Nederland discrimineert Iraanse wetenschappers
Universiteiten mogen studenten en wetenschappers niet langer weigeren omdat ze uit Iran komen. De Nederlandse regeling is discriminerend, oordeelde de Hoge Raad vandaag.
Iran mag geen atoombom ontwikkelen, vinden de Verenigde Naties. In december 2006 namen zij daarom een resolutie aan: alle landen moeten voorkomen dat Iraniërs erachter komen hoe atoombommen gebouwd worden.
Na deze resolutie maakte Nederland een eigen richtlijn. Als studenten of wetenschappers met een Iraanse achtergrond bepaalde technische of natuurwetenschappelijke masteropleidingen willen volgen, dan moeten ze eerst een ontheffing aanvragen bij het ministerie van OCW.
Een student, een promovendus en een hoogleraar verzetten zich tegen de verdachtmaking van academici van Iraanse afkomst en daagden de staat in 2009 voor de rechter. Ze wonen en werken alle drie in Nederland en hebben ook de Iraanse nationaliteit – die overigens niet opgezegd kan worden.
Het ‘actiecomité Iraanse Studenten’ werd in het gelijk gesteld, omdat de regeling volgens de rechtbank discriminerend is en de klagers te zeer belemmerd worden in hun carrière.
Toenmalig PvdA-minister Plasterk zag in die uitspraak geen reden om het besluit terug te draaien. “Er is niet één Iraanse student die zich heeft gemeld voor opleidingen waarin met nucleaire kennis wordt gewerkt”, zei hij en ging in hoger beroep. Ook toen gaf de rechter het actiecomité gelijk.
Plasterks opvolger Van Bijsterveldt zei na het hoger beroep dat de uitspraak alleen gold voor de drie academici uit het actiecomité. Alle andere Iraniërs zouden gewoon onder de Nederlandse regeling blijven vallen. Hun advocaat Jelle Klaas noemde dat standpunt in 2010 een ‘gotspe’.
De staat probeerde nog één keer zijn gelijk te halen, dit keer bij de Hoge Raad, de hoogste Nederlandse rechter. Maar die oordeelde vandaag dat de richtlijn inderdaad in strijd is met het discriminatieverbod in het Europees verdrag van de rechten van de mens. Nederland kan de resolutie ook zodanig uitvoeren dat er geen onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit, aldus de raad. Dat hebben andere landen immers ook gedaan.