Een kennisclip kijken, is contact hebben met je docent
Dat corona tot een kleine revolutie heeft geleid in het universitaire onderwijs kan iedereen vaststellen. Met behulp van innovatieve digitale middelen en methoden volgen studenten hun onderwijs nu vaak thuis of op een andere plek. En lang niet altijd meer tijdens ingeroosterde uren op de universiteit.
Dat zet ook het denken over wat belangrijk is voor goed onderwijs op zijn kop. Hoeveel ‘contact’ moet er bijvoorbeeld zijn tussen een student en een docent? En hoe moet dat ‘contact’ er dan uitzien?
Trammelant
De gedachte was lange tijd: hoe meer direct contact tussen student en docent hoe beter. In 2012 maakte toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra daarom ‘prestatieafspraken’ met alle universiteiten. Daarin stond dat alle studenten minimaal 12 ‘contacturen’ moesten krijgen. Universiteiten mochten zelf invullen wat ze daar onder verstonden, maar online of hybride onderwijs was er vrijwel nog niet.
De afspraken leidden al snel tot trammelant. Docenten hadden geen tijd om meer onderwijs te geven of zagen daar de didactische meerwaarde niet van. Ze zochten daarom naar creatieve oplossingen. Zo werd de Utrechtse opleiding Psychologie er door haar eigen studenten van beticht ‘ophokuren’ te organiseren waarbij simpelweg een film werd voorgeschoteld of iets soortgelijks.
Mede daarom werd de landelijke contacturenafspraak weer losgelaten toen de minister Bussemaker na de invoering van het leenstelsel in 2015 met de universiteiten besprak hoe zij met extra investeringen hun onderwijs wilden verbeteren.
Definitie van contactuur
Maar de UU vond en vindt nog altijd dat er een minimum aantal contacturen moet zijn voor bachelorstudenten. Eerstejaars bachelorstudenten hebben recht op 12 tot 18 uur. Ouderejaars bachelorstudenten kunnen rekenen op minimaal 12 uur, maar dan wel “gemiddeld genomen over de universiteit”.
De definitie voor een contactuur die wordt aangehouden in het Onderwijs- en Examenreglement (OER) luidt tegenwoordig:
-Onderwijsuren waarbij een docent aanwezig is, zoals hoor- en werkcolleges, studiebegeleiding, stagebegeleiding, tentamens en examens en ook studieloopbaanbegeleiding voor zover de opleiding die voor alle studenten heeft geprogrammeerd;
-Overige gestructureerde uren die door de opleiding zijn geprogrammeerd en die worden gekenmerkt door contact tussen studenten onderling, online of op locatie en/of online contact met docenten.
Maar is die definitie inmiddels niet achterhaald?, vroegen verschillende Universiteitsraadsleden zich afgelopen voorjaar af tijdens de bespreking van het OER.
Kennisclips werken soms beter
Volgens de raadsleden heeft corona het onderwijslandschap te veel opgeschud in de afgelopen twee jaar. Voor een goede kennisoverdracht is het niet langer noodzakelijk dat studenten en docenten elkaar op een zelfde tijdstip fysiek of online ontmoeten.
Zo worden kennisclips aangeboden die studenten alleen op een zelfgekozen moment en op een zelfgekozen plek bekijken. Dat is een didactische innovatie waar studenten meer van leren dan van een hoorcollege, zeggen ze ook zelf. Delen die niet begrepen worden, kunnen worden herhaald en er worden vaak opdrachten gegeven waarbij studenten kunnen oefenen.
Bestaat nu niet het risico, vroeg raadslid en docent Annemieke Hoogenboom, dat studenten zich met de OER in de hand melden bij de examencommissie omdat zij van een docent een kennisclip moeten bekijken in plaats van een hoorcollege bijwonen. Die studenten zouden zich dan kunnen beklagen over onvoldoende contacturen.
Als de tijd en energie die docenten stoppen in het ontwikkelen van dat soort audiovisuele en andere producties niet meetellen in het aantal contacturen dat zij moeten organiseren, stijgt bovendien de werkdruk van die docenten. Die moeten clips maken én contacturen organiseren.
Geen contactuur maar onderwijsuur
Rector Kummeling was het met die argumentatie eens. Om voor het OER van volgend jaar met een nieuwe definitie te komen, was het echter te kort dag. Kummeling stelde voor om in een toelichting te vermelden dat de gehanteerde definitie ‘ruim’ geïnterpreteerd moet worden. Voor het OER van 2023-2024 moest er een nieuwe definitie komen.
Na overleg met de U-raad en ruggenspraak met faculteiten en opleidingen kwam het UU-bestuur deze maand met een voorstel voor die definitie. Daarbij wordt ook voorgesteld de term ‘contactuur’ te vervangen door ‘onderwijsuur’.
Onderwijsuren bestaan uit “geprogrammeerde activiteiten waarbij kennisoverdracht plaatsvindt of waarbij individueel of in groepsverband aan concrete opdrachten en cases wordt gewerkt, zoals hoor- en werkcolleges, digitale of blended modules (zoals kennisclips en e-modules), studie- en stagebegeleiding, vaardigheidstrainingen, feedback op opdrachten en toetsen”.
Waken voor alleen online
De nieuwe definitie biedt volgens het UU-bestuur ruimte voor didactische vernieuwing en doet recht aan de inspanningen van docenten. Maar tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat studenten straks alleen maar online en zelfstudie krijgen.
Het is niet de bedoeling dat kennisclips het reguliere onderwijs volledig gaan vervangen, zo wordt in de nota benadrukt. Als studenten na corona ergens behoefte aan zeggen te hebben, is het immers onderling contact. Daarom wil het UU-bestuur graag dat in cursusbeschrijvingen expliciet moeten worden vastgelegd hoeveel van de bijeenkomsten fysiek op de universiteit plaatsvinden.
Deze week kunnen de raadsleden in een vergadering zeggen wat ze van het nieuwe voorstel vinden.