Positief oordeel voor onderwijs Economie
Het onderwijs van de opleiding Economie krijgt een positieve beoordeling van de visitatiecommissie. De leden zijn zeer te spreken over de opzet van het onderwijs waarbij over de grens van de eigen discipline wordt gekeken. Kritiek heeft de commissie op de scriptiebegeleiding.
Het kenmerk van de Utrecht School of Economics is de vakgebiedoverschrijdende opzet. Iedere student kan vanaf het eerste jaar een zogeheten grote minor volgen bij zes andere Utrechtse opleidingen. Ook mag een student willekeurig vakken kiezen binnen de universiteit. De onderwijsvisitatiecommissie vindt dat studenten goed in het keuzeproces worden begeleid en prijst de multidisciplinaire opzet die zij goed vindt passen in het Utrechtse onderwijsmodel. Ook over het masteraanbod is de commissie tevreden.
Visitatie
De visitatiecommissie was maandag en dinsdag te gast bij het departement Economie van de Rebo-faculteit. De twee dagen werden gebruikt om studenten, docenten, studieadviseurs, leden van examen- en onderwijscommissies en het managementteam te interviewen. Dat deed ze naar aanleiding van een lijvige zelfstudie die Economie had gemaakt over haar onderwijs. Deze studie ging in januari via het College van Bestuur naar de kwaliteitsbeoordelaar NVAO die de studie vervolgens doorsluisde naar de acht leden van de commissie. De commissie gaf gisteren mondeling haar oordeel. Binnenkort krijgt Economie de schriftelijke en meer uitgebreide rapportage. Een accreditatie is een keurmerk dat zegt dat een opleiding voldoet aan de normen voor in dit geval een universitaire economieopleiding.
Wat de commissie zeer bekoort, is de geringe afstand tussen studenten en docenten. “Ze hebben gemakkelijk toegang tot elkaar en raken eenvoudig met elkaar in gesprek over bijvoorbeeld het verbeteren van het curriculum”, zei de voorzitter tijdens de mondelinge toelichting van de voorlopige conclusies van de commissie. Ook het werk van de examencommissie kreeg een pluim.
Onderwijsdirecteur Gerrit Faber is blij met de voorlopige conclusies. “Sinds we met staf en studenten op de International Campus op het voormalige terrein van de Kromhoutkazerne zitten, kunnen zij elkaar op een natuurlijke manier ontmoeten. In de binnenstad zaten we in verschillende gebouwen.”
Ook zeer tevreden is hij met het compliment aan de examencommissie. “Dat betekent dat er oog is voor de kwaliteit van de examens. Elk jaar kijkt de examencommissie of een student die bijvoorbeeld een 7 haalt voor zijn scriptie, voor zijn tentamens ook gemiddeld een 7 staat. Het afgelopen jaar bleken de cijfers in lijn met elkaar te zijn. Als een zesjesstudent bijvoorbeeld een 8 haalt voor zijn scriptie, is er reden om kritisch naar dat resultaat te kijken.”
Kritiekpunten
Maar er zijn ook verbeterpunten. Zo wordt er volgens de commissie niets gedaan met de kritiek die werkgevers en alumni hebben op het curriculum. Maar de meeste aandacht moet volgens de commissie uitgaan naar de eindwerkstukken van de bachelors en de masters. Volgens de leden is de tijd waarin een scriptie gemaakt moet worden te kort en laat de begeleiding te wensen over.
De kritiek op de scriptiebegeleiding trekt Faber zich aan. “De commissie heeft zeer zorgvuldig gekeken of de scripties die zijn beoordeeld met een 6, ook echt een 6 verdienden. Het ging om scripties uit 2010 en 2011. Van de 83 masterscripties waren er een stuk of 8 die met een 6 waren beoordeeld.” Volgens de commissie liet de begeleiding te wensen over.
Dat klopt, zegt Faber, maar sindsdien is de scriptiebegeleiding strakker geregeld. “De scripties die een 6 kregen, waren uit de tijd dat de procedure rondom de begeleiding van scripties nog niet goed op orde was. Het waren vaak studenten die een jaar of zo over hun scriptie deden. Door de nieuwe procedure waarmee we vorig collegejaar zijn begonnen, hopen we het rendement behoorlijk te verbeteren.”
Volgens Faber is de begeleiding nu beter. Er is een zogenoemd intervisiesysteem opgezet wat bestaat uit een aantal bijeenkomsten waarop studenten een onderdeel van hun scriptie moeten afhebben. “In de eerste moeten ze bijvoorbeeld een onderwerp hebben, dan volgt het theoretisch kader en de resultaten en op de laatste bijeenkomst moeten ze een presentatie houden over hun scriptie.” Op die manier worden studenten goed begeleid en zullen ze minder uitlopen. “Maar we wachten het schriftelijke verslag met de definitieve conclusies af. We zullen serieus naar de suggesties kijken zodat we onze procedure nog verder kunnen verbeteren.”
En ook als het gaat over de kritische kanttekeningen van alumni en werkgevers, staat er al een verbetering op stapel, zegt Faber. “We waren al van plan daar meer werk van te maken binnenkort.”