UU-onderzoek naar tabakssmokkel wordt betaald door tabaksindustrie

Foto DUB Maarten Hartman

Niet iedereen is gecharmeerd van het feit dat hoogleraar Economisch en Europees Strafrecht John Vervaele onderzoek gaat doen naar de handhaving van wetten die illegale tabakshandel moet voorkomen, betaald door sigarettenfabrikant Philip Morris. Je inlaten met een tabaksfabrikant die vele doden op zijn geweten heeft, is fout, zegt een aantal collega’s uit de medische hoek tegen Vervaele. Collega’s van het Willem Pompe instituut feliciteren hem.

“Ik wilde jaren geleden al onderzoek doen naar de wet- en regelgeving om illegale tabakshandel aan te pakken, maar bij overheden, Europa en onderzoeksfinancier NWO kreeg ik hiervoor niet het benodigde bedrag bij elkaar.” Toen hij begin dit jaar zag dat Philip Morris 100 miljoen euro beschikbaar stelde voor de bestrijding van illegale tabakshandel, zag hij zijn kans schoon. Hij diende een aanvraag in, gesteund door het departement Rechtsgeleerdheid en de decaan. Ook het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht werd ingeseind. Na lang beraad en een aanvankelijk negatief oordeel, gaf het CvB toch toestemming, zegt Vervaele. “Vrijheid van wetenschap en het belang voor maatschappij en wetenschap gaf toch de doorslag.”

Het is een niet echt traditionele route die onderzoekers afleggen voor ze een voorstel indienen. “Als er gevaar voor reputatieschade dreigt of wanneer het bijvoorbeeld gaat om onderzoek van twee miljoen of meer, leg je dat hele traject af. Mijn onderzoek gaat nog net geen vier ton kosten, maar ik wilde niet het risico lopen teruggefloten te worden omdat de UU dit een te riskante operatie zou vinden.”

We opereren 100 procent transparant

De aanvankelijke koudwatervrees van het CvB snapt hij. “Roken is ongezond. De UU heeft een faculteit Geneeskunde, een academisch ziekenhuis en veel specialisten op het gebied van kankeronderzoek. Als College van Bestuur moet je een onderzoek gefinancierd door een tabaksfabrikant dan wel kunnen verantwoorden voor de hele instelling.”

Op dat moment was hij er al uit dat hij het onderzoek wilde doen. Na bestudering van de criteria en onderzoek naar de leden van de commissie die de onderzoeksvragen beoordeelde, wist hij dat zijn onderzoek onafhankelijk zou zijn en hij niet “als een hondje aan de leiband hoefde te lopen”. Bovendien is de vrijheid tot publiceren van de onderzoeksresultaten gegarandeerd: “Mijn onderzoek eindigt niet in de bureaula van de sponsor. Het gaat naar overheden en handhavingsinstanties. We opereren 100 procent transparant.”

Onderzoek geeft inzicht in de relatie tussen law in books en law in action

Een onderdeel van zijn dilemma was dat hij met zijn onderzoek Philip Morris mogelijk in de kaart speelt doordat het bedrijf voordeel heeft aan het terugdringen van illegale handel. Maar ook de overheid en de maatschappij hebben er baat bij, zegt hij. “Dat maakt mijn onderzoek maatschappelijk relevant. Door dit onderzoek krijgen we meer kennis over het handhaven van de wet om illegale tabakshandel in Europa tegen te gaan. Het zogeheten law in books versus law in action. Daardoor kunnen we aanbevelingen doen tot verbetering van de wetgeving en de handhaving in Europa.”

Zo’n verbetering frustreert de illegale handel waardoor er minder illegale sigaretten en shag op de markt komen. Daardoor lopen overheden geen belastinggeld meer mis en krijgen minder mensen toegang tot sigaretten, zegt de hoogleraar die zelf nooit heeft gerookt maar sporadisch een sigaar of pijp opsteekt. “De Wereldgezondheidsorganisatie zegt bovendien dat het stoppen van de illegale handel mensenlevens redt.”

Want, zegt hij “alle sigaretten zijn zeer ongezond, maar illegaal geproduceerde sigaretten kunnen bijvoorbeeld nog meer nicotine bevatten. Of bevatten door de niet gecontroleerde productie bacteriën die er niet in zouden moeten zitten. Deze illegale sigaretten zijn bovendien stukken goedkoper omdat allerlei belastingen op legale tabak 70 tot 90 procent van de eindwaarde bepalen. De lage prijs zorgt voor meer consumptie.”

In februari 2018 gaat de professor samen met zijn collega Michele Simonato van het Utrecht Centrum voor Regulering en Handhaving in Europa (Renforce) van start. Hun onderzoek omspant de rechtsgebieden strafrecht, internationaal recht en bestuursrecht en krijgt ook een criminologisch tintje. Zij gaan samenwerken met wetenschappers uit België, Duitsland, Polen, Letland en Italië die de landelijke regelgeving en handhaving bestuderen. “Wat doet bijvoorbeeld de Belgische douane als ze een partij illegale sigaretten onderscheppen? In België kun je die gewoon in de winkel kopen.” Ook gaat hij naar de Verenigde Staten om te kijken hoe de VS de smokkel vanuit Zuid- en Midden-Amerika tegengaat.

Dit wordt mijn eerste opdracht met een private partij, dus ja, alles bij elkaar vind ik het spannend

Vervaele heeft er zin in en vindt het spannend om te beginnen. “We gaan werken met handhavingsinstanties zoals politie en douane die om begrijpelijke redenen redelijk ontoegankelijk zijn. Daarbij moeten we onze onafhankelijkheid bewaren van Philip Morris waar we ook onderzoeksgegevens van nodig hebben. Dit wordt mijn eerste opdracht met een private partij, dus ja, alles bij elkaar vind ik het spannend.”

Bang voor de illegale handelaars wiens inkomsten hij met zijn onderzoek in de toekomst kan frustreren, is hij niet. “Als je in de illegale handel zit, weet je dat je risico’s loopt en dat er een kans op ontdekking bestaat. De douane en de politie zijn voor hen veel gevaarlijker dan ik.”

Hoe ziet de illegale tabakshandel in Europa eruit? John Vervaele legt uit.

Tot 15 jaar terug kocht 10 procent van de consumenten hun rookwaar op de zwarte markt, zegt Vervaele. Daarvan was een vijfde afkomstig van de grote legale producenten. Doordat de Verenigde Staten en de lidstaten van de Europese Unie hierdoor belastinginkomsten misten en omdat de roep om het roken tegen te gaan vanwege de gezondheidsrisico’s, werd de handhaving versterkt. Hiervoor gingen ze samenwerken met de legale fabrikanten, wat niet onomstreden was.

De tabaksindustrie werd gedwongen hun producten te voorzien van een track & trace systeem: elk pakje legaal geproduceerde sigaretten moest naar de fabrikant te herleiden zijn. Doken deze op de zwarte markt op, dan moest de industrie daar een boete over betalen. De fabrikanten hadden er dus baat bij om hun sigaretten niet meer illegaal te verkopen.

Dat heeft geholpen, want nu is nog maar één procent van de sigaretten op de zwarte markt een legaal product. Toch bleek het aanbod op de zwarte markt in Europa te zijn gegroeid tot bijna 15 procent. Waar komen die sloffen vandaan? De legale fabrikanten vragen om een hardere handhaving om de groei van de illegale markt te stoppen. Zij lopen inkomsten mis: sigaretten op de zwarte markt zijn veel goedkoper. Overheden willen de zwarte markt aanpakken, omdat zij inkomsten uit accijnzen mislopen.

Er blijken twee lijnen te lopen naar de zwarte markt. Ten eerste zijn er nieuwe producenten bijgekomen in Europa die bij wijze van spreken in hun schuurtje sigaretten maken. Ook in Nederland. In juni werd een illegaal fabriekje in de Utrechtse wijk Overvecht opgerold, bijvoorbeeld. Van deze sigaretten weet je niet wat er in zit en onder welke omstandigheden deze zijn gemaakt wat een nog groter probleem voor de volksgezondheid kan zijn.

De tweede lijn is terug te volgen naar Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Daar worden sigaretten legaal geproduceerd door staatsbedrijven. Deze  zogeheten cheap whites voldoen echter niet aan de eisen waaraan de grote fabrikanten die de Europese markt bedienen, moeten voldoen en worden daarom de EU binnengesmokkeld.

Wij onderzoeken hoe de regelgeving en handhavingspraktijken in  Nederland, België, Duitsland, Italië, Polen en Letland zijn ingericht om illegale productie, handel en verkoop tegen te gaan. Daarna zoeken we naar een verbetering van de aanpak van illegale tabakshandel. We richten ons daarmee dus én op de illegale producenten in Europa en op smokkelaars die de sigaretten uit Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland op de Europese zwarte markt brengen.

Advertentie