Medezeggenschap in hoger onderwijs kan beter, maar hoe?
Studenten en personeelsleden kunnen in de medezeggenschapsraad meebeslissen over het beleid van hun onderwijsinstelling. Mensen die elke dag te maken hebben met het onderwijs, moeten ook inspraak hebben, is het idee.
Maar hoewel minister Van Engelshoven concludeert dat het “over het algemeen goed gaat met de medezeggenschap”, komen er best een aantal verbeterpunten naar voren uit een recente evaluatie van onderzoeksbureau Berenschot. Ze informeerde de Kamer er in september over, maar krijgt vragen terug van de VVD, D66, PvdA, GroenLinks en de SGP.
Weinig interesse
Punt van zorg is bijvoorbeeld het gebrek aan interesse van studenten voor de medezeggenschap. En dat is geen nieuw probleem: in 2017 bleek uit onderzoek van ResearchNed dat 67 procent van de hbo-studenten geen idee heeft hoe de medezeggenschap is geregeld. De afgelopen jaren stellen steeds minder studenten zich kandidaat voor de medezeggenschap. Er moet volgens onderwijsminister Van Engelshoven daarom meer aandacht komen voor het interesseren en werven van mensen.
Maar op welke manier gaat de minister de animo concreet verbeteren, wil de VVD weten. En heeft het ministerie ook onderzoek gedaan naar de achterliggende reden van de gebrekkige interesse, vraagt D66. Kan het komen door een te lage vergoeding voor het werk in de raad?
Vergoeding
De minister heeft een paar weken om te antwoorden, maar twee studentenorganisaties geven alvast een schot voor de boeg. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) brengt elke twee jaar in kaart hoe het ervoor staat met de medezeggenschap. Vorig jaar bleek dat de vergoeding voor studentleden sterk verschilt per instelling. Die loopt uiteen van 100 tot 740 euro per maand. Ook krijgen leden niet hetzelfde aantal uren uitbetaald.
Meer uren en meer geld beschikbaar stellen, kan volgens het ISO voor meer betrokken studenten zorgen. “Iemand die er fulltime mee bezig is, is ook zichtbaarder voor medestudenten”, zegt ISO-voorzitter Lisanne de Roos.
Inderdaad, het geld doet ertoe, denkt ook Benjamin Velge van de stichting Hbo Medezeggenschap. Het zou volgens hem goed zijn als de vergoeding op alle instellingen gestandaardiseerd wordt. Maar staar je er ook niet blind op, zegt hij. “Je hebt ook hogescholen waar de vergoeding hoog is, maar de animo laag.”
Hij denkt dat enthousiasmeren beter werkt. “Sommige hogescholen hebben bijvoorbeeld een Instagram-account opgericht voor de medezeggenschap, terwijl er op andere plekken veel minder gebeurt”, zegt hij. Lisanne de Roos van het ISO vindt dat ook belangrijk, maar denkt toch dat het begint bij een goede vergoeding: “Als je die op orde hebt, heeft de raad de ruimte en uren om mensen te enthousiasmeren.”
Gebrek aan kennis
Een ander terugkerend thema is het gebrek aan kennis bij medezeggenschapsraden. “Het is typisch zo’n probleem van de lange adem”, zegt De Roos. Hoe lees je een begroting, wat zijn je rechten en plichten; het zijn allemaal zaken die je moet leren als je aan de medezeggenschap begint. “Pas aan het einde van je termijn van één of twee jaar zit, weet je een beetje hoe het werkt. Intussen heb zit je ervaren bestuurders tegenover je zitten”, legt Velge het probleem uit.
De ondersteuning van de medezeggenschap verschilt nu nog te veel tussen instellingen, vindt De Roos. “We willen een duidelijke richtlijn voor een goede facilitering van de medezeggenschap: over de hoogte van de vergoeding, over het aantal uren én de training die nodig is.”
Ook in de Kamer zijn er zorgen. Wie ziet er bijvoorbeeld op toe dat de medezeggenschap voldoende ondersteuning krijgt, wil GroenLinks van de minister weten. In haar brief legde zij de bal voorlopig bij de instellingen: “Ik wijs onderwijsbestuurders op hun rol en wettelijke verantwoordelijkheid in de ondersteuning van de medezeggenschap.”
Van een demissionair minister zijn er misschien geen grote veranderingen meer te verwachten, maar gezien de vele vragen uit de Kamer komt het onderwerp ongetwijfeld weer ter tafel als er een nieuw kabinet zit.