Faculteitsbestuur teruggefloten: geen verplichting extra onderwijstijd promovendi
Door de onderwijstijd van aio’s te verruimen van 10 naar 20 procent en de aanstelling te verlengen van vier naar vierenhalf jaar, dacht het faculteitsbestuur een aantal vliegen in één klap te kunnen slaan.
In de eerste plaats zou ervaring met doceren de kansen van promovendi op een baan binnen maar ook buiten de universiteit vergroten. Aio’s maar ook supervisors dringen er al lange tijd op aan om promovendi breder op te leiden dan nu gebeurt. Lang niet alle promovendi komen immers terecht in het academische onderzoek.
De maatregel paste daarnaast mooi bij het nieuwe universitaire beleid voor Erkennen & Waarderen. Dat gaat ervanuit dat onderwijs geven binnen de universiteit niet langer ondergeschikt mag zijn aan onderzoek doen.
En, ten slotte, had de faculteit minder tijdelijke docenten hoeven aan te stellen wanneer promovendi meer onderwijs zouden geven. Daarmee zouden de streefcijfers voor het verminderen van flexcontracten eerder in zicht zijn gekomen. Een aantrekkelijk neveneffect, maar geen doel op zich, aldus decaan Marcel van Aken.
Vorige maand moest Van Aken echter constateren dat zijn bestuur “wat te enthousiast was geweest en iets te hard had gelopen”. Diverse geledingen binnen de faculteit, niet in de laatste plaats de promovendi zelf, verzetten zich tegen het besluit. Dat gaat daarom voorlopig in de ijskast. Wat ging er fout?
Verkeerd ingeschat
Allereerst voelden diverse hoogleraren zich niet of niet voldoende gehoord. Zo was er onvrede over de manier waarop het besluit van het bestuur tot stond was gekomen bij de Board of Studies met daarin directeuren en coördinatoren van de aio-opleidingen. Zij waren verbaasd omdat het facultaire besluit op sommige onderdelen niet zou stroken met wat eerder besproken was. De Board of Research met daarin directeuren en coördinatoren van de onderzoeksprogramma’s was in het geheel gepasseerd en maakte eveneens bezwaar.
De verontruste geluiden werden al snel opgepikt door de faculteitsraad waarna het faculteitsbestuur aankondigde met een aangepast voorstel te komen. Maar toen ook het nieuwe bestuur van de PhD-council zich met een aantal zorgen meldde, besloten Van Aken en zijn collega’s het gehele onderwerp voorlopig maar in de wacht te zetten.
Hoewel de decaan nog steeds vindt dat hij de onderzoeksdirecteuren niet per se had moeten raadplegen (“voor het onderzoek verandert er feitelijk niets”) en stelt dat hij met een vorig bestuur van de PhD-council overeenstemming dacht bereikt te hebben, ziet hij in dat hij “terug naar de tekentafel moet”. “We waren in de veronderstelling voldoende feedback te hebben opgevraagd, maar dat hebben we verkeerd ingeschat.”
Versnipperde taken
“Zo’n verruiming van de onderwijstijd kan het onderzoek van promovendi wel degelijk beïnvloeden”, zo geeft hoogleraar Biopsychologie en Psychofarmacologie Leon Kenemans uiting aan zijn verbazing over het feit dat de Board of Research niet geraadpleegd werd. “Er is bijvoorbeeld een risico dat de taken van promovendi te versnipperd raken.”
Kenemans benadrukt geen bezwaar te hebben tegen voorstellen om de mogelijkheden voor promovendi om onderwijs te vergroten, maar is het niet eens met een “one-size-fits-all”-verplichting om meer onderwijs te geven.
“Er moet flexibiliteit en keuzevrijheid blijven. Voor sommige promovendi is meer onderwijs geven een interessante optie, anderen willen zich helemaal op hun onderzoek storten. Dat moet mogelijk blijven. Net zoals er ook promovendi zijn die zich op andere vlakken verder willen ontplooien, bijvoorbeeld als klinisch behandelaar. Ook daar moet ruimte voor zijn.”
De hoogleraar had bovendien begrepen dat de verplichte onderwijsuren ook in vacatureteksten vermeld zou gaan worden: “Dan loop je het risico dat posities voor sommige talentvolle onderzoekers onaantrekkelijk worden en wordt ook de kwaliteit van je onderzoek geraakt.”
Niet voor iedereen aantrekkelijk
Ook Anne Marieke Doornweerd, vicevoorzitter van de PhD Council van Sociale Wetenschappen, zegt dat vooral de verplichting voor alle aio’s om meer onderwijs te geven problematisch was. Volgens haar was die in eerdere gesprekken met de promovendi-vertegenwoordiging ook niet aan de orde geweest.
“Het is natuurlijk fijn als promovendi extra tijd kunnen krijgen om onderwijs te geven, maar het faculteitsbestuur leek te zijn vergeten dat er ook groepen zijn die hier helemaal geen behoefte aan hebben. Voor veel parttime promovendi of internationale promovendi is zoiets veel minder aantrekkelijk dan voor andere aio’s.”
Daarnaast wijst Doornweerd erop dat promovendi nu vaak al meer tijd kwijt zijn aan onderwijstaken dan de 10 procent van hun aanstelling die ze er formeel aan zouden moeten besteden. “Bij 20 procent zou dat probleem alleen maar groter kunnen worden. We betwijfelden of daar voldoende aandacht voor was.”
Ten slotte zouden promovendi in de opzet van het faculteitsbestuur onderwijstaken gaan vervullen die anders door junior-docenten zouden worden verricht. En junior-docenten verdienen meer dan promovendi. “Die mindere beloning is op zich niet het grootste probleem, maar dan verwacht je dat dat gecompenseerd zou worden door meer begeleiding of training. Daarvan zagen we te weinig terug in de plannen die er lagen.”
Behoefte aan maatwerk
Binnen de faculteit bestaat niet zozeer weerstand tegen de gedachte achter het voorstel van het faculteitsbestuur, concludeert raadslid Martijn Mulder. “De idee dat promovendi kunnen profiteren van ruimere onderwijservaring wordt alom onderschreven, en iedereen snapt ook dat dit past binnen het nieuwe Erkennen & Waarderen. Niemand is daar tegen. Maar niet álle promovendi hebben daar baat bij en soms kan het gewoon niet. Er is behoefte aan maatwerk.”
Gevraagd naar de reden voor het verplichtende karakter van het oorspronkelijke facultaire besluit, zegt decaan Van Aken: “We wilden er als bestuur ook een beetje aan trekken, maatwerk kan iets conservatiefs hebben. Dan is het risico dat niemand zich geroepen voelt om een stap te zetten.”
Volgens Mulder kunnen bestuurders die prikkel ook geven door hoogleraren in hun beoordelingsgesprekken specifiek te vragen naar hun inspanningen om promovendi meer onderwijs te laten geven.
Mulder is blij dat het faculteitsbestuur naar de kritiek heeft willen luisteren. Het is nog onbekend wat er nu precies gaat gebeuren. Decaan Van Aken wil eerst opnieuw in gesprek met aio’s en hoogleraren. “Daarna gaan we opnieuw bekijken of en zo ja hoe we hiermee verder gaan.”