VU-rector wil streefcijfers voor onderzoekers van kleur
Studenten met een migratieachtergrond zien maar weinig rolmodellen aan de universiteit, zei Subramaniam in het webinar. Ook aan zijn eigen universiteit zijn de verhoudingen scheef.
Van het wetenschappelijk personeel aan de VU is acht procent van niet-westerse afkomst, waarvan slechts 1,4 procentpunt tot de ‘tweede generatie’ behoort. Onder studenten heeft maar liefst een op de drie een migratieachtergrond, en 14,5 procentpunt is van de ‘tweede generatie’.
“Dus daar zit een kloof”, stelde Subramaniam vast. Universiteiten zouden beter hun best moeten doen om personeel met een migratieachtergrond te werven, was zijn conclusie, zoals ze ook hun best doen voor vrouwen in de wetenschap.
Actieplan
Om het aantal vrouwelijke hoogleraren te verhogen, hebben de universiteiten de afgelopen tien jaar allerlei streefcijfers gehanteerd. Subramaniam: “Dat heeft geholpen.” Hij wierp zelf de vraag op of er een nationaal actieplan zou moeten komen voor staf met een migratieachtergrond. “Ik zou zeggen: ja.”
Een van de andere sprekers tijdens de Zoom-bijeenkomst van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen was een oud-student van de VU, Mitchell Esajas. Hij is een van de oprichters van The Black Archives en was onder meer betrokken bij de recente demonstraties tegen racisme.
Tijdens zijn studie kwam het koloniale verleden nauwelijks ter sprake en er was ook weinig ruimte voor diversiteit, stelde hij vast. Hij vindt dat de universiteiten moeten ‘dekoloniseren’: ze moeten hun curricula tegen het licht houden om te zien welke perspectieven ze missen en welke veronderstellingen erin schuilen.
Uit de virtuele zaal kwam een vraag over Thierry Baudet, die de universiteiten zou willen ‘zuiveren’. Is dekolonisatie van de universiteit niet hetzelfde, namelijk “het zuiveren van de universiteit op ideologische grondslag om daarmee het wetenschappelijk werk buiten spel te zetten”?
“Punt”
Moderator Judi Mesman leek zich al te generen terwijl ze de vraag voorlas. Esajas antwoordde kalm dat hij het moeilijk vond om een vraag serieus te nemen die dekolonisatie van de universiteit gelijkstelt aan de zuiveringsidealen van een extreemrechtse politicus. “Dus nee, natuurlijk is dat niet hetzelfde. Punt.”
Mesman, dean van het Leiden University College The Hague, vertelde zelf hoe dit soort debatten aan haar college nog heviger zijn dan elders, vanwege de internationale studentenpopulatie die een hechte gemeenschap vormt en interesse heeft in de liberal arts, oftewel de humaniora en de sociale wetenschappen.
Ze stipte een praktisch probleem aan met het ‘dekoloniseren’ van het curriculum. Het is meer dan een paar boeken of artikelen van zwarte auteurs aan de leeslijst toevoegen. Als je nieuwe ideeën aan het curriculum toevoegt, moeten docenten ook de tijd hebben om zich erin te verdiepen, anders kunnen ze er geen goed onderwijs over geven.
Alle sprekers onderstreepten dat bewustwording van het probleem een stap vooruit is, als het daar maar niet bij blijft. Het helpt als mensen op machtige posities zich uitspreken tegen racisme, zei bijvoorbeeld Esajas. Dan durven anderen erin mee te gaan. Er zijn courageous conversations nodig, voegde Subramaniam eraan toe: dappere gesprekken.
Vanzelfsprekend
Die gesprekken vallen niet altijd mee in de academische wereld, weet Mesman. Activistische en geëmotioneerde studenten gebruiken vaak allerlei termen die zijn komen overwaaien uit de VS, zoals ‘institutioneel racisme’ en ‘microagressie’. Die vinden ze heel vanzelfsprekend. “Maar wat zien academici? Onduidelijke definities, conceptuele verwarring…”
Daarom moet je als academicus soms even zwijgen, vond Mesman. We kunnen die termen allemaal bediscussiëren en nuanceren, zoals dat ook hoort aan een universiteit. “Maar het helpt niet op het moment dat studenten en medewerkers vooral gehoord en gezien willen worden.”