Waarom Engels niet de officiële taal van de UU-Raad moet zijn
De discussie over de officiële voertaal van de Universiteitsraad is weer eens losgebarsten. Een steeds groter deel van de UU-gemeenschap spreekt geen Nederlands en het zou daardoor ‘niet inclusief’ zijn dat het belangrijkste medezeggenschapsorgaan van de UU nog steeds in het Nederlands vergadert. Hoewel dit argument op het eerste gezicht hout snijdt, zit er een diepere en meer genuanceerde kant aan het verhaal die vaak onderbelicht blijft in taalvraagstukken op Nederlandse universiteiten. Veelal wordt de discussie principieel gevoerd: op een Nederlandse universiteit spreekt men Nederlands en daarmee is het klaar. Over principes valt natuurlijk te twisten, maar wat buiten kijf staat, is dat het overgaan op Engels als voertaal een aantal praktische problemen maar ook meer diepgaande maatschappelijke bezwaren met zich meebrengt.
Allereest leidt het overgaan op het Engels tot kwalitatief minder hoogwaardige discussies en debatten. Zelfs in deze snel globaliserende wereld kunnen mensen zich nu eenmaal beter uitdrukken in hun moedertaal dan in de moderne ‘lingua franca’, het Engels. Zelfs met het hoge niveau van beheersing van de Engelse taal door Nederlanders (link in het Engels) verdwijnen bepaalde nuances in het debat. De gemiddelde Nederlandse student hanteert nog altijd een soort uitgekleed Engels met versimpelde grammatica en een beperkte woordenschat. Dit, gecombineerd met het feit dat een groot deel van de personeelsgeleding van de raad zich niet prettig voelt om in het Engels te communiceren, leidt ontegenzeggelijk tot een verschraling van het debat in de Universiteitsraad en daarmee tot een verminderde effectiviteit en professionaliteit van de medezeggenschap.
Daarnaast heeft de raad contact met allerlei verschillende actoren binnen de Universitaire Bestuursdienst van de UU. Van de griffie tot beleidsmedewerkers en van College van Bestuur tot Raad van Toezicht, overal in de organisatie is het Nederlands de enige voertaal. Een Engelssprekende raad zou dus een uitzonderingspositie bekleden binnen de Universiteit Utrecht. Daar komt vanzelfsprekend de (on)nodige organisatorische rompslomp bij kijken. Denk aan miscommunicaties via de mail, beleidsmedewerkers die al hun stukken en presentaties moeten vertalen en een griffie die dit alles in goede banen moet leiden. Dit alles draagt bij aan de almaar toenemende werkdruk voor medewerkers, die al langere tijd op de grens van wat houdbaar is. Daarbij wordt ook in andere organen, zoals faculteitsraden, onderwijscommissies en verenigingen nog steeds Nederlands gesproken. Uitwisseling van informatie tussen bovengenoemde organen en de Universiteitsraad wordt een stuk ingewikkelder: welke taal te gebruiken? Kort gezegd leidt een Universiteitsraad waar Engels de voertaal is alleen maar tot meer werkdruk en het isoleren van de Raad van de andere raden en organen van de UU.
Naast deze praktische bezwaren, veroorzaakt een dergelijke omschakeling naar het Engels een hele nieuwe vorm van ongelijkheid. De gemiddelde UU-student beheerst het Engels immers redelijk, maar een deel van de studentenpopulatie voelt zich nog steeds allerminst op het gemak met de Angelsaksische taal. Dit zijn vaak eerstegeneratiestudenten, wier ouders geen universitaire opleiding hebben genoten. Zij zijn van jongs af aan minder in aanraking gekomen met het Engels dan hun meer geprivilegieerde leeftijdsgenoten en hebben daarmee al een achterstand op andere studenten. Zeker kinderen van laagopgeleide en minder gefortuneerde ouders zijn hier in het nadeel. Zij hebben vaak geen Netflixabbonement, PlayStation of een eigen laptop waarmee anderen op jonge leeftijd al in aanraking komen met het Engels.
Deze achterstand wordt alleen maar groter naarmate de universiteit meer overschakelt op het Engels als voertaal. Dit zijn studenten die vaak heel bewust kiezen voor een Nederlandstalige opleiding op een Nederlandse universiteit, omdat een Engelstalige opleiding voor hen gewoonweg (nog) niet te doen is. Deze studenten door het taalbeleid de toegang ontzeggen tot het hoogste medezeggenschapsorgaan van de universiteit is dan ook problematisch. Het kan niet zo zijn dat kansarme Nederlandse studenten een vreemde taal moeten leren om te participeren in de medezeggenschap, puur en alleen om van (vaak bijzonder geprivilegieerde) internationale studenten niet exact hetzelfde te hoeven vragen.
Met dit alles in het achterhoofd lijkt ons de huidige oplossing voor dit probleem, een tweetalige raad waarin niet-Nederlandssprekende raadsleden zich in het Engels kunnen uiten en middels een tolk en een vertaalsysteem worden ondersteund, de meest elegante oplossing. Op deze manier blijft de werkdruk voor de medezeggenschapsondersteuning binnen de perken. Tevens blijft de raad toegankelijk voor Nederlandse studenten die het Engels maar matig machtig zijn en kunnen internationale studenten participeren in de medezeggenschap zonder dat ze Nederlands hoeven te leren. Een perfecte situatie is het wellicht niet, maar een volledig Engelstalige raad is ook niet de oplossing. Dan wordt het probleem van inclusiviteit van internationale studenten niet opgelost, maar slechts verplaatst naar een groep kansarme Nederlandse studenten.
Lees ook: Waarom Engels de officiële taal van de UU-Raad moet zijn