Binnen de huidige regels is al meer inspraak mogelijk op universiteiten

Studenten eisen vandaag meer inspraak. Daar hoeft de wet niet meteen voor te worden aangepast, zegt onderwijsexpert Peter Kwikkers.

De bezetting van het Amsterdamse Maagdenhuis leidt in het hele land tot debatten. De actievoerders eisen meer inspraak, en daar is ook ruimte voor, meent Peter Kwikkers, kenner van wet- en regelgeving in het hoger onderwijs.

Dat erkende minister Bussemaker gisteren ook in haar brief aan de Tweede Kamer. De wettelijke minimumeisen voor medezeggenschap worden wel eens “als maximum of als afvinklijstje gehanteerd”, aldus de minister, “terwijl er juist ruimte voor instellingen is om meer te doen wanneer dat voor die instelling passend is.”

Maar wat is er dan mogelijk? Er zijn minimumeisen, maar wat zouden de onderwijsinstellingen aan inspraak kunnen geven?

Er zijn bepaalde grenzen. Bij openbare universiteiten benoemt de minister de leden van de Raad van Toezicht. Bij bijzondere universiteiten (dat zijn er drie) en bijzondere hogescholen (allemaal) beslissen de raden zelf over nieuwe leden of opvolging. Daar valt weinig aan te doen, althans zolang de Wet op het hoger onderwijs niet is gewijzigd. Kwikkers ziet daarvoor zeker redenen en mogelijkheden.

Verder bestaat een College van Bestuur uit hooguit drie leden die worden benoemd door de Raad van Toezicht. “Maar een instelling kan zelf bepalen hoe het gaat met de voordracht van kandidaten en hoeveel de medezeggenschapsraad erover te zeggen heeft”, aldus Kwikkers.

De medezeggenschap kan allerlei bevoegdheden krijgen. Bij veel hogescholen hebben de leden nog instemmingsrecht op de begroting. “In 1997 is dat instemmingsrecht uit de wet gehaald en is het bij de universiteiten ook daadwerkelijk verdwenen. Bij ongeveer de helft van de hogescholen heeft de medezeggenschap dat recht gewoon behouden.”

“Het is niet zo eenvoudig om een bestuursorganisatie goed in balans te houden”, aldus Kwikkers. “Het is best een moeilijk werkje. Je moet de slinger niet laten doorslaan naar de ene of de andere kant, maar de klok moet wel blijven tikken.”

Studenten moeten dus het bestuur zover krijgen dat de instellingsregels worden aangepast. “Je kunt bijvoorbeeld ook praten over een student-assessor, zoals de UvA heeft toegezegd. Dat is een student die bij bestuursvergaderingen zit om de rechten en belangen van studenten te borgen. Daar zijn goede argumenten voor en je kunt het verstandig inkleden.”

Uiteindelijk gaat het erom dat hogeronderwijsinstellingen voor de samenleving studenten opleiden en onderzoek doen. Dat zouden bestuurders in het oog moeten houden. Bestuurscultuur en een moreel kompas zijn belangrijk, maar de procedurele kaders ook. “Je moet studenten, docenten, bestuurders en buitenwereld op een goede manier tot samenwerking veroordelen. Het leidt tot besef wat je hoort te doen.”

Maar een makkelijk model is er niet, waarschuwt Kwikkers. “De landelijke wet- en regelgeving en de instellingsregels moeten beter met elkaar in balans worden gebracht. Misschien heeft de Universiteit van Amsterdam een andere interne regeling nodig dan Delft of Leiden. Sfeer, cultuur, missie en historie bepalen mede de randvoorwaarden voor goed bestuur en goede regelingen.”

Advertentie