Bij ons op Harv’d (7 en slot)
In de slotaflevering van deze kortlopende serie laat hoogleraar Frans Verstraten zien waarom het onderwijs in Harvard top is. En hij legt uit waarom demonstreren voor langstudeerders overbodig is.
Vooraf, ik heb dit stuk op weg naar huis geschreven en niet op Harvard. Dat wil zeggen: in de trein van Boston naar New York (waar ik een VSS -board meeting had), in het vliegtuig naar Amsterdam (waar ik verdorie weer op die foute stoel in het vliegtuig kwam te zitten, zou KLM revanche willen?) en achter mijn bureau op de 17e van het Van Unnikgebouw.
Het vliegtuig landde pas maandagochtend en ik heb dus vrijdag 21 januari niet mee kunnen demonstreren. Ik had dat overigens zeker gedaan als ik wel in Nederland zou zijn geweest. Jammer dat hoogleraren zich zo hoffelijk moeten gedragen en dus geen impact hebben, want het is natuurlijk bekend dat je in de media enkel aandacht krijgt – en daarmee politiek iets gedaan - als je een Haagse tram uit de rails ramt of Mark Rutte de hofvijver in jonast.
Ik was overigens niet gegaan om aandacht voor de studieverlenging te vragen, maar veel meer voor de kwaliteit van het onderwijs en de waardering daarvan. Mijn laatste bijdrage in deze serie gaat dan ook over onderwijs.
Er zijn van die universiteiten waar iedere student graag naar toe wil. Harvard is er een van. Een toelating garandeert vaak dat je loopbaan in ieder geval goed begint, want veel werkgevers denken dat een dure universiteit ook een garantie is voor goed onderwijs. Het is niet makkelijk om onderwijskwaliteit tussen instellingen te vergelijken. Je hebt ongelooflijk veel universiteiten en colleges in de Verenigde Staten. Zo was ik onlangs in Philadelphia en werd mij verteld dat er in die omgeving wel 80 waren! Hoeveel er in Boston zijn is mij niet bekend, maar het zullen er vast veel meer zijn dan ik ooit dacht.
Ook zijn goede opleidingen vaak het resultaat van een groep mensen met passie en hart voor de zaak en die vind je overal. Toch moet er iets extra zijn waarover beroemde universiteiten als Harvard makkelijker beschikken dan de minder hoog aangeschreven omgevingen. Ik denk dat er drie belangrijke factoren zijn:
Allereerst zijn de wetenschappers nagenoeg allemaal top. Het aannamebeleid is zo selectief dat de beste wetenschappers ook nog geselecteerd kunnen worden op docentvaardigheden. Daarbij zijn die wetenschappers per definitie ambitieus. Ik herinner me een discussie tussen de Harvard-psychologieprofessoren die het storend vonden dat de biologiecursus van hun beroemde collega Stephan Jay Gould nog beter was beoordeeld dan hun cursus. De al hooggewaardeerde psychologiecursus moest volgend jaar dus nog beter ...
Het grootste verschil is volgens mij echter dat de docenten, die allemaal topper zijn in hun eigen vakgebied, de studenten precies kunnen vertellen wat de huidige wetenschappelijke onderwerpen zijn en waarom die zo belangrijk zijn. Lesgeven uit een handboek kunnen velen, maar dat aanvullen met state of the art kennis door mensen die de state of the art definieerden en dat nog steeds doen, maakt een opleiding pas echt top. Daarom zijn (Nederlandse) ideeën om onderwijs en onderzoek te scheiden dom, zeker als het gaat om de meer gespecialiseerde cursussen.
Een tweede factor is de aanwezigheid van veel en goede postdocs. Topuniversiteiten trekken natuurlijk jonge talenten en die zijn inzetbaar als assistent in het onderwijs. Hun kennis is up to date en ze stellen dezelfde hoge eisen aan de studenten die ze aan zichzelf stellen.
De studenten zijn de derde belangrijke factor. Het is natuurlijk zo dat je een grotere kans maakt om op Harvard toegelaten te worden als je hele familie een Harvard-achtergrond heeft en zeker als de familie de universiteit structureel verblijdt met donaties, maar dat alleen is niet genoeg. Je moet ook een goed stel hersens hebben. Selectie is op topuniversiteiten geen vies woord.
De studenten zijn niet alleen slim, ze zijn ook kritisch. Een aspect dat op Harvard minder speelt, maar zeker op veel andere universiteiten is wat ik maar even voor het gemak financieel bewustzijn noem. Studeren is meestal veel duurder dan in Nederland en dat maakt mensen bewust(er). Zeker voor masterstudenten, die soms na hun bachelor een aantal jaren werken om hun vervolgstudie te kunnen betalen. Een studie is kostbaar en het is dus van belang om in een zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk kennis op te doen.
Docenten worden dan ook flink afgerekend als ze niet voldoen of zich te gemakkelijk van hun taak kwijten. Studenten zullen zelfs klagen als ze geen waar voor hun geld krijgen. Willen de studenten in Nederland nog wel eens blij zijn als er klassen uitvallen, ik heb meegemaakt dat studenten in Boston verhaal kwamen halen toen een college niet doorging! Ook is de kwaliteit van de docent vaak een bekend gegeven. Mogen we in Nederland amper iets met namen bij evaluaties uit privacy-overwegingen, in de VS staan ze gewoon in circulaires en zelfs online. Zie bijvoorbeeld www.ratemyprofessors.com. Niet dat dit altijd goed is, maar een beetje openheid waarmee de cursuskeuze voor studenten vergemakkelijkt wordt is prima.
Dit was de laatste bijdrage in mijn ‘bij ons op Harv’d’-serie. Natuurlijk is alles wat ik neerpen de wereld zoals ik die waarneem en daarmee ook maar een mening. Maar hopelijk zet(te) het aan tot nadenken en van denken is nog nooit iemand dommer geworden.
Als laatste alinea dan toch nog een stichtelijk woord. Ik schreef hierboven dat ik niet zou zijn gaan demonstreren voor langstudeerders. Mijn overweging is dat ik denk dat extra-curriculaire activiteiten tijdens je studie goed zijn: goed voor je ontwikkeling, goed voor de (universitaire) gemeenschap en goed voor je cv. Maar ik ben er ook van overtuigd dat de echte topstudenten laten zien dat ze veel en divers werk in weinig tijd kunnen verzetten; dat maakt je speciaal. Voor onvoorziene redenen van vertraging, bijvoorbeeld door ziekte, is altijd een uitzondering te maken. Dat kunnen we als een verstandige universitaire gemeenschap en daarvoor hoef je dus niet naar Den Haag.