Kritische vragen over samenwerking van UU met onderzoeksinstituut Nioz

Aan boord van onderzoeksschip RV Pelagia van het Nioz in juni 2018, foto Nina Fieten

Er was zo’n zes jaar geleden veel te doen over de aangekondigde samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, het Nioz. Het NWO-instituut verkeerde in zwaar weer en stond aan de vooravond van een reorganisatie. De UU wilde graag in zee met het instituut dat in Texel en Yerseke zit. “We wilden een wereldspeler worden op het gebied van maritiem- en klimaatonderzoek en door de samenwerking met het Nioz is dat gelukt”, licht collegevoorzitter Anton Pijpers toe tijdens de vergadering met de Universiteitsraad. “In de samenwerking heeft de Universiteit Utrecht bovenmatig geprofiteerd van de samenwerking”, voegt rector Henk Kummeling toe.

In 2016 trokken de voorgangers van Pijpers en Kummeling 24 miljoen euro uit voor de samenwerking met het Nioz. Het bedrag zou uitgesmeerd worden over tien jaar: per jaar maakt de universiteit 2,4 miljoen over. Nu, vijf jaar en 12 miljoen later, heeft de universiteit de samenwerking grondig laten evalueren. Behalve het positieve nieuws dat zowel het onderzoek en onderwijs veel baat bij de samenwerking hebben, is er ook kritiek. “We moeten hier en daar wat bijpunten”, noemt het College van Bestuur dat.

De leden van de Universiteitsraad kijken net even anders naar de evaluatie. Job van den Broek van de Vrije Student vuurt namens de raad zeer kritische vragen op het tweetal af. “Er ligt nog 2,2 miljoen van ons geld op de plank bij het Nioz. Daar had de universiteit hier in Utrecht toch mooie dingen van kunnen doen.” Ook het feit dat promovendi van het Nioz die hun promotor op een andere universiteit dan de UU hadden, is een doorn in het oog. “Die zijn betaald van ons geld, terwijl de promotiepremie naar die andere universiteit ging.” Het feit dat in Texel en Yerseke naar het schijnt ‘zomaar’ een aantal promovendi kan worden aangenomen, terwijl Utrechtse onderzoekers daar veel meer moeite voor moeten doen, zorgt in Utrecht voor scheve ogen, valt Syl Blad van de personeelsgeleding Vlam haar studentcollega bij. De raadsleden vinden het ook vreemd dat niet eerder ingegrepen is. Was het niet al duidelijk dat er ruimte voor verbetering is?, wil Van den Broek weten.

Promotiepremie
De collegeleden hebben duidelijk wat moeite met de in hun ogen negatieve insteek van de raadsvragen. Ze weerspreken dat de universiteit onverstandig met haar geld is omgegaan. “Zo hebben we in het eerste jaar het geld vertraagd overgemaakt in verband met de reorganisatie, omdat die niet van ons geld betaald mocht worden”, zegt Pijpers. Daarnaast is het niet vreemd dat per jaar niet het volledige bedrag van 2,4 miljoen uitgegeven wordt. Dat heeft te maken met bijvoorbeeld kosten voor personeel dat nog moet worden aangenomen, of met geld dat is gereserveerd voor een langer lopend project. “Wij bankieren bij het ministerie van Financiën en krijgen bijvoorbeeld geen rente over onze tegoeden of dergelijke. We hebben geen inkomsten laten liggen door jaarlijks 2,4 miljoen aan het Nioz over te maken”, zegt Pijpers.

Dat promovendi van andere universiteiten betaald zijn door Utrechts geld, is conform de afspraken, zegt Kummeling. “We stellen middelen ter beschikking voor de versterking van het onderzoek. Hoe ze dit doen is aan het Nioz. Zij zoeken een promovendus die het beste past bij wat ze nodig hebben. Als daar dan een hoogleraar bij hoort van een andere universiteit dan is dat zo.” Pijpers vult aan: “Het onderzoek is ook waardevol voor ons en al het onderzoek komt op de publicatielijst van de UU. We wilden een wereldspeler worden en dat is gelukt.”

Dat afspraken niet eerder zijn veranderd, komt niet omdat er niet geëvalueerd is. De collegeleden zeggen dat er jaarlijks gesprekken over de samenwerking zijn, maar dat het nu - halverwege de termijn - tijd was voor een grondige evaluatie. De jaarlijkse gesprekken leverden geen reden tot zorg op. "Het Nioz heeft zich aan de afspraken gehouden."

Het 'bijpunten' van afspraken
In oktober en november 2019 hebben oud-decanen Piet Hoekstra van Geowetenschappen en Gerrit van Meer van Bètawetenschappen de samenwerking grondig geëvalueerd en de evaluatie voorzien van adviezen voor de toekomst. Deze zijn in november met het Nioz besproken.  

Uit de evaluatie komt naar voren dat de samenwerking de Universiteit Utrecht veel heeft gebracht. Dit gaat bijvoorbeeld over de uitbreiding van de wetenschappelijke staf met onder meer deeltijd- en bijzonder hoogleraren, postdocs een groot aantal promovendi bij het Nioz dat promoveert bij de UU. Maar ook om ‘state-of-the-art' faciliteiten en veel gezamenlijke publicaties. Op het gebied van onderwijs is de master Marine Sciences opgezet en kunnen UU-studenten stage lopen bij het Nioz. Door de samenwerking is de zichtbaarheid van het Utrechtse marine onderzoek versterkt.

De evaluatiecommissie noemt ook zaken die voor verbetering vatbaar zijn. Zo zouden er meer wetenschappelijke programma’s ontwikkeld moeten worden die aansluiten bij de strategische agenda van de UU en het Nioz. Hierbij zouden ook de onderzoekers van bijvoorbeeld de faculteiten Rebo en Diergeneeskunde kunnen aansluiten.

Ook moeten er meer duidelijke afspraken komen over de besteding van het UU-geld. Zo kan voorkomen worden dat - zoals tot nog toe het geval was - promovendi worden begeleid door een promotor van een andere universiteit die dus ook de promotiepremie kreeg. Het Nioz mag blijven samenwerken met andere universiteiten dan de UU, maar dan moeten die ook financieel bijdragen aan het Nioz. Tot nog toe kwam elke publicatie sinds 2016 ook op naam van de Universiteit Utrecht te staan. Ook als daar geen Utrechtse wetenschappers aan hebben deelgenomen. Daar was het Nioz niet onverdeeld gelukkig mee en die regel zou volgens de evaluatiecommissie ook afgeschaft moeten worden.

De raad hoopt dat deze kritiekpunten goed worden opgepakt. Een stuurgroep aangevoerd door de decanen van Geo- en Bètawetenschappen, gaat een programma voor de komende jaren uitwerken voor de samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en het Nioz.

 

Advertentie