Schrikken van elk telefoontje van thuis

Oorlog is meer dan trending topic

A man looks out the window of a residential building damaged by air strikes in Kyiv, Ukraine.

Op 24 februari werd ik wakker gebeld: onder het mom van het willen uitroeien van nazisme was Rusland, een land achtentwintig keer groter met een bevolking van 100 miljoen mensen meer, Oekraïne binnengevallen. Het ging om een verrassingsaanval op woningen en publieke gebouwen. In heel korte tijd leerde ik dat verhuizen naar een ander land niet betekent dat daarmee ook de banden met het land dat je achterlaat doorsnijdt.

Ik denk dat ik in totaal zo’n twee maanden in Oekraïne heb doorgebracht. Het thuisland van mijn ouders was voor mij altijd meer een idee dan een echte plek. Desondanks vergaten we onze afkomst nooit: we aten Slavisch eten, keken Sovjet films en vierden in januari Orthodox Kerstmis. In Utrecht stelde ik mezelf voor met steeds dezelfde standaardzin: “Ik ben Oekraïens, maar ik ben opgegroeid in Dutsland.” Soms twijfelde ik wel. Was het wel juist dat ik uit een land claimde te komen waarvan ik de taal niet eens spreek?

Na de invasie kreeg ik medelijdende blikken en vragen die medeleven betuigden. “Is je familie veilig?” Of vager: “Hoe gaat het met de oorlog?” Ik bedacht nog meer standaardzinnen. “Mijn familie is veilig op dit moment.” “Mijn tante en neef wonen nu bij ons in Duitsland.” “Mijn grootouders zijn nog daar.” Ik antwoordde altijd met een glimlach en veel geduld, en vroeg me stiekem af wat ze met hun opmerkingen bedoelden anders dan het tonen van medeleven. Ik was ontzettend dankbaar voor hun bezorgdheid, maar hoe zouden ze reageren als ik ze zou moeten vertellen dat iemand in mijn familie was overleden?

In de maanden na de invasie kon ik niet ontsnappen aan de kleuren geel en blauw. Verbluft door de steun van de Nederlandse bevolking zag ik de vlag van mijn land hangen in ramen en vitrines en op posters. Omdat ik me hulpeloos voelde, ging ik vrijwilligerswerk doen. Ik hielp bij het inzamelen van allerlei benodigdheden en het verspreiden van informatie. Maar mijn schuldgevoel bleef, en veranderde in frustratie.

Aanvankelijk waren sociale media een manier om mijn stress te verlichten, maar het werd onmogelijk om er doorheen te scrollen zonder continue herinnerd te worden aan mijn situatie. Ik zag op profielfoto’s van mensen die zich niet eerder politiek geëngageerd hadden getoond, ineens een Oekraïense vlag. Gefascineerd door de gruwelijkheden, plaatsten ze daar heel nobel bedoelde berichten over. Elke keer als ik vroeg hoe het plaatsen van foto’s van puin of video’s van bloedende soldaten iemand zou kunnen helpen, kreeg ik een standaard antwoord: “Zo maken we anderen bewust van de situatie.” Ik was weer dankbaar, maar ik bleef denken aan wat er zou gebeuren als de interesse zou vervagen.

Na de fase van bewustwording verslapte de interesse. De aandacht ging toen uit naar meer controversiële meningen over de oorlog en de gevolgen daarvan. Mij werd gevraagd waarom mijn mensen beter behandeld werden dan migranten uit het Midden Oosten. Natuurlijk, reageerde ik, speelden het privilege van witte mensen en eurocentrisme een rol: het verschil in steun dat landen ondervangen is onvergeeflijk. Ik snapte echter niet waarom de een in diskrediet moest worden gebracht om de ander te erkennen. Toen vroeg iemand me ik een Nazi was. Gelukkig was dat “maar een grapje”.

Met dit blog hoop ik de internationale gemeenschap eraan te herinneren dat conflicten als in Oekraïne niet simpelweg onderwerpen van discussie en trending topics zijn. Door een oorlog worden altijd mensen getroffen, mensen zoals ik, wiens hart een slag overslaat als een familielid op een onverwacht moment belt. Maar ik aarzel nu niet langer mijn standaardzinnen te gebruiken, omdat een deel van mijn hart nu altijd thuis is.

An illustration featuring a picture of the student Alice Dribnokhod

Alice Dribnokhod (19) is eerstejaar Engelse Taal & Cultuur. Ze is geboren in Oekraïne, groeide op in Duitsland en woonde in verschillende landen zoals Rusland en Zuid-Korea. Ze houdt van theater en hoop ooit schrijver te worden.

 

Advertentie