Miljoenen voor wetenschapscommunicatie: 'Het is belangrijk om te laten zien wat wetenschappers precies doen'
In de academische wereld is iets aan het verschuiven. Wetenschappers hoeven niet allemaal in toptijdschriften te staan, is de nieuwe opvatting. Onder de vlag ‘erkennen en waarderen’ komt er meer aandacht voor andere taken, zoals onderwijs en wetenschapscommunicatie.
Dus gaan er ook budgetten verschuiven. Onderzoeksfinancier NWO en wetenschapsgenootschap KNAW hebben allebei 1 miljoen euro in kas voor wetenschapscommunicatie: het verspreiden van kennis onder het brede publiek.
Bij NWO moeten wetenschappers – zoals altijd – een goed voorstel indienen. De financier maakt de eerste winnaars eind deze maand bekend. Opvallend: NWO wil het effect van zulke wetenschapscommunicatie gaan meten en laat twee experts daartoe een toolbox ontwikkelen.
Experts
Een van die experts is de Utrechtse sociaalpsycholoog Madelijn Strick. Want je kunt goede ideeën hebben om de buitenwacht te bereiken, maar is bereik hetzelfde als impact? En hoe kun je dat vaststellen?
Strick doet daar al jaren onderzoek naar. “Wetenschapscommunicatie is eigenlijk geen goed woord”, zegt ze. “Dat doet denken aan lezingen, rondleidingen en interviews op de radio, waarbij je maar hoopt dat er iets bij het publiek blijft hangen. Het moet verder gaan. Het is belangrijk dat mensen betrokken raken.”
Public engagement is volgens haar een betere term. “Als je met mensen in gesprek raakt, maakt dat je onderzoek beter”, zegt ze. “Je verspreidt niet alleen je eigen kennis, maar je haalt ook ideeën op. Je merkt of je onderzoek iets bij mensen losmaakt en waar de gevoelige onderwerpen liggen.”
Hokjesdenken
Als voorbeeld geeft ze een film over hokjesdenken die ze in Utrecht heeft gemaakt met verschillende bevolkingsgroepen: bij vragen als ‘wie van jullie is verliefd?’ of ‘wie is weleens geweigerd bij de ingang van een club?’ blijken ze meer met elkaar gemeen te hebben dan ze vooraf dachten. Het zorgt voor een andere blik op de medemensen. “Dan doe je meer dan alleen opvattingen bestuderen.”
Maar je hebt ook nog steeds het klassieke type wetenschapscommunicatie door enthousiastelingen die over de spannende ontdekkingstocht van de wetenschap vertellen. Dat zijn mensen door wie je zin krijgt om wetenschapper te worden.
Zo iemand is de Groningse hoogleraar chemie Marleen Kamperman, die onderzoek doet naar sterke materialen. Ze vertelt schoolkinderen hoe sterk de draad van een spin is, en wat een prachtig raadsel dat materiaal is: het is heel even vloeibaar en opeens is het dun en sterk.
Gekko’s
Zij zou in aanmerking kunnen komen voor het nieuwe KNAW-fonds, waarvoor de aanmeldingen tot half januari open staan. Het zit anders in elkaar dan de call van NWO: alleen decanen kunnen het geld aanvragen, en alleen voor groepen van minimaal drie onderzoekers. Belangrijke voorwaarde: ze moeten er al mee bezig zijn.
Zoals Kamperman dus. “Ik vind het gewoon heel leuk om aan scholieren over mijn werk te vertellen. Ik ben erin gerold. Ik heb een tijd in Wageningen gewerkt en daar hadden ze een wetenschapsknooppunt om wetenschappers naar scholen te sturen. Ik merkte dat ik er energie van kreeg, ik raakte er heel gemotiveerd voor. Ik vertel scholieren bijvoorbeeld over gekko’s die over het plafond kunnen lopen: hoe doen ze dat?” Ze is er al gauw een tiende van haar tijd aan kwijt, schat ze. “Maar zo voelt het niet.”
Over die scholieren praat ze graag, maar ze zoekt ook anderen op. “Als wij aan een lijm werken voor natte weefsels, dan kan dat misschien worden toegepast in de chirurgie. Dan is het wel handig als je tijdig chirurgen bij je onderzoek betrekt.”
Advies
Er is één type ‘wetenschapscommunicatie’ dat van oudsher veel impact heeft op de samenleving: onderzoek en advieswerk in opdracht van de overheid of het bedrijfsleven. Dat valt natuurlijk niet onder deze twee subsidies, maar neem alleen al het beleid in de coronacrisis: het kabinet beroept zich steeds op een kring van deskundigen, die dus hun kennis aan ‘leken’ moeten overdragen.
Het is niet vreemd dat overheid en bedrijfsleven weleens te rade gaan bij wetenschappers, maar soms lijkt het een manier om het eigen standpunt te legitimeren: kijk dan, wetenschappers geven ons gelijk! Geen wonder dat er in zulke gevallen ook kritiek klinkt. Hoe neutraal (of beïnvloedbaar) zijn adviserende en ingehuurde wetenschappers? Laten zij zich niet voor het karretje van politici en ondernemers spannen?
Grijs gebied
Over dat grijze gebied moeten wetenschappers inderdaad nadenken, zegt Strick. “Maar ik heb makkelijk praten, want ik schrijf geen beleidsadviezen”, zegt ze. “Mijn tak van sport is niet zo politiek gekleurd. Ik schrijf over gezonder leven en gelukkig worden… daar valt weinig op af te dingen.”
Ook Kamperman erkent dat wetenschapscommunicatie meer is dan alleen het feest van kennisverspreiding. Als wetenschap invloed heeft, moet je nadenken over de vraag naar welke kant die de wereld duwt. In sommige disciplines spelen allerlei ethische vraagstukken – en om daarover te praten, heb je volgens haar ook buitenstaanders nodig.
Dat is juist waar wetenschapscommunicatie (en in het verlengde daarvan open science) een grote rol spelen, zeggen ze beiden. Kamperman: “Het is belangrijk om de samenleving te laten zien wat wetenschappers precies doen.”