Nationale Ombudsman: ‘Toevoegen UU-student als co-auteur terecht’

Afbeelding van de nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit voor Nederlandse wetenschap uit 2018

Een student had een behoorlijke bijdrage geleverd aan een onderzoek dat leidde tot publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. Alleen stond de student niet vermeld als co-auteur. Hij stapte in 2015 naar het College van Bestuur omdat hij dat een schending vond van de wetenschappelijke integriteit. Het universiteitsbestuur verwierp de klacht omdat de kwalificatie ‘schending van de wetenschappelijk integriteit’ naar zijn mening veel te ver ging. Wel werd de betrokken wetenschappers het advies gegeven een oplossing te zoeken die meer recht deed aan de bijdrage van de student. 

De student was niet tevreden over dit oordeel en klopte aan bij het Landelijk Orgaan voor de Wetenschappelijk Integriteit (Lowi). Dit vond ook niet dat er sprake was van schending van de wetenschappelijke integriteit, maar kwam wel tot de conclusie dat de bijdrage van de student vermelding als co-auteur rechtvaardigde. Het College van Bestuur nam het Lowi-advies over en deed een dringend beroep op de twee hoogleraren het artikel te rectificeren en de student als co-auteur te vermelden.

Het bijzondere in deze zaak, die speelt in de bètafaculteit, is dat de eerste auteur helemaal niet gehoord is. De man die het artikel schreef als hoofdstuk van zijn proefschrift, was voor het bestuur van de universiteit geen aanspreekpunt. Dat waren de hoogleraren die als co-auteurs bij het artikel vermeld stonden en als begeleiders van de promovendus als de verantwoordelijken werden gezien.

De eerste auteur vond dat vreemd. Hij was het niet eens met de toevoeging van de student als co-auteur en meende dat hij als hoofdauteur betrokken had moeten worden bij het onderzoek. Om die reden stapte hij naar de Nationale Ombudsman.

De Nationale Ombudsman geeft hem nu gelijk waar het gaat om het betrokken worden en het geïnformeerd worden over het onderzoek naar de klacht van de student. “De auteur heeft een specifiek belang en het negeren daarvan is in strijd met het beginsel van fair play”.

Maar de ombudsman heeft ook de case zelf bekeken. In zijn oordeel daarover zegt hij dat het Utrechtse College van Bestuur juist heeft gehandeld met de manier waarop zij na het Lowi-advies heeft aangedrongen op correctie van het artikel. 

Advertentie