Demasqué van onderwijspartij D66

Dinsdag volgde ik vol stijgende verbazing het debat in de Tweede Kamer. De schuld van de tekorten in het hoger onderwijs werd vrolijk door “onderwijspartij” D66 in de schoenen van de universiteiten geschoven. Haar woordvoerder Onderwijs en Wetenschap, Paul van Meenen, had namelijk berekend dat de Nederlandse universiteiten bijna 3 miljard euro in algemene reserves hebben zitten en nam het de universiteiten kwalijk dat ze dit geld “op de plank” laten liggen. Hij riep op het geld uit te geven aan onderwijs en verlaging van de werkdruk. Hiermee impliceert D66 dat het budgetprobleem bij de universiteiten zelf ligt. Dat is een valse voorstelling van zaken.

Grote delen van de algemene reserves hebben immers gewoon een doel: ze vormen een spaarpotje voor grote investeringen in de toekomst zodat er geen geld geleend hoeft te worden (tegen rente). Zo wenden universiteiten reserves aan om nieuwe onderwijs- en onderzoeksgebouwen te realiseren. Het moment dat grote gebouwen op de campus zoals het Langeveldgebouw volledig worden afgeschreven, komt immers steeds dichterbij. De Universiteit Utrecht heeft daarom, net zoals veel universiteiten, alvast geld gespaard om een ingrijpende verbouwing dan wel een nieuw gebouw te kunnen financieren. Iedereen die op de middelbare school m&o heeft gevolgd zou geweten hebben hoe reserves werken, maar D66 kennelijk niet. Alhoewel, D66 heeft in twee jaar tijd meer dan een miljoen euro aan haar eigen reserves toegevoegd,  dus het principe van geld reserveren voor later zal de partij toch niet onbekend zijn. Dat maakt de opmerkingen van Van Meenen alleen maar gratuiter.

Gelukkig waren er velen die D66 op hun misrekening attendeerden. Zo schreef de collegevoorzitter van de TU Delft een kritisch opinieartikel en probeerden de Rijksuniversiteit Groningen, de VSNU, de LSVb en anderen op Twitter een feitelijk tegengeluid te geven. Het tegengeluid kwam ook in de Tweede Kamer zelf. Van Meenen week echter niet af van zijn standpunt en riep nu studenten en docenten op kritisch te kijken naar de salarissen van bestuurders en de uitgaven aan de PR-afdeling.

Natuurlijk is de medezeggenschap er ook om kritisch te kijken naar andere uitgaven van de universiteit en is iedere euro die niet ten goede van onderwijs of onderzoek komt, een verspilling. Dat is zelfs een kernstandpunt van mijn partij De Vrije Student. We zullen de universiteit dus kritisch blijven volgen. We trappen echter niet in de opzichtige verdeel-en-heers-tactiek van D66. Er is een unieke overeenstemming in alle lagen van de academie dat het huidige financieringsmodel, inclusief de aangekondigde bezuinigingen, niet langer op een fatsoenlijke manier houdbaar is. Vanzelfsprekend valt er ook binnen de universiteiten zelf van alles te verbeteren, en daar wordt dagelijks hard aan gewerkt, maar de verantwoordelijkheid van het huidige financieringsmodel ligt toch echt in Den Haag.

Van Meenen schreef op woensdagavond overigens in een reactie op de vele tweets die meldden dat de reserves bestemd zijn voor huisvesting: “geld in stenen is een keuze!” De voormalige “onderwijspartij” ziet dus liever dat studenten maar in een vervallen pand of een tent onderwijs krijgen, iets dat overigens al eens een keer in Amsterdam is gebeurd. Neen, voor goed onderwijs en onderzoek zijn goede faciliteiten en passende gebouwen nodig. Daarbij is het noodzakelijk dat de universiteiten zelf de gebouwen bezitten: we gaan als universiteit onszelf toch niet afhankelijk maken van huurcontracten en verhuurders die veel meer kunnen vangen bij particuliere bedrijven?

Het is ironisch dat de “onderwijspartij” D66, die zich ook altijd fel afzet tegen nepnieuws, zelf een valse voorstelling van zaken schetst. Het is een kwalijke zaak dat studenten en medewerkers een beeld wordt voorgehouden dat de universiteiten bulken van het geld, want dat is simpelweg niet waar. De reserves zijn broodnodig. Het zou D66 daarom sieren als ze deze stemmingmakerij achterwege laat en zich uitspreekt over de échte problemen in het hoger onderwijs, want dat heb ik tot op heden niet gehoord. Tot die tijd kan niemand de “onderwijspartij” nog serieus nemen als ze over onderwijs praat.

 

Advertentie