Toch een tweede master voor het gewone collegegeld
Betaal jij voor je UU-master het instellingscollegegeld? En kun je zonder deze master niet het beroep uitoefenen wat je voor ogen hebt? Lees dan even verder, want misschien kun je duizenden euro’s besparen, net als masterstudent Joris Jansen.
De kwestie:
Joris Jansen wilde in september 2012 in Utrecht met zijn master Recht &Onderneming beginnen. Omdat hij al in het bezit is van een mastertitel, zou hem dat 14.400 euro gaan kosten. Hij verzocht de studentendecaan een uitzondering voor hem te maken:.
“Dat verzoek werd afgewezen. Ik heb me toen in Rotterdam ingeschreven voor een vergelijkbare master. Het instellingscollegegeld bedraagt daar 10.000 euro. Nog steeds absurd veel geld, maar wel een stuk minder dan in Utrecht.”
Begin november hoorde hij van een oud-studiegenootje van het Utrecht Law College dat de studentendecaan voor haar wel een uitzondering had gemaakt. Ook zij was al in het bezit van een mastertitel, maar mocht toch tegen het wettelijke tarief van 1771 euro haar tweede master doen. Zij deed een beroep op de hardheidsclausule die in maart 2011 was opgesteld door het College van Bestuur: wie een tweede bachelor-opleiding is gaan doen met als doel een bepaald beroep te gaan uitoefenen waarvoor de mastertitel nodig is, mag de master tegen het wettelijke tarief volgen.
De overwinning:
“Voor mij gold dat ook”, zegt Joris. “Vanaf dag één wist ik al vrij zeker dat ik de advocatuur in wilde.” Opnieuw schreef hij een brief en refereerde dit keer wel aan de hardheidsclausule. Dit keer slaagde hij in zijn opzet. “Ik mag nu in februari beginnen aan de master in Utrecht tegen het wettelijk collegegeldtarief van 1771 euro.”
Joris vermoedt dat er meer masterstudenten zijn zoals hij; studenten die een tweede master volgen en onterecht het instellingscollegegeld betalen. “Daarom wil ik dat dit in de publiciteit komt. Ik denk dat het bestaan van de hardheidsclausule bij veel studenten binnen de universiteit onbekend is. Behalve voor Rechten zijn er meer beroepen waarvoor een mastertitel nodig is.” Te denken valt aan Geneeskunde, Diergeneeskunde of Psychologie.
De regels voor een tweede studie:
De regels voor een tweede bachelor- of masterstudie zijn aangepast sinds het studiejaar 2010-2011. De wet schrijft voor dat wie al een mastertitel of een drs-titel op zak heeft en nog een universitaire opleiding wil gaan doen, hij het instellingscollegegeld moet betalen. Een tweede opleiding op eenzelfde niveau, wordt namelijk niet meer gesubsidieerd door het Rijk. Een universiteit mag zelf de hoogte van het instellingscollegegeld betalen.
De Universiteit Utrecht heeft niet aan alle stapelaars in september 2010 het hoge tarief berekend. Er kwam een overgangsregeling. UU-studenten die in het studiejaar 2010-2011 al bezig waren aan hun tweede bachelor konden niet ineens het jaar daarop worden geconfronteerd met een rekening van meer dan duizenden euro. Deze studenten mochten hun bachelor-opleiding afmaken tegen het wettelijke tarief.
Maar wie afstudeerde en daarna een master wilde gaan doen, moest voor die master wél het hogere tarief betalen. Waarom? Omdat een bachelor-opleiding en een master-opleiding volgens de wet twee verschillende opleidingen zijn.
De Universiteitsraad protesteerde. Ook de zogeheten doorstroomstudenten moesten onder de overgangsregeling gaan vallen. Tenslotte is de master onlosmakelijk onderdeel van een universitaire opleiding. Wie aan een bachelor begint, zal ook de master willen voltooien.
Het College van Bestuur vond dat de Universiteitsraad een punt had. Het college wilde wel een uitzondering maken voor bepaalde studenten en stelde hiervoor de hardheidsclausule op. Studenten van de UU die zonder mastertitel niet het beoogde beroep kunnen uitoefenen waarvoor ze hun bachelor zijn begonnen, kunnen tegen het wettelijke tarief hun tweede mastertitel halen. En zo is Joris in Utrecht aan het hoge instellingscollegegeld ontsnapt.
De universitaire regeling
Anton van den Hoeven van Juridische Zaken zet de puntjes op de i:
Studenten die in of voor 2010-2011 zijn gestart met een tweede opleiding nadat zij de eerste opleiding hebben afgerond, vallen onder een overgangsregeling. Dit houdt in dat je, zolang je ononderbroken ingeschreven blijft staan, voor de nominale opleidingsduur plus 1 jaar, een instellingstarief betaalt dat gelijk is aan het wettelijke tarief. Hierna betaal je het instellingstarief. Aangezien de bacheloropleidingen en masteropleidingen afzonderlijke opleidingen zijn, geldt het overgangsrecht voor ofwel bachelor, ofwel master.
Voor een bepaalde groep bachelorstudenten die in het overgangsrecht vallen, kan - met toepassing van de hardheidsclausule - het overgangsrecht ook verruimd worden tot de master, namelijk als voldaan is aan onderstaande eisen:
0 Het moet gaan om een opleiding die gericht is op een bepaald beroep en waar de student pas na het afronden van de masteropleiding voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die betrokkene moet hebben verworven om toegang te hebben tot dat beroep.
0 De student moet aangeven dat hij de studie is aangevangen om zich zodoende te kwalificeren voor dat beroep.
Studenten die hiervoor in aanmerking willen komen moeten een verzoek indienen bij de studentendecaan.