Veel weggestuurde studenten gaan zelfde studie elders doen
Ook geschikte studenten krijgen weleens een negatief bsa
In hun eerste studiejaar moeten studenten aan de meeste opleidingen een bepaald aantal studiepunten behalen, anders moeten ze vertrekken. De grens ligt vaak rond de 42 punten, maar er zijn ook opleidingen die 60 punten eisen. In Utrecht is de norm 45 studiepunten.
Maar doet het bsa wat het moet doen? Pikt het de juiste (ongeschikte) studenten eruit en gaan zij inderdaad een andere studierichting volgen? Nee, schrijft onderzoeker Melvin Vooren van de Vrije Universiteit samen met drie collega’s in economenblad ESB. De meeste weggestuurde studenten gaan bij een andere onderwijsinstelling dezelfde studie doen.
Niet ongeschikt
Bovendien blijken de weggestuurde studenten helemaal niet per se ongeschikt. Dat konden de onderzoekers dankzij de coronacrisis onderzoeken. Tijdens de pandemie werden namelijk de bsa-regels tijdelijk opgeschort en mocht iedereen door naar het tweede jaar. Studenten die normaal weggestuurd werden, halen nu alsnog hun diploma’s.
De onderzoekers keken naar studenten van de Vrije Universiteit. Vooral eerstejaars die destijds minimaal dertig punten haalden (maar minder dan 42), blijken het alsnog prima te doen. Dat is dus de groep die eigenlijk weggestuurd zou zijn. Uiteindelijk behaalt meer dan tachtig procent het bachelordiploma. Bij eerstejaars met 24 studiepunten of minder is dat zo’n zestig procent. Dat is eigenlijk ook aanzienlijk. Ze doen er langer over, maar veel van deze studenten komen dus over de eindstreep.
Het rondpompen van studenten is zo beschouwd niet efficiënt, menen de onderzoekers, en creëert ‘marktfalen’. Studenten moeten misschien verhuizen, extra collegegeld betalen en de mentale klap overwinnen. Die kosten “lijken zeker buitenproportioneel”.
Zelf afhaken
Dat uit de cijfers blijkt dat relatief veel van de doorzetters alsnog hun opleiding afronden (ook al hadden ze in hun eerste jaar eigenlijk de norm niet gehaald), komt ook doordat anderen uit eigen beweging afhaken. In de coronacrisis gold dat voor ruim driekwart van de groep eerstejaars met weinig punten.
De cijfers van de Vrije Universiteit Amsterdam zijn redelijk vergelijkbaar met die van de Hogeschool Rotterdam. Ook daar stopte tijdens corona driekwart van de bsa-studenten alsnog zelf met de opleiding. En ook daar hebben vooral studenten met dertig punten of meer nog altijd veel kans op een diploma, constateerde het bestuur vorig jaar.
Politiek geen onderwerp
Er is al jarenlang discussie over het bindend studieadvies, ook in het licht van de prestatiedruk en mentale gezondheid van studenten. Tegenstanders van het bsa vinden dat je studenten meer tijd moet geven aan het hoger onderwijs te wennen, als dat nodig is. Met name de universiteiten verzetten zich tegen versoepelingen en willen het bsa als stok achter de deur blijven gebruiken zodat de eerstejaars goed van start gaan.
De vorige minister van Onderwijs, Robbert Dijkgraaf, zocht het midden en opperde een norm van dertig punten in het eerste jaar en dertig in het tweede jaar. De val van het kabinet heeft verhinderd dat hij met een wetsvoorstel kwam. De nieuwe coalitie wil het bsa behouden zoals het is.
Vier hogeschoolstudenten kwamen eerder dit jaar in een onderzoek voor DUB tot de conclusie dat er geen relatie is tussen de hoogte van de bsa-norm van een instelling en het percentage studenten dat binnen vier jaar hun studie afrondt. In Utrecht kreeg in 2022 73 procent van de studenten een positief advies en 5 procent een aangehouden advies. De uitval was zo’n 20 procent.