Heel weinig wetenschappers leven voor het onderwijs

Universitair onderwijs moet in handen komen van goede docenten, niet van gedreven onderzoekers, schrijft promovenda Jellie Sierksma.

Wederom het bericht dat universiteiten (geesteswetenschappen deze keer) ondermaats presteren in onderwijs. Sander van Walsum ziet de kloof tussen onderzoek en onderwijs als belangrijke oorzaak. Onderzoekers en hun publicatiedrift gooien roet in het eten. De overheid zou wellicht een rol kunnen spelen in het reguleren van die drift. Echter, die publicatiedrift wordt allang beteugeld, en komt de onderwijskwaliteit juist niet ten goede.

Na ons aller Diederik Stapel is de term publicatiedrift een hot item geworden. Wetenschappers willen 'scoren' en dit staat natuurlijk in sterk contrast met nobele arbeid als studenten onderwijzen en opleiden tot goede scriptieschrijvers. Het contrast klopt denk ik wel: de meeste wetenschappers willen onderzoek doen en doen onderwijs erbij. Maar dat is eigenlijk helemaal zo gek nog niet. 

Vijf jaar geleden rondde ik mijn master sociale psychologie (jawel) af. Ik had met zoveel plezier aan mijn masterscriptie gewerkt dat ik besloot te zoeken naar een promotieplek. Na een jaar als onderzoeksassistent te hebben gewerkt, vond ik die plek (ondanks de moordende concurrentie). Ik heb er nu bijna vier op zitten, die draaiden om de volgende werkzaamheden: boeken en artikelen lezen, experimenten verzinnen, data verzamelen, analyseren, nog meer data verzamelen, artikelen schrijven, congressen bezoeken, reviews schrijven, en publiceren. Binnen mijn aanstelling als promovenda was ik verplicht 10 procent onderwijs te geven, wat neerkomt op tweemaal twee werkgroepen geven gedurende tien weken. Ik heb het met plezier gedaan. 

Na vier jaar ben ik nu op zoek naar een baan. Wanneer ik in Nederland wil blijven en een vaste baan ambieer, zijn er twee opties: ik word universitair docent (80 procent onderwijs) of assistent-professor (60 procent onderwijs). Aangezien de onderwijslast in de praktijk zwaarder zal uitvallen, betekent dit dat ik me tijdens het academisch jaar nagenoeg fulltime zal bezighouden met onderwijs, welke functie het ook wordt. In de zomer is er dan kort de tijd om toe te geven aan die zogenoemde publicatiedrift. 

Maar in feite leidt mijn promotietraject vooral tot een onderwijsaanstelling. Ik heb nooit gekozen om het onderwijs in te gaan. Ik wilde en wil me verdiepen in onderzoek, mijn ideeën uitwerken en daarover communiceren met anderen. Ik ben kortom een gedreven onderzoeker! Hoewel ik een deel van mijn tijd wil besteden aan het delen van kennis met studenten, is dat nooit prioriteit geweest. 

Ik ken heel weinig wetenschappers die leven voor het onderwijs. En dat komt de kwaliteit van het onderwijs absoluut niet ten goede. We hebben gedreven docenten nodig, en die zijn er volop. Maar het streven binnen universiteiten is om gepromoveerden het onderwijs te laten verzorgen. Met als gevolg dat de zeer goede en gemotiveerde docenten (met een masterdiploma op zak) tijdelijke aanstellingen krijgen en er na drie jaar weer uitvliegen. Uiteraard zijn er financiële redenen voor deze constructie. Maar misschien is het tijd om na te gaan denken over andere financiële constructies voor universiteiten? En daar kunnen we inderdaad wel hulp bij gebruiken van de overheid.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de Volkskrant.

Advertentie