Verkiezingen U-raad zijn een schijnvertoning

De verkiezingen voor de universiteits- en faculteitsraden zijn in volle gang en deze schijnvertoning is om te janken. Inhoudelijk stellen de studentenpartijen van de U-raad niks voor en de kandidaten vertonen weinig elan.

Dit jaar doen er, net als vorig jaar, drie studentpartijen mee aan de verkiezingen voor de U-raad, te weten de Partij voor de Utrechtse Student (PvdUS), Lijst VUUR en Lijst Helder. Favoriete campagneplek van de aanstaande U-raadsleden blijkt de ingang van de universiteitsbibliotheek. Die wordt gebarricadeerd door moedige studenten in de kleuren blauw, rood en roze. Nauwelijks durven ze mij een foldertje aan te reiken, laat staan dat ze met mij het gesprek aan durven gaan. Toch roept deze schuchterheid iets in mij op. Het ontbreken van uitstraling maakt mij nieuwsgierig naar datgene waar deze mensen voor staan. Een blik op de partijprogramma’s verstrekt mij informatie over de standpunten en visies van de studentenpartijen. Helaas blijkt het doornemen van de partijprogramma’s een exercitie in geduld en het verbergen van frustratie.

In het partijprogramma van de PvdUS presteren de studenten het om taalfout op taalfout te stapelen. Een voorbeeld: “Aan de Universiteit Utrecht moeten er voor alle studenten gelijke normen voor herkansingen zijn. Deze normen moeten ook niet liggen op een 5, maar eerlijk en realistisch zijn voor elke student. De afgelopen jaren was dit bij Faculteit Geowetenschappen helaas wel het geval.”

Belangrijker is de inhoud van het programma en ook hier word ik teleurgesteld. Neem bijvoorbeeld het filosofisch standpunt dat PvdUS kandidate Roos uitdraagt. Dit raakt kant noch wal. Haar streven naar interdisciplinariteit is nobel en zeker noemenswaardig, maar het lukt haar niet de voordelen van interdisciplinaire ontwikkeling in haar eigen artikel te benutten en verder te komen dan schoppen tegen de gevestigde orde. Schreeuwen dat de universiteit niet genoeg faciliteert kan iedereen. Zelfreflectie (een vereiste voor interdisciplinaire samenwerking) is een stap hoger, een stap die Roos nog niet gemaakt heeft. Hopelijk scoort de PvdUS nog met het voorstel tot het plaatsen snoepautomaten in de kantine van de Universiteitsbibliotheek.

Veel slechter dan het partijprogramma van de PvdUS kunnen de andere partijprogramma’s niet zijn en hoopvol richt ik mijn aandacht op het programma van Lijst VUUR (pfd). Het voorwoord klinkt veelbelovend, dit lijkt zowaar een programma waar ik mij in kan vinden. Voor het eerst komt onderwijskwaliteit ter sprake en de plicht van de universiteit om uitdagend onderwijs te leveren. Fantastisch, misschien is dit een winnaar.

Helaas word ik meteen minder enthousiast na het lezen van het eerste speerpunt, want meer geld is de oplossing voor alle problemen. Buitenlandervaring, een belangrijk punt voor Lijst VUUR, is een mooi idee, zeker als je dit grotendeels laat bekostigen door de UU. Wat die buitenlandervaring nou precies relevant maakt, laat VUUR in het midden. VUUR, net als de PvdUS, zou er goed aan doen eens na te denken over het nut van dergelijke extracurriculaire activiteiten, dat zou de standpunten een stuk sterker maken. Overigens, als je iemand van de partij vraagt waarom de maatschappij een dergelijke ervaring zou moeten bekostigen, mag je op zijn minst een gedegen antwoord verwachten en geen glazig gestaar en uh-gestamel.

Toch werp ik nog maar een blik op het laatste partijprogramma, het programma van Lijst Helder (pdf). Grotendeels gebruikt dit programma hetzelfde format als Lijst VUUR, maar het voorwoord zet meteen de toon: “De overheid dwingt de Universiteit Utrecht om studenten sneller af te laten studeren”. Helaas staat er in dit programma ook weer gebrekkig taalgebruik: “en kan ernog wel even doorgegaanworden”. 

Het eerste thema van Lijst Helder is vrij ‘onfatsoenlijk’ gekopieerd van vorig jaar. Veel van de doelstellingen zijn al behaald, zoals extra zalen tijdens tentamenperioden, extra studiewerkplekken en een duidelijke website waarop het aantal beschikbare studieplekken (ook van afstand) bekeken kan worden. Dit zijn vooral easy wins en Helder weet de echt belangrijke onderwerpen slechts te schampen.

De vragen wat kwalitatief hoogwaardig onderwijs is en hoe we dit in tijden van economische malaise kunnen waarborgen blijven onbeantwoord. Het programma van Helder is niet meer dan een verzameling constateringen, waarin de vooronderstelling doorklinkt dat de universiteit de vijand is. Verder vormt het partijprogramma vooral een eenheidsworst met de overige twee programma’s. Helder en de PvdUS zijn slechts competitief op dramatisch slecht taalgebruik.

Inhoudelijk zijn de partijprogramma’s leeg en naar mijn idee is dit een resultaat van een achterhaalde medezeggenschap. De huidige medezeggenschap loopt vaak achter de feiten aan en ziet zich gedwongen aanpassingen te verrichten in de marges van beleidsplannen. Het is dan ook logisch dat partijstandpunten zich gaan richten op marginale aanpassingen en niet de kern van onderwijskwaliteit en studentenvertegenwoordiging weten te raken.

De raadsleden moeten zich beraden op andere vormen van inspraak: proactief en creatief, daar waar de besluitvorming daadwerkelijk plaats vindt. Zo kan vroegtijdig inspraak worden geleverd, met een praktische en zichtbare uitwerking op de werkvloer.

Studentenpartijen: ontwikkel een andere aanpak en spiegel je minder aan de politiek. Dan ontstaat een partijprogramma dat wel inhoud heeft en waarmee je onderscheidend bent. Vandaag ga ik stemmen (hopelijk net zoals het gros van onze studenten) met het motto ‘beter iets dan niets’. Aan de aankomende studenten van de U-raad: binnenkort kom ik proactief binnenvliegen, dan kunnen we samen creatief zijn.

Advertentie