Wetsvoorstel tegen nepuniversiteiten toch aanvaard

De Tweede Kamer is akkoord met een wetsvoorstel tegen haatzaaiende onderwijsbestuurders en malafide onderwijsaanbieders. Eerder dreigde minister Bussemaker haar wet nog in de prullenbak te gooien.

Het ging er vorige week onverwachts hard aan toe in de Tweede Kamer. Een ruime politieke meerderheid juichte het toe dat de termen universiteit en hogeschool beschermd zouden worden, zodat er geen misbruik van kan worden gemaakt. Maar een botsing van de minister met coalitiepartij VVD dreigde roet in het eten te gooien.

De minister wil het weer moeilijker maken voor nieuwe onderwijsaanbieders om officieel erkende opleidingen aan te bieden. Net als vroeger moeten ze eerst een hele lichting studenten hebben opgeleid. Het is maar een reparatie van een foutje in de wet, vindt Bussemaker. Maar daar dachten CDA en VVD anders over. Beide partijen vinden het niet eerlijk voor nieuwe onderwijsaanbieders en wilden dat deel van het wetsvoorstel geschrapt zien.

Minister Bussemaker reageerde fel en klaagde dat ze nu soms wel drie jaar moet procederen om malafide particuliere onderwijsinstellingen gesloten te krijgen. Je kunt maar beter streng zijn voor je een nieuw instituut toelaat. Ze zei dat ze haar hele wetsvoorstel zou intrekken als het amendement van VVD en CDA zou worden aangenomen.

Dat wilde niemand, want dan zou er bijvoorbeeld nog steeds geen mogelijkheid zijn om de Islamitische Universiteit Rotterdam op de vingers te tikken. De IUR-rector deed allerlei haatzaaiende uitspraken zonder dat de minister de accreditatie van de opleidingen kon intrekken.

In een brief die ze maandag naar de Kamer stuurde legde ze nogmaals uit hoe ze ertegenaan kijkt. Bovendien beloofde ze dit voorjaar een nadere schriftelijke toelichting geven. Regeringspartij VVD besloot daarop haar amendement in te trekken.

Maar op een ander punt kreeg minister Bussemaker niet haar zin. Een ruime Kamermeerderheid, inclusief haar eigen PvdA, steunde het amendement van de ChristenUnie en het CDA waarin de Evangelische Hogeschool en de Vrije Hogeschool zichzelf hogeschool mogen blijven noemen – ook al zijn dat geen echte hogescholen, maar aanbieders van een vormend tussenjaar.

In het eerste debat over het wetsvoorstel had Bussemaker nog gezegd dat dan maar beter alle uitzonderingen konden verdwijnen, zodat ook de Volksuniversiteit en de Kleuteruniversiteit hun namen zouden moeten aanpassen. Maar daar kreeg ze geen steun voor.

Advertentie