Bindend studieadvies is niet de oorzaak van studentenstress
Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, D66) wil het zogeheten bindend studieadvies (bsa) versoepelen. Zij vindt 'de druk die op studenten wordt gelegd' te hoog. En: "We moeten echt voorkomen dat studenten onnodig struikelen.” Als het aan de minister ligt mogen instellingen van studenten in hun eerste jaar daarom niet meer dan veertig van de maximaal zestig studiepunten eisen om te kunnen doorstuderen.
Uit de woorden van de minister blijken allereerst een aantal misverstanden. Maar erger is dat de minister de problemen die er wel degelijk in het hoger onderwijs zijn op een totaal verkeerde manier aanpakt. Het bindend studieadvies is een van de meest succesvolle maatregelen uit de afgelopen decennia om zowel de kwaliteit van het onderwijs te verhogen als de groeiende studentenstromen te beheersen. De maatregel moet er voor zorgen dat studenten in het eerste jaar kunnen bewijzen dat ze op hun plek zitten. Halen ze minder dan het beoogde aantal studiepunten, dan krijgen de studenten het bindende advies om te vertrekken naar een andere studierichting of instelling.
Dit systeem heeft de afgelopen jaren uitstekend gewerkt en geleid tot een significante verhoging van het studiesucces. Natuurlijk, om effectief te zijn zorgt de maatregel er ook voor dat studenten afvallen. Namelijk de studenten die niet kunnen voldoen aan de – vaak betrekkelijk milde – eisen die in het eerste jaar van een universitaire studie aan hen gesteld worden. De minister noemt dat ‘onnodig struikelen’, maar op veruit de meeste universiteiten is er heel veel ruimte om het benodigde aantal punten te halen. In een situatie waarin het hoger onderwijs steunt en kreunt onder een veel te groot aantal studenten, is de maatregel zeer effectief, proportioneel en in het belang van zowel de student als de instelling.
Laag arbeidsethos
Maar wat zegt de minister nu eigenlijk precies? Om te beginnen veronderstelt ze plompverloren dat de druk op studenten te hoog is. Daar is de laatste tijd veel over te doen: in alle sectoren van de samenleving klinken geluiden van te hoge werkdruk; het woord ‘burn-out’ valt te pas en te onpas. Ook binnen de studentengeleding.
De studentenbonden maken al een tijd een punt van het feit dat hun achterban last heeft van grote stress, maar op geen enkele wijze is hier ooit vastgesteld dat de studie daar de belangrijkste factor in is. Sterker, er zijn aanwijzingen dat het aantal uren dat studenten feitelijk studeren nog steeds terugloopt. Vergeleken met hun buitenlandse collega’s studeren Nederlandse studenten weinig, en is het arbeidsethos tamelijk laag. Dat maakt dat in directe competitie buitenlandse studenten vaak gemotiveerder zijn en harder werken dan hun Nederlandse collega’s.
Wel is, zoals overal, het aantal prikkels ook voor studenten enorm, en het aantal bijbaantjes om de gewenste levensstijl inclusief meerdere vakanties in stand te houden, is ook hoog. Het is niet eenvoudig voor jonge mensen om overeind te blijven in al dit geweld en al die verleidingen, maar het is echt onzin dit simpel te koppelen aan stress veroorzaakt door de studie of het bindend studieadvies.
De minister zegt ook dat het bsa nodeloos uitval bevordert: zij noemt dat "onnodig struikelen”. Daar is geen enkel bewijs van, integendeel, het staat intussen vast dat het bindend advies behoorlijk goed werkt. Al kan er natuurlijk een debat gevoerd worden over het benodigde aantal studiepunten: zestig behaalde studiepunten, het maximum, is inderdaad veel, maar universiteiten hebben heel zorgvuldig hun grens gekozen waarbij 45 studiepunten wel zo’n beetje het minimum is om het bsa effectief te maken.
Sweeping statements
Mijn zorg zit echter niet zozeer in de technische uitwerking van de opmerkingen van de minister, maar in haar sweeping statements over een maatregel die goed werkt, en die studenten tracht te weren die niet op de universiteit thuis horen. Dit instrument afzwakken draagt niet bij aan de kwaliteit van het hoger onderwijs.
Mijn zorg gaat echter veel dieper: door haar uitspraken sneeuwt onder waar de minister het wél over zou moeten hebben. Zoals het feit dat het hoger onderwijs bezwijkt onder de grote aantallen studenten en dat de overheid die voortdurende groeiende aantallen niet voldoende financiert: door de groei gaat bij gelijkblijvende middelen de betaling per student voortdurend achteruit. Daar zou de minister het over moeten hebben. Dat is taaie materie, en waarschijnlijk minder populair bij de studentenbonden, maar voor de kwaliteit van het hoger onderwijs oneindig veel belangrijker.
Dit artikel is eerder verschenen in nrc.nl.