Waarom een kerncurriculum helpt bij het bestrijden van de volgende pandemie

Afgelopen dinsdag werd het DUB-panel uitgenodigd om te schieten op reeds aangeschoten wild: het voorstel van het College van Bestuur om een kerncurriculum te introduceren. Dit plan zou voortgekomen zijn vanuit de ambitie dat iedere UU-student met – in ieder geval gedeeltelijk – dezelfde academische identiteit de wijde wereld invliegt. Maar helaas: het proefballonnetje kon in de afgelopen maanden vooral op veel angstige feedback rekenen.

Ook de vragen en opmerkingen van het (vrij cynische) DUB-panel vormen een kleurrijke collage van de praktische beren op de weg. Een kerncurriculum zou de ‘keuzevrijheid van studenten’ beperken. Iemand anders schreef bozig dat hier waarschijnlijk weer sprake is van een ‘kwalijk bestuurlijk prestigeprojectje’. En had Elsevier Weekblad niet al laten zien dat de UU al ‘de beste brede universiteit’ is? Een kerncurriculum is dan toch niet nodig?

Bovenal vonden de panelleden elkaar in de angst dat een kerncurriculum ten koste zou gaan van het zorgvuldig samengestelde vakkenpakket waar de student blijkbaar zeer bedachtzaam voor had gekozen. Het College van Bestuur was erg onduidelijk over de praktische haken en ogen van een kerncurriculum, en alle praktische bezwaren en vragen zijn op zichzelf hartstikke begrijpelijk.

Helaas zorgt deze wat smalle (en gemakzuchtige) blik ervoor dat erg weinig gesproken wordt over het inhoudelijke idee om een kerncurriculum aan te bieden dat uit vakken bestaat die alle UU-studenten moeten (kunnen?) volgen met studenten van andere bachelors. Daarom ben ik zo genereus geweest om de heren en dames universiteitsbestuurders een handje te helpen. Ik richt me daarbij even niet zo op de praktische kant van de zaak, maar wil vier inhoudelijke redenen geven waarom een kerncurriculum een goed idee is. Juist nu.

(i) Diversiteit 
Een kerncurriculum heeft de potentie om iedere UU-student op te leiden tot een academicus die in staat is naar dezelfde problematiek te kijken vanuit andere disciplines en perspectieven. Het zou prachtig zijn als bij de behandeling van zoiets als de ecologische crisis een student natuurkunde, een student sociologie, en een student literatuurwetenschappen leren om gezamenlijk te denken en te communiceren over de verandering van het klimaat. Zorgen die verschillende perspectieven er niet voor dat academici meer in staat zijn om op een creatieve en constructieve manier aan te sluiten bij echte problemen uit de echte samenleving? En dan vooral ook zonder te verdrinken in het eigen gelijk van de artikelen uit hun eigen vakgebied - die voor andere wetenschappers verder totaal onleesbaar zijn?

(ii) Corona
Dat wetenschappers moeite hebben om over de grenzen van hun eigen discipline te denken - en vooral ook te luisteren - blijkt wel uit de vaak klunzige en totaal naïeve houding van wetenschappers in de huidige volksgezondheidscrisis. Biomedici uit het Outbreak Management Team snappen met hun gemedicaliseerde oogkleppen op maar niet waarom ‘de samenleving’ zo slecht naar hun wetenschappelijk goed onderbouwde adviezen luistert. Tot overmaat van ramp richt een andere groep wetenschappers een ‘Red Team’ op waarin meerdere perspectieven betrokken zijn maar die vanaf de zijlijn vrij roepen hebben. Hoe gaaf zou het zijn als deze wetenschappelijke perspectieven elkaar niet de tent uitvechten aan talkshowtafels, maar constructief met elkaar in gesprek gaan in de context van een kerncurriculum?

(iii) Academische integriteit
De mate waarin er naar wetenschappers geluisterd wordt, hangt samen met het vertrouwen dat de samenleving heeft in de wetenschap als maatschappelijk instituut. De anekdotisch waarneembare groei van het aantal complotdenkers en Maurice-de-Hond-achtige critici ontstaat niet per se door een toename van algemene stupiditeit, maar door een groeiend institutioneel wantrouwen. Het helpt daarom niet om jan en alleman om de oren te slaan met het laatste peer-reviewed paper in Nature, Science, of Cell, maar om sceptici te confronteren met de professionele- of academische integriteit waaraan wetenschappers zich committeren. Transparantie, een kijkje in de keuken, over de inhoudelijke onzekerheid waarmee wetenschappers dagelijks op een integere manier om moeten gaan, wekt vertrouwen.

Een kerncurriculum zou de aangewezen plek kunnen zijn om in gezamenlijk verband te reflecteren op wat het betekent om een (goede) wetenschapper te zijn – welke mores houden verschillende disciplines eropna? Waarom zijn wetenschappers eigenlijk te vertrouwen? Aan welke morele regels van de onderzoeksgemeenschap moet een academicus zich houden? Waarop baseren wetenschappers zich? Wat is een goede methode? Moet je onderzoeksdata delen? (Ik heb alvast een antwoord: ja.) Wat is de relatie tussen de universiteit en de samenleving? Wie bepaalt onze onderzoeksagenda? Hebben onderzoekers een verantwoordelijkheid om aan maatschappelijke vraagstukken te werken?

In een kerncurriculum zou aandacht besteed kunnen worden aan thema’s als onderzoeksethiek, een goede omgang met data en privacy, en academische integriteit. Een kerncurriculum draagt bij aan de vorming van gezamenlijke waarden; het zet de disciplinaire neuzen dezelfde kant op.

(iv) Open Wetenschap
Zo bezien is een kerncurriculum een concrete aanzet om de wetenschap open te breken en transparanter te maken: het voorkomt dat studenten zich opsluiten in hun eigen vakgebied. Als studenten met open blik leren om vanuit eigen disciplinaire perspectief te communiceren met andere wetenschappers en zich te verenigen in dezelfde professionele waarden, zorgt dat voor een wetenschap die functioneert als een team. Een kerncurriculum zorgt daardoor niet alleen voor een betere academische opleiding, maar potentieel ook voor beter wetenschappelijk onderzoek—en misschien zelfs wel voor een betere samenleving.

Advertentie