Niet het mooie antwoord maar de waarheid
Wetenschap verliest in hoog tempo geloofwaardigheid, lijkt het. Tijd voor een grondige bezinning of niet?
Kort voor de zomer had ik in Utrecht met zes collega’s uit binnen- en buitenland een workshop over welzijn, pijn en bewustzijn bij dieren: wat weten we, wat en hoe kunnen we dit soort zaken meetbaar maken en wat zijn implicaties van de uitkomsten voor de morele status van dieren?
Buiten scheen de zon, maar ook binnen: intensieve discussies over conceptueel en experimenteel lastige onderwerpen, op het scherpst van de snede, zonder reserve en met mensen die te vertrouwen zijn. Kortom de reden waarom ik ooit koos voor een carrière in de wetenschap; en ook in het onderwijs.
Immers dit soort discussie is ook in optima forma, zoals academisch onderwijs moet zijn: de uitdaging om gezamenlijk te zoeken naar de grenzen van onze kennis. Wat we nu kunnen weten met de methoden die we hebben, met onze noodzakelijkerwijze begrensde modellen en abstracties van de werkelijkheid, en met de gedrevenheid manieren te zoeken verder te komen.
Wat die zaterdag telde, was niet het mooie antwoord, maar het stellen van de juiste vraag om gezamenlijk een stapje dichterbij te komen bij een voorlopig best mogelijke waarheid. In deze ene zin liggen in mijn opvatting de essentie en het ideaal van wetenschap besloten. En tegelijkertijd, waarom wetenschap nu onder vuur is komen te liggen.
De samenleving – lees: politici, bedrijven, NGO’s, sectororganisaties, NWO, kortom allerlei belanghebbenden - vraagt om het mooie, en publiceerbare, antwoord. Immers dat is waar goede sier en winst meegemaakt kan worden, al is het maar voor even. Wetenschap onder dwang van de tijdgeest van zichtbaarheid in het publieke domein, het rekenschap afleggen over besteding van het belastinggeld en valorisatie, levert dat mooie, vaak overspannen, antwoord.
De juiste vraag stellen, niet alleen als onderzoeksvraag maar ook via de statistiek aan de data, is in dienst komen te staan van dat mooie verwachte antwoord (bijvoorbeeld: dit onderzoek is de sleutel tot het oplossen van probleem X en voilá, hier is het) en niet in dienst van de voorlopige, wankele, waarheid. Maar juist die tijdelijkheid en fragiliteit van wetenschappelijke waarheid staat haaks op de dwang van het onmiddellijke, nu toepasbare en eenduidige antwoord.
En tot slot, het individu, in competitie behangen met onderzoeksprijzen en publicaties in tijdschriften met hoge impactfactoren, is langzamerhand belangrijker geworden dan het collectief in solidariteit, en daarmee is ook de neiging om te frauderen en te rommelen ontstaan. De statistiekpolitie, zoals verpersoonlijkt door Simonsohn, zal daar weinig aan kunnen veranderen. Dat is ook wat dopingonderzoek bij wielrennen en belastingfraude bij bedrijven en particulieren uiteindelijk laten zien.
Is dit een reden om de wetenschap de rug toe te keren? Nee, het is eerder een uitdaging na te denken over de ongewenste, en onbedoelde, neveneffecten van een ontwikkeling, die de afgelopen decades langzamerhand in gang is gezet of versterkt. Want valorisatie en individuele competitie op zich zijn niet het fundamentele probleem, eerder de wijze waarop mensen zich laten strelen in hun ijdelheid en daarmee het ideaal van wetenschap uit het oog verliezen.
De discussie over dat ideaal in het licht van valorisatie en publicatiedwang moet opnieuw worden gevoerd: tussen wetenschappers en, wellicht belangrijker nog, in de opleiding van studenten, te beginnen bij de nieuwe lichting die nu in startblokken staat.