studenten. Studenten zijn sinds de coronapandemie volgens hem veeleisender geworden en verwachten vaker van de universiteit dat die hen tegemoet komt in persoonlijke behoeftes. “De universiteit moet rekening houden met neurodivergente studenten, maar we moeten er ook een balans in vinden. Als gemeenschap doen we dingen samen en individuele belangen zijn soms ondergeschikt aan het collectieve belang. Hoe kunnen we elkaar daarin vinden?”
“We kunnen kleinschalig onderwijs geven en studenten kunnen bij studieadviseurs terecht voor een aangepast rooster of om een negatief bindend studieadvies te voorkomen, maar er blijven uitzonderlijke gevallen waarvoor aanpassingen lastig te realiseren zijn.”
“Sommige studenten hebben een aangepaste tafel of stoel nodig vanwege rugproblemen of een rustige ruimte vanwege een enorme overprikkelbaarheid. Maar wat is rustig?: alleen, met tien of twintig studenten? We hebben tentamens met duizend studenten. We kunnen niet verschillende studenten alleen een toets laten doen. Daar hebben we de faciliteiten niet voor. We lopen tegen onze eigen grenzen aan.”
Onderwijskwaliteit
De grootschaligheid van de opleiding vormt een risico voor de onderwijskwaliteit, erkent de onderwijsdirecteur. De schaarste aan hoorcollegezalen hebben hun weerslag op het onderwijs. De Vries ziet een uitkomst in het innoveren van het onderwijs, waarbij de opleiding meer inzet op blended onderwijs. Met digitale leervormen en een sterke focus op werkgroepen op de campus kan er volgens de onderwijsdirecteur kwalitatief goed onderwijs worden gegeven.
De onderwijsdirecteur vreest de bezuinigingen van het kabinet van bijna een miljard euro. Er moet vooral niet ondoordacht in het onderwijs gesneden worden. “Kwalitatief goed onderwijs betaalt zichzelf terug, omdat studenten dan goed in staat zijn om een vak te halen. Bij verkeerde bezuinigingen wordt het voor studenten steeds moeilijker om vakken te halen met het gevolg dat ze een vak opnieuw moeten doen. Dat kost veel geld. Het is belangrijk dat wij niet ons onderwijs gaan verwaarlozen, omdat we bijvoorbeeld minder contacturen willen. We schieten onszelf dan in de voet. Goed onderwijs is een investering, die zichzelf terugverdient.”
Ondanks de uitdagingen is De Vries geen voorstander van een (landelijke) numerus fixus. “Ik vind de toegankelijkheid en keuzevrijheid van het onderwijs een mooi gegeven. Ik snap dat het bij sommige opleidingen anders ligt, zoals bijvoorbeeld bij Geneeskunde wat een dure opleiding is. Bij Rechtsgeleerdheid zie ik geen noodzaak, zolang we ervoor kunnen zorgen dat studenten goed kunnen studeren.”
Herkansing
Bij Rechtsgeleerdheid woedt al ruim tien jaar een discussie over de herkansingsregels. Bij een herkansing wordt nagegaan of een student heeft ‘voldaan’ en in dat geval wordt een zes geregistreerd. Als er niet wordt voldaan blijft de oorspronkelijke onvoldoende staan. Rechtsgeleerdheid wijkt hierbij af van andere opleidingen aan de UU, waarbij studenten bij hun herkansing wel een hoger cijfer dan een zes kunnen halen. Rechtenstudenten willen dat ook.
Als het onderwerp weer ter sprake komt tijdens het interview, raakt De Vries zichtbaar gefrustreerd. De discussie over de herkansingsregels maken hem steeds pinniger vertelt hij, omdat het punt “constant terugkomt, terwijl we één van de betere studies zijn in Nederland wat betreft studiesucces." "Het hele idee van studeren is dat we leerdoelen hebben en die behandelen door studie- en onderwijsactiviteiten. Met verschillende toetsvormen gaan we na of studenten de doelen gerealiseerd hebben. Dat doen studenten binnen de cursus en niet een half jaar daarna tijdens een toets in de zomer. Dat is onzin.”
De onderwijsdirecteur vreest dat door het loslaten van de ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ de studie te vrijblijvend wordt. “De student mag dan bepalen wanneer en welke toets die maakt. Het laatste hoogste cijfer telt. Ongeacht hoe vaak de student het tentamen heeft gemaakt. Wat gaat iedereen dan doen? Iedereen gaat gewoon voor een herkansing en haalt een acht.”
“Ik denk dat we de angel eruit halen als we overgaan op alternatieve vormen van toetsen, waarbij de focus niet alleen ligt op tentamens. Bij een aantal keuzevakken die ik geef, zijn er geen tentamens. Studenten maken gedurende de cursus meerdere opdrachten, zoals een essay of een advies over een juridische vraag of maatschappelijk probleem. Zij presenteren hun werk ook aan elkaar tijdens de cursus. Het mooiste zou zijn als we geen cijfers meer geven en alleen pass of fail toekennen. Dan halen we veel prestatiedruk weg. We moeten gezamenlijk met docenten en studenten op zoek naar alternatieve vormen van toetsing die binnen onze Rechtenopleiding passen."