Leve de onderwijsprof

Nederlandse professoren staren zich blind op publicaties. Maar daarvoor zijn ze niet aangesteld, betoogt Barbara Oomen, Dean van het University College Roosevelt in Middelburg. Ze zouden meer eer moeten ontlenen aan lesgeven.

De frequentie waarmee het boek Stoner deze zomer opduikt op Franse terrastafels, Italiaanse campingbedden en Zeeuwse stranden doet vermoeden dat de Nederlander bijzonder gecharmeerd is van de persoon van de college professor. De academicus met als voornaamste ambitie de overdracht van de liefde voor een wetenschapsgebied, haar systematiek, haar loci classici, haar wezensvragen en nieuwste inzichten op steeds een andere generatie studenten. De academicus, ook, die trots de gedachte koestert dat er een grotere kans is dat een van die studenten de Nobelprijs zal winnen dan dat hij of zij dat zelf doet.

De academicus die de zomer niet alleen doorbrengt met het schrijven van stukken, maar ook met het lezen van boeken, en rond deze tijd van het jaar nauwelijks kan wachten om hierover met een nieuwe generatie studenten in gesprek te gaan. Gek genoeg is juist dit type wetenschapper - de college professor in plaats van de plofprof - vandaag de dag een zeldzaamheid aan de Nederlandse universiteit.

Elders is dat anders. In Amerika kiezen topwetenschappers bewust voor de intensieve studentencontacten die komen met het leven op de piepkleine, lommerrijke colleges. Oxford, in Engeland, bestaat uit hechte gemeenschappen georganiseerd in 38 colleges van elk een paar honderd studenten, met de een-op-een tutorial als belangrijkste onderwijsvorm. Kom daar maar eens om bij Nederlandse universiteiten. Instituten die geregeerd worden door de H-index en de achterliggende publicatiedruk. Om maar niet te spreken van de valse assumptie dat honderden studenten in een collegezaal kostenefficiënt is.

Hier zijn promoties vaak direct gebaseerd op publicaties, en niet op de persoon van de wetenschappers als docent. Ook geldt het geven van eerstejaarscolleges nog te vaak als straf, voor beginnend docenten of minder succesvolle wetenschappers, in plaats van als de grootste eer denkbaar. Nederlandse wetenschappers zouden dit vaak best anders willen. Ik herinner mij een gesprek met mijn huidige echtgenoot, jaren geleden op een Amsterdams terras, waar wij als twee jongverliefde promovendi de toekomst bespraken. ,,Ik zou eigenlijk het liefst lekker lesboeren'', verzuchtte hij toen, ,,breed politicoloog zijn in plaats van meegaan in die cultuur van publish or perish''. Hij heeft nu, net als ikzelf, het geluk om in Nederland op een college te mogen werken, een plaats waar het onderwijs voor iedereen centraal staat.

Zo werken de university colleges - die inmiddels van Groningen tot Maastricht een plaats hebben verworven - als magneten voor academici die een echte balans zoeken tussen lab en leslokaal, tussen onderzoek en onderwijs.

Deels gaat het om emiriti, die na jaren van bomvolle collegezalen, bestuurs- en publicatiedruk nog een paar jaar rustig schouder-aan-schouder met veelbelovende jongeren door Kant of het handboek Klinische Psychologie willen ploegen. Deels zijn het jonge sterren, zoals de docente van het University College Utrecht die mij vertelde dat zij haar glansrijke carrière in Amerika alleen achter had gelaten omdat er nu in Nederland ook kans is op een bestaan als college professor.

De opkomst van MOOCs - Massive Open Online Courses - zorgt dat universiteiten het niet meer kunnen maken studenten in een zaal te laten luisteren naar een stamelende docent die het handboek samenvat. Diezelfde studenten kunnen immers ook online een Harvard-hoogleraar beluisteren. Voor het 'teaching by osmosis', het gesprek in de klas, de professor met de open deur en het luisterend oor bestaat echter geen digitaal alternatief. Wat is er nodig? Universiteiten zouden, veel meer dan nu, de onderwijskwaliteit bovenaan de lijst met functievereisten voor een hoogleraar moeten zetten. Bij promoties zou niet enkel het onderzoek moeten tellen. Universiteiten moeten hun allerbeste mensen stimuleren om juist de eerstejaarscolleges op zich te nemen.

Ook de onderzoeksfinanciering vraagt onmiddellijke aandacht. De Council for Undergraduate Research in Amerika heeft subsidieprogramma's die college professors in staat stellen om een aantal semesters met studenten aan hun eigen onderzoeksagenda te werken. In Nederland trekt de onderzoeksfinanciering juist de allerbeste wetenschappers uit het onderwijs.

Als het aan veel academici ligt, biedt Nederland, in de toekomst, ruimte aan veel meer Stoners dan nu het geval is. Daar is wel bestuurlijke en politieke steun voor nodig. Steun die wij eigenlijk verplicht zijn aan onze studenten, maar vooral aan degenen die hen ook dit jaar weer binnenleiden in de wetenschap: de universitair docenten.

Dit artikel verscheen eerder als opiniestuk in NRC Handelsblad. Barbara Oomen is Dean van het University College Roosevelt, het Liberal Arts & Science College van de Universiteit Utrecht in Middelburg.

Advertentie