CPB-cijfers over gevolgen leenstelsel ter discussie

Als de basisbeurs verdwijnt, zullen er maar 2.200 studenten per jaar minder aan een opleiding beginnen, stelt het Centraal Planbureau. SP en LSVb voorspellen veel grotere gevolgen. Hoe rekende het CPB eigenlijk?

Al eerder werd bekend dat het CPB de gevolgen van het leenstelsel een stuk minder somber afschildert dan de felle criticasters van de Socialistische Partij, Landelijke Studenten Vakbond en HBO-raad.

Over één ding is iedereen het eens: als het kabinet zijn zin krijgt en de basisbeurs inderdaad verdwijnt, zullen sommige mensen het te duur vinden om te gaan studeren. De grote vraag is: hoeveel?

Een student die op kamers woont, krijgt dan niet langer een basisbeurs van 3.200 euro per jaar. Maar het CPB neemt dat bedrag niet als uitgangspunt en rekent met de (veel lagere) basisbeurs voor thuiswonenden. Het laat de kosten voor huur en levensonderhoud liever buiten beschouwing. Want, redeneert het CPB, misschien blijven studenten langer bij hun ouders wonen, als ze geen basisbeurs meer krijgen. Wellicht kiezen ze voor een goedkopere stad. Dat zou losstaan van de beslissing wel of niet te gaan studeren. Dus rekent het CPB met het bedrag van de basisbeurs voor thuiswonenden: 1.175 euro per jaar.

Bovendien heeft een prijsverhoging tot duizend euro weinig effect op de beslissing wel of niet te gaan studeren, neemt het CPB aan.

Vervolgens baseert het rapport zich op Amerikaans onderzoek naar de gevolgen van prijsverhoging; hetzelfde onderzoek waar ook de HBO-raad zijn berekeningen mee maakt. Elke 1000 euro extra studiekosten zou een vermindering van het aantal eerstejaars opleveren van 0,6 procent.

Dan maakt het CPB een opvallende keuze: de economen gaan ervan uit dat een bacheloropleiding drie jaar duurt, ook in het hoger beroepsonderwijs. In het hbo duurt een opleiding weliswaar vier jaar, “maar daar zit ook een stage in”, legt onderzoeker Debby Lanser desgevraagd uit. “Dan krijgen studenten vaak ook een stagevergoeding. Daarom gaan we uit van driejarige bacheloropleidingen, ook voor het hbo.”

Het CPB rekent als volgt: drie jaar hbo-bachelor maal 1.175 euro is ongeveer 3.500 euro. De eerste 1000 euro weegt niet mee, dus slechts 2.500 euro heeft effect. Dan neemt het aantal eerstejaars met 2,5 keer 0,6 procent af: dat is 1,5 procent, oftewel 1.300 eerstejaars hbo-studenten.

Wie het argument van de stages niet zo sterk vindt, zou op grond van dezelfde aannames zo rekenen: vier keer de basisbeurs voor thuiswonenden is vier keer 1.175 euro, dus 4.700 euro in totaal. De eerste 1000 euro maakt weinig uit. Dus het effect op hbo-studenten wordt veroorzaakt door 3.700 euro extra studiekosten. Dat komt neer op een afname van 2,2 procent, oftewel 1.900 eerstejaars hbo-studenten.

Het CPB zou er dus zeshonderd hbo-studenten naast kunnen zitten. In de berekening over het aantal universitaire eerstejaars zit geen stage-correctie. Er zouden negenhonderd wo-studenten minder aan een opleiding beginnen.

De hogescholen noemen veel hogere cijfers en vrezen duizenden studenten te verliezen zodra het leenstelsel wordt ingevoerd. Zij gaan uit van de uitwonendenbeurs. Dit is dan ook het verschil in een notendop: de hogescholen denken dat sommige studenten liever afzien van een studie dan dat ze bij hun ouders blijven wonen, terwijl volgens het CPB het uitwonendendeel van de basisbeurs straffeloos geschrapt kan worden, zonder het minste gevolg voor de deelname aan het hoger onderwijs.

Verder wijzen de hogescholen erop dat het CPB geen onderscheid maakt tussen wo-studenten en hbo-studenten. Toch is een flink verschil. Hbo’ers hebben over het algemeen minder rijke ouders. Pakweg driekwart van de afhakers zou normaal gesproken naar het hbo zijn gegaan, vermoeden de hogescholen. Daarom vreest de HBO-raad voor 15.000 studenten minder in het hbo, verspreid over alle vier de studiejaren. Oftewel zo’n 4000 eerstejaars minder.

Het CPB houdt overigens een slag om de arm. Geen enkel ander land heeft eerder een beurzenstelsel omgezet in een sociaal leenstelsel. “Het is daarom belangrijk in de nabije toekomst goed zicht te houden op mogelijke terugloop in de deelname onder studenten uit bepaalde groepen”, aldus de rapporteurs. Want hoe sociaal een leenstelsel ook is, er zullen misschien studenten zijn met een ‘leenaversie’.

SP’er Jasper van Dijk vindt de hele berekening onzinnig, legde hij vandaag uit op Radio 1. “Het is een berekening die van een Amerikaanse situatie uitgaat. In Amerika kennen ze geen basisbeurs. Er is helemaal niet gekeken naar de Nederlandse situatie. Wat is het effect op de koopkracht? Studenten zullen ook voor makkelijker studies kiezen. Dat zijn effecten waar het CPB niet naar heeft gekeken.” Van Dijk pleit voor een grondiger onderzoek.

Advertentie