Universiteiten in gesprek met ministerie
‘Geef startersbeurzen liever aan groepen wetenschappers’
Om wetenschappers in het begin van hun loopbaan minder afhankelijk te maken van de competitieve beurzen van onderzoeksfinancier NWO, stelt minister Dijkgraaf de komende jaren 156 miljoen euro aan startersbeurzen beschikbaar die de universiteiten zelf mogen toekennen. Het gaat om beurzen van elk 300.000 euro voor jonge universitair docenten die een vast contract krijgen.
Kritiek
De Jonge Akademie, het genootschap van relatief jonge topwetenschappers, liet in juni weten blij te zijn met de extra investeringen, maar vroeg zich wel af hoe de universiteiten die startersbeurzen gaan verdelen. “Een nieuwe competitie, met bijbehorende werkdruk, is in dat geval onvermijdelijk”, schreven de leden.
Daar had voorzitter Marcel Levi van onderzoekfinancier NWO al eerder voor gewaarschuwd en ook de Tweede Kamer had eind juni nog wel wat vragen. “Hoeven onderzoekers dan echt wel minder hard met elkaar te concurreren?”, wilde bijvoorbeeld GroenLinks van minister Dijkgraaf weten.
Protestbeweging WOinActie stelde bij monde van de Utrechtse hoogleraar Ingrid Robeyns voor om de beurzen over alle wetenschappers te verdelen. Zij kunnen dan samen kijken wat ze ermee doen, bijvoorbeeld met zijn vieren een nieuwe universitair docent aannemen.
Erkennen en waarderen
Bijna een half jaar later weten sommige universiteiten nog altijd niet precies hoe ze het geld gaan verdelen. De faculteit archeologie van de Universiteit Leiden is er al uit. Die wil de beurzen gaan toekennen aan groepen wetenschappers, blijkt uit een artikel van universiteitsblad Mare. “Dat is niet wat minister Dijkgraaf wil, maar de universiteiten zelf willen het wel”, zei directeur bedrijfsvoering Jan Pronk in de vergadering van de faculteitsraad.
Ook het bestuur van de Universiteit Leiden zou het voornemen steunen. “Het past perfect in het idee van ‘erkennen en waarderen’, dat verder kijkt dan het aantal individuele publicaties maar onderzoek meer beschouwt als een teamprestatie”, aldus Pronk in Mare.
Overleg
Volgens universiteitenvereniging UNL klopt het dat er nog meer universiteiten zijn die de startersbeurs anders willen vormgeven. “De situatie kan per faculteit verschillen, dus zouden wij graag zien dat universiteiten de ruimte krijgen om daarop in te spelen”, schrijft de woordvoerder. “Om te kijken wat er mogelijk is” vinden er gesprekken plaats met het ministerie over de precieze interpretatie van het in juli gesloten bestuursakkoord.
Het ministerie bevestigt dat er overleg is over de startersbeurzen en wil nu nog niet reageren. Het bestuur van de Universiteit Utrecht maakt waarschijnlijk later deze week bekend hoe de middelen in Utrecht verdeeld worden over de faculteiten en op welke manier faculteiten de beurzen kunnen gaan inzetten.