Enquête: veel stress bij UU-onderzoekers over gevolgen corona voor loopbaan

Foto: Pixabay

Dat de lockdown van de Nederlandse universiteiten vooral promovendi, postdocs en onderzoekers in tenure track-posities treft, was al vrij snel duidelijk. Deze jonge wetenschappers moeten binnen een vastgestelde termijn onderzoeksprojecten afronden en hopen daarna een volgende stap op de wetenschappelijke ladder te zetten. Beide zaken zijn op dit moment lastig.

Op DUB vertelden vorige week drie promovendi en een postdoc over hoe zij geraakt worden door de coronamaatregelen. De Utrecht Young Academy, het platform van jonge Utrechtse onderzoekers, hoorde de afgelopen maanden veel soortgelijke verhalen.

Om meer duidelijkheid te krijgen over de precieze zorgen werd besloten een enquête uit te zetten, zo zegt initiatiefnemer Martijn Huysmans op de UU-site. Eind april reageerden zo’n 5oo Utrechtse onderzoekers, voor het merendeel promovendi maar ook UU-academici met andere aanstellingen. 

Meer stress, minder productief
Bijna zestig procent van de respondenten geeft in dat onderzoek aan meer stress te ervaren sinds het begin van de coronamaatregelen. Het percentage ondervraagden dat zegt minder productief te zijn, ligt met 64 procent nog hoger. Overigens is er ook een zeer kleine minderheid die zegt juist minder werkproblemen te ervaren en productiever te zijn.

De mentale problemen worden vooral veroorzaakt door het thuis werken (met daarbij de zorgtaken voor kinderen), de verminderde toegang tot onderzoeksfaciliteiten en data en het verminderde wetenschappelijke contact met collega’s op de werkvloer en tijdens internationale conferenties. Dat gaven de respondenten als top 3 uit een rijtje opties.

Maar respondenten noemen zelf nog een scala aan andere factoren zoals de beurzenprogramma’s die stil liggen, de noodzakelijke extra tijdsinvesteringen in het online onderwijs, uitstel van promoties, afnemende motivatie en de groeiende onzekerheid over loopbaanmogelijkheden in de toekomst.

Opvallend is dat wetenschappers met zorgtaken en vrouwelijke wetenschappers in nog iets hogere mate stress ervaren. Zij zeggen bovendien nog minder productief te zijn. In het eigen onderzoek vindt het UYA geen bewijs voor de aanname dat vrouwelijke wetenschappers de zorgtaken voor hun rekening nemen. Van alle respondenten aan de enquête geven juist iets meer mannen dan vrouwen aan zorgtaken te verrichten, maar er werd in het onderzoek verder niet expliciet doorgevraagd naar de verdeling van deze taken binnen het gezin of de aard van de taken.

Noodzakelijke verlenging
Bijna zestig procent van de respondenten zou graag een verlenging van de aanstelling willen hebben. Veel onderzoekers zeggen die verlenging nodig te hebben omdat ze heel graag zonder grote tijdsdruk kwalitatief hoogstaand werk afleveren. “Ik zou het gebruiken om ‘verloren’ onderzoekstijd in te halen, omdat ik nu alleen ’s avonds en in de weekenden daaraan kan besteden”, zegt een van de UU-onderzoekers. 

Andere respondenten geven aan dat de verlenging voor hen eenvoudig noodzakelijk is, financieel of voor een verblijfsvergunning. “Ik heb het nodig. Het aantal beschikbare banen is afgenomen. En voor enkele vacatures waar ik op gereageerd is de sollicitatieprocedure uitgesteld.”

Maar er zijn ook jonge wetenschappers die al een nieuwe baan hebben gevonden, die geen vertraging oplopen of die denken de verloren tijd nog te kunnen inhalen. “Ik wil mijn PhD afmaken en verder gaan”, zegt een respondent. “Waarom zou je loopbanen van promovendi onnodig ophouden? Dan kun je beter de verwachtingen bijstellen.”

Keuzemogelijkheid
Op basis van voorlopige bevindingen van deze enquête pleitte UYA-voorzitter Martine Veldhuizen er in een artikel van DUB al voor om maatwerkoplossingen te vinden voor promovendi, postdocs en tenure trackers die vertraging oplopen.

Die oproep is nu ook in het rapport te lezen. De UYA hoopt dat overleg van de VSNU met de onderzoeksfinanciers en de ministeries het financieel mogelijk maakt om aanstellingen te verlengen. Maar daarbij zou het bij voorkeur niet om een generieke verlenging moeten gaan. Niet iedereen is daar per se het meest bij gebaat. Medewerkers zouden de keuze moeten hebben.

De UU zou volgens de UYA moeten overwegen om een centraal fonds te maken waaruit onderzoekersleiders kunnen putten om hun jonge medewerkers te helpen. Het zou niet zo mogen zijn dat alleen binnen financieel krachtige groepen promovendi en postdocs geholpen kunnen worden. Deze oproep lijkt aan te sluiten op een afspraak die vakbonden en universiteiten onlangs maakten in het cao-overleg.

Tenslotte wordt er gewaarschuwd voor ‘verkeersopstoppingen’. Die zouden kunnen ontstaan wanneer jonge onderzoekers geen kans krijgen om nieuwe loopbaanstappen te zetten als aanstellingen van andere onderzoekers worden verlengd.

Advertentie