Vijf aandachtspunten

Een agenda voor generatieve AI in het onderwijs

Kunstmatige intelligentie. Foto: Pixabay
Foto: Pixabay

De launch van ChatGPT door OpenAI in november 2022 verdeelde docenten. Sommigen omarmden generatieve AI, anderen hielden deze vorm van kunstmatige intelligentie buiten de collegezaal. Het beleid van de Universiteit Utrecht laat dit ook toe. De UU kent een ‘hybride’ beleid dat het gebruik van generatieve AI (GenAI) verbiedt, tenzij anders aangegeven door vakcoördinatoren. De verantwoordelijkheid voor het bebruik van GenAI komt daardoor te liggen bij het onderwijzend personeel maar dat moet goed op de hoogte zijn van deze instrumenten om dergelijke beslissingen te nemen. Desalniettemin erkent het beleid terecht dat er geen one-size-fits-all-oplossing bestaat en is afstemming voor specifieke leerdoelen noodzakelijk. 

Het afgelopen anderhalf jaar is veel gezegd over en uitgeprobeerd met GenAI, toch weten we nog maar weinig over de dagelijkse AI-praktijken onder studenten en docenten en zijn er zeer weinig empirische inzichten. Daarom hebben we in februari 2024 een enquête gehouden om te weten te komen hoe UU-studenten en -docenten generatieve AI in het onderwijs gebruiken, hoe ze tegen deze technologie aankijken, welke risico’s zij zien en hoe competent ze zichzelf beoordelen in het gebruik ervan. Ook werd gevraagd naar de ondersteuning en training die studenten en docenten van de universiteit ontvangen. De enquête werd ingevuld door 1981 respondenten van de Universiteit Utrecht van de verschillende faculteiten (1633 studenten en 348 docenten) en werd uitgevoerd in het kader van het project GenAI in het onderwijs van het Utrecht Stimuleringsfonds Onderwijs. 

Op basis van de resultaten en onze ervaringen van de taskforce GenAI Geesteswetenschappen formuleren we hier vijf aandachtspunten.

Een: Kop uit het zand
Ten eerste is het belangrijk dat we onze kop niet meer in het zand steken. Hoewel we kritisch en sceptisch moeten blijven over de commerciële tools, moeten we erkennen dat GenAI niet meer weg gaat. Uit het onderzoek blijkt dat de meerderheid van de studenten (86 procent) en docenten (84 procent) GenAI-tools zoals ChatGPT heeft gebruikt. Studenten (9 procent) lijken minder geneigd te betalen voor GenAI-tools dan docenten (12 procent). Er zijn wel verschillen tussen faculteiten: bij Rechten, Economie, Bestuur & Organisatie heeft 22 procent van de studenten een betaald abonnement, terwijl bij medewerkers slechts 0,06 procent dat heeft - een zorgwekkende ontwikkeling gezien het feit dat betaalde versies (bijv. ChatGPT) het beter doen dan gratis tegenhangers. Een extra uitdaging is dat deze tools voortdurend in ontwikkeling zijn, waardoor continue inspanningen nodig zijn om hun functies te begrijpen en studentenpraktijken in beeld te houden.

Twee: Open dialoog
Ten tweede moeten we een open dialoog op gang brengen tussen docenten onderling en tussen docenten en studenten. Uit de enquête blijkt dat het onderwerp polariserend is, en dat sommige studenten en docenten fel tegenstander zijn. Er zijn inderdaad veel geldige argumenten tegen het gebruik van AI in het onderwijs, zoals privacy, ongelijkheid, desinformatie, vooroordelen en de negatieve impact op het milieu. Werken met GenAI heeft een goed beleid nodig, maar het hebben van richtlijnen en tutorials helpt niet als we het eerst niet eens worden over de plaats van GenAI in het onderwijs. We moeten dat gesprek voeren en aandringen op de ontwikkeling van alternatieven voor commerciële GenAI-tools die beter aansluiten bij de academie passen! 

Een opmerkelijk maar zorgwekkend gegeven is dat sommige studenten “angstzaaierij” en een “angstcultuur” ervaren omtrent het gebruik van GenAI. Alsof studenten de chatbot alleen gebruiken om fraude en plagiaat mee te plegen. Dit stigma moet verdwijnen. Er kunnen legitieme redenen zijn om GenAI te gebruiken, en veel toepassingen hebben parallellen met wat we al doen: brainstormen met vrienden, feedback krijgen van collega’s en spelling- of grammaticacontroles. Bovendien is het werk van studenten altijd het resultaat geweest van interacties met andere mensen en technologieën. Het handhaven van wetenschappelijke integriteit is niet onmogelijk met GenAI, maar de gebruiksvoorwaarden moeten kritisch en open worden besproken. 

Drie: Competenties voor de toekomst
Ten derde is het noodzakelijk om te bepalen welke vaardigheden en competenties we toekomstige generaties willen bijbrengen. Uit de enquête blijkt dat studenten GenAI voor verschillende doeleinden gebruiken zoals brainstormen, inspiratie opdoen, schrijfondersteuning, programmeren en informatie zoeken. Maar ook voor het begrijpen van lesstof en als persoonlijke onderwijsassistent (bijvoorbeeld voor feedback). Deze punten roepen belangrijke vragen op over de communicatieve vaardigheden die we studenten moeten aanleren, en of ze AI-gegenereerde output kritisch kunnen beoordelen en ook in de toekomst het vermogen behouden om academische teksten te lezen. Vertrouwen ze momenteel te veel op GenAI zonder de beperkingen ervan te begrijpen? Woorden voorspellen is niet hetzelfde als redeneren!

Vier: Onderwijsvernieuwing
GenAI geeft ons de kans om met zijn allen opnieuw na te denken over onderwijs in het algemeen. Uit workshops en gesprekken met collega’s kwamen we tot de conclusie dat veel van de problemen die we tegenkomen en moeten aanpakken weinig te maken hebben met deze technologieën op zich. De echte uitdaging is dat GenAI structurele zwakheden in bestaande curricula aan het licht brengt, waarbij de focus soms is verschoven van het ondersteunen van een proces naar het beoordelen van een product. Neem als voorbeeld het schrijven van een paper aan het eind van een vak. Als dat proces in de verschillende fasen wordt ondersteund en begeleid, vormt het gebruik van generatieve AI minder risico. Er zijn tal van bottom-up initiatieven gaande die gericht zijn op het verkennen van en experimenteren met GenAI, maar ze zijn verspreid en geïsoleerd over verschillende vakken, afdelingen en faculteiten.

Vijf: Duidelijk beleid
Ten slotte moet het GenAI-beleid duidelijker zijn en moeten studenten en personeel worden voorgelicht over het ethisch en verantwoord gebruik ervan. De meerderheid van de respondenten ervaart onduidelijkheid in het GenAI-beleid van de Universiteit Utrecht. In open vragen gaven studenten en docenten ook aan dat er behoefte is aan GenAI-training. 

Binnen de faculteit Geesteswetenschappen voeren alle bacheloropleidingen in 2024 een digitale leerlijn in. Hier zal toolkritiek - de kritische reflectie op de ethiek van digitale tools, en hoe deze het genereren van kennis beïnvloeden - deel uitmaken van het driejarige curriculum. Mogelijk is er ruimte om deze aanpak in aangepaste vorm ook te delen met andere faculteiten. Onderwijzend personeel moet ook worden opgeleid met en toegang hebben tot deze instrumenten (wat ook een betere onderhandeling over de voorwaarden mogelijk kan maken). En hoewel onderwijs de kernactiviteit van een universiteit is, hebben de BKO- en SKO-programma’s onderwijstrainingen als geïsoleerde gebeurtenissen gepositioneerd, in plaats van het continu verbeteren van onderwijsvaardigheden en professionele ontwikkeling te bevorderen. 

Wat we nu weten is dat GenAI op sommige plekken nuttig zou kunnen zijn, terwijl het op andere plekken ernstige risico’s met zich meebrengt voor de kwaliteit van onderwijs (en onderzoek). We moeten het personeel ondersteunen bij het aangaan van deze uitdaging en studenten voorlichten over de beperkingen en ethische overwegingen van GenAI.

Advertentie