Alumnus van het jaar heeft kritiek op Sustainable Industries Lab UU

'Wetenschappers laten zich gebruiken als de fossiele verhalenvertellers'

Fossiele industrie. Foto: Shutterstock
Foto: Shutterstock

Het was een ongemakkelijke erkenning. In maart 2025 benoemde de Universiteit Utrecht mij tot Alumnus van het Jaar, vanwege mijn inzet om geldstromen te verleggen van fossiele energie naar duurzame energie. De universiteit vierde klimaatactivisme, maar voor klimaatactivisten was het geen feestje. 

De UU had namelijk eerder beloofd de relatie met de fossiele industrie te verbreken, maar liet nu met een kader vol loopholes weten dat huidige samenwerkingsverbanden met de fossiele industrie alsnog voortgezet kunnen worden. Een door de universiteit ingestelde commissie – waarvan vier van de negen leden zelf betrokken zijn bij samenwerking met de fossiele industrie – blijkt zelfs overtroefd te zijn door het bestuur van de Universiteit die het afwegingskader verder verzwakte. “In principe werken de bestaande consortia goed en gaan we daar wat ons betreft mee door”, aldus de nieuwe rector Hazeleger in DUB. 

Dit is een beschamende vertoning voor een universiteit die richting wil geven aan “noodzakelijke transformaties” en zichzelf ziet als “katalysator van verandering”. Het laat zien dat de universiteit nog steeds niet begrijpt hoe zij een schaakstuk in het spel van de fossieleindustrie is. 

Hiske Arts, DIES UU Foto: Bas van Hattem, Universiteit Utrecht

Hiske Arts geïnterviewd door Anton Pijpers tijdens de dies van de UU, Foto: Bas van Hattem, Universiteit Utrecht

Wetenschappers als fossiele verhalenvertellers
De samenwerking van universiteiten met de fossiele industrie raakt aan de kern van al het klimaatactivisme. Klimaatwetenschap laat de effecten zien van een toename van broeikasgassen, de noodzaak tot reductie, en analyseert de effectiviteit van klimaatmaatregelen. De wetenschap is daarmee voor ons klimaatactivisten essentieel om te begrijpen waar we de focus op moeten leggen en voor welke maatregelen we moeten pleiten. Uiteraard zijn het niet alleen klimaatactivisten die de wetenschap nauw volgen: politici en beleidsmakers bouwen voort op wetenschappelijke bevindingen, journalisten vragen wetenschappers om nieuws te duiden om zo autoriteit toe te voegen aan het klimaatdebat en ook rechters baseren zich op wetenschappelijke conclusies in de meest spraakmakende klimaatzaken. Zo is de reden dat Shell van de rechter in 2024 geen concreet reductiedoel kreeg opgelegd omdat er in de klimaatwetenschap “onvoldoende overeenstemming is” over het reductiepercentage dat voor een bedrijf als Shell zou moeten gelden. 

De fossiele industrie weet donders goed hoe belangrijk het is om wetenschappers aan hun zijde te krijgen. Waar in het verleden de inzet was om twijfel te zaaien over de oorzaak van klimaatverandering, is de fossiele industrie inmiddels overgestapt op een strategie van vertraging en het inzetten op valse oplossingen. In deze oplossingen wordt de voortzetting van fossiele winning verantwoord door te schermen met technologie die zichzelf nog moet bewijzen, zoals carbon capture of waterstof. Wetenschappers spelen in deze strategie een centrale rol. De fossiele industrie gebruikt ze maar al te graag als vertellers van hun verhaal, nu hun eigen imago zoveel deuken heeft opgelopen. 

Een van die verhalen is dat fossiel gas, een van de oorzaken van de huidige klimaatcrisis, juist een oplossing is. Voor bedrijven als Shell is gas een last resort. Doordat vloeibaar gas op de wereldmarkt wordt verhandeld is hier bakken met geld mee te verdienen. Shell, ‘s werelds grootste handelaar in vloeibaar gas, haalde in 2022 meer dan 50 procent van haar winst uit haar gasdivisie: 20 miljard van de totaal 38 miljard euro winst. Met een verwachte slinkende vraag voor hun andere producten, is een positief imago voor gas van levensbelang, en iets waar al decennialang heel actief aan wordt gewerkt.

Uit interne stukken van de fossiele industrie blijkt keer op keer dat zij heel bewust relaties aangaan met kennisinstuten, om zo “neutrale stemmen” aan hun kant te krijgen. Ook uit een intern strategiedocument van Shell blijft dat zij bewust samenwerkingen aan gaan met wetenschappers om de invloed van negatieve publiciteit over gas te verkleinen, en onderzoeken die zij als ‘zwak' bestempelen te onrkachten, dit alles om een positief imago van gas te bewerkstelligen. Wetenschappers en universiteiten spelen dus een cruciale rol in de strategie van fossiele bedrijven.

End Fossil Occupy, bezetting Minnaertgebouw 2023 Foto: DUB

“Neutrale” communicatie samen met de fossiele industrie
De grote belangen die spelen lijken nauwelijks door te dringen tot wetenschappers die samenwerken met de fossiele industrie. Zo ook bij de Universiteit Utrecht. Zo vertelde universitair docent Sanne Akerboom, oprichter van het Sustainable Industries Lab, dat zij na gesprekken met partners als Shell en Esso tot de conclusie is gekomen “dat we gedeelde doelen hadden over het bundelen van kennis, het neutraal communiceren over keuzes en consequenties en het verbeteren van de kwaliteit van het politieke en maatschappelijke debat”. Dit is alsof je als universiteit samen met de tabaksindustrie “neutrale” voorlichting gaat geven over de keuze voor een vape ten opzichte van een sigaret. 

Het Sustainable Industries Lab wil door middel van het “synthetiseren van academische en expertkennis” komen tot een “klimaatneutrale industrie”. Naast de inhoudelijke samenwerking loopt ook een deel van de financiering van dit lab via de fossiele industrie en de chemische industrie. Zo dragen lobbypartijen als VNO-NCW, de Nederlandse gaslobby Element NL en Vemobin (De Vereniging Energie voor Mobiliteit en Industrie) financieel bij. 

Hoewel Akerboom zegt met het lab geen keuzes te maken maar enkel “objectieve kennis” aan te dragen waarmee keuzes kunnen worden gemaakt, komt het lab in de praktijk toch met ferme adviezen. Zo is de hoofdconclusie van een van de rapporten van het Sustainable Industries Lab dat de basisindustrie – de zware industrie die producten levert als plastic, kunststof en staal –  in Nederland in 2050 duurzaam en circulair kan worden, en dat dit een “productiebelofte” voor de basisindustrie vereist. De conclusie dat de industrie in Nederland moet blijven, wordt door de voorzitter van het Lab, hoogleraar Energy & Resources Gert Jan Kramer, volop uitgedragen in media-interviews. Hij zegt dat we pas na 2030 kunnen starten met groene productie. Deze conclusie wordt bovendien vaak verbonden aan de oproep tot meer opslagcentra van CO2, meer blauwe waterstof en zelfs meer lange termijn LNG-contracten, oplossingen waardoor Nederland zich voor lange termijn afhankelijk maakt van gasimport. Conclusies die ongetwijfeld in goede aarde vallen bij de industrie zelf. 

Een keuze voor het behoud van de basisindustrie en een focus op het geleidelijk ombouwen van bestaande vervuilende industrieën betekent in de praktijk overheidssteun en belastingvoordelen voor deze industrieën. De basisindustrie dreigt immers met vertrek als deze steun niet komt. Maar juist deze fossiele subsidies gaan ten koste van duurzame en circulaire industrieën die daar niet tegenop kunnen concurreren en dus het onderspit delven. Bovendien kan het vanuit energie-oogpunt veel efficiënter zijn om de industrie te vestigen op plaatsen in Europa waar meer duurzame energie beschikbaar is. Een andere groep wetenschappers pleit daarom juist voor het stoppen met het kunstmatig verlengen van de levensduur van sectoren zonder toekomst in Nederland om zo ruimte te maken voor duurzame industrieën. De samenstelling van het Sustainable Industry Lab maakt het lastig voor te stellen dat dit consortium tot eenzelfde conclusie had kunnen komen. 

Dit rapport van Sustainable Industries Lab is tot stand gekomen met input van een groep van experts, waarvan zeker de helft nauw verbonden is aan de industrie. Dit roept vragen op over de onafhankelijkheid van de adviezen. Wanneer spreekt het bedrijfsbelang, en wanneer spreekt het belang van het klimaat? Het is niet te ontwarren, en daarmee onwenselijk. 

Opvallend genoeg was Sanne Akerboom, die zich hard in heeft gezet voor samenwerking met de (fossiele) industrie onderdeel van de UU-commissie die zich mocht buigen over het nieuwe afwegingskader. Maar nog schadelijker is dat de voorzitter van deze commissie aangeeft dat het voorgestelde afwegingskader verder is verzwakt door het bestuur van de Universiteit, door bestaande consortia uit te zonderen van het kader. De nieuwe UU-rector Hazeleger die hiervoor een lans breekt, is zelf voorzitter van de Raad van Toezicht van het Sustainable Industries Lab. 

“Alarmistisch” onderzoek naar methaan
De media weten ondertussen Sustainable IndustryLab goed vinden. Zo voerde NRC onlangs Kramer -mede-oprichter en bestuurslid van het lab en zelf afkomstig van Shell - op als expert over vloeibaar gas. Hij mocht in de krant zijn visie geven op onderzoek van professor Robert Howarth.  Professor Howarth – al decennialang een expert op gaswinning en methaanlekkages – kwam onlangs op basis van een life cycle assessment tot de conclusie dat als Europa vloeibaar gas uit de VS importeert, dit schadelijker is dan steenkolen, als gevolg van de vele methaanemissies in de keten van vloeibaar gas. 

De bevinding van Howarth raakt aan een van de grootste klimaatissues van deze tijd: de immer stijgende hoeveelheid methaan in de atmosfeer. Methaan is een enorm krachtig broeikasgas, dat op korte termijn 85 keer krachtiger is dan CO2. Hoewel het eenmaal in de atmosfeer na zo’n tien jaar uit elkaar valt, leidt het in die periode tot een sterk opwarmend effect. De schatting is dat maar liefst 0,5 graad van de huidige 1,2 graden opwarming van het klimaat veroorzaakt wordt door methaan. Dit betekent dat als we als wereld snel methaanemissies weten terug te dringen, dat dit ons helpt in de aanpak van de klimaatcrisis. Maar neemt de uitstoot van methaan toe, dan hebben we een nog veel groter probleem. 

In de reactie in NRC zwakte Kramer de zorgen over vloeibaar gas af – al erkent hij wel dat methaan een probleem is – en wees erop dat gas wel degelijk een ‘transitiebrandstof’ is.  Kramer beschuldigt Howarth van vooringenomenheid: “De getallen die hij gebruikt zijn niet fout, maar als je steeds aan de verkeerde kant van de mediaan gaat zitten, krijg je uiteindelijk een betrekkelijk alarmistisch resultaat.” 

Howarth baseert zich op een in Nature gepubliceerd onderzoek dat concludeert op basis van een miljoen metingen dat 2,8 procent van de Amerikaanse gasproductie weglekt. Dit is drie keer meer dan volgt uit de zelfrapportages vanuit de industrie. 

Kramer verwijst in het interview met NRC naar een kritisch (niet peer reviewed) commentaar dat hij met collega’s – waarvan een aantal zelf verbonden aan de fossiele industrie – heeft geschreven over een ander artikel van Howarth over blauw waterstof waarbij de CO2 die bij de productie vrijkomt ondergronds wordt opgeslagen. De critici baseren zich daarbij op nog onbewezen beloftes en doelstellingen van de fossiele industrie, in plaats van realistische inschattingen op basis van praktijkvoorbeelden en metingen. De aannames bepalen de uitkomst.

Opvallend is dat Kramer en co niet de eerste zijn die kritisch waren op Howarth. Ook Shell heeft zich er tegen ververzet, zo blijkt uit een interne strategiestuk. Hierin zegt Shell niet zelf hierop in de media te reageren maar verwijst liever naar “betrouwbare derde partijen”. Een van die “betrouwbare” derde partijen is ongetwijfeld dit commentaar van Kramer, dat exact dezelfde kritiekpunten en cijfers aandraagt als Shell in dit strategiestuk doet.

Cijfers van de industrie zelf
Met een fossiele industrie die keer op keer twijfel zaait, valse beloftes maakt en vertraging van effectief klimaatbeleid als bedrijfsbelang heeft, is het de taak van de wetenschap om de kritische stem te zijn en niet degene die deze juist smoort. We hebben wetenschappers nodig die als cijfers afwijken van wat de fossiele industrie vertelt, dit als aanleiding zien om scherp te kijken naar waar eerdere cijfers op gebaseerd waren, in plaats van dit meteen als alarmistisch weg te zetten. Die hun kanttekeningen plaatsen als cijfers over methaanemissies gebaseerd zijn op zelfrapportage, zeker als uit meerdere onderzoeken blijkt dat methaanemissies stelselmatig worden onderschat. Die zich realiseren dat de fossiele industrie een track record heeft van ongerealiseerde beloftes, en deze niet zomaar klakkeloos overnemen. En die zich bewust zijn van de beïnvloeding vanuit de fossiele industrie en hier kritisch op kunnen reflecteren.

Aardgas Foto: 123rf

Foto: 123rf

Conclusie: samenwerken is naar elkaar toe bewegen
Het is zorgwekkend als wetenschappers die nauw verbonden zijn met de fossiele industrie in kranten en wetenschappelijke publicaties de fact check mogen doen van onafhankelijke wetenschappers. Hun woorden hebben vervolgens grote consequenties voor hoe wij in Europa op gas blijven inzetten, en voor welke oplossingen worden gekozen. Het is niet voor niks dat Shell er bewust voor kiest om zélf niet te reageren op onwelgevallige resultaten, maar juist te verwijzen naar bevindingen van gerespecteerde partijen. 

Eén punt wil ik bij voorbaat uit de lucht halen: mijn kritiek op samenwerking tussen de fossiele industrie en de wetenschap laat in het midden of de wetenschapper bewust de transitie aan het vertragen is of ongemerkt en op onwenselijke wijze beïnvloed wordt. In veel gevallen zal beïnvloeding op een subtiel niveau plaatsvinden, waarin wetenschappers zich automatisch een beetje schikken naar hun samenwerkingspartner. Want dat is namelijk wat je doet in een samenwerking, je beweegt naar elkaar toe. Je formuleert samen een onderzoeksvraag en stemt kaders samen af. Je denken wordt beïnvloed door je partner. Uit onderzoek blijkt dan ook dat onderzoeksresultaten die voortkomen uit samenwerkingsverbanden met de energiesector positiever zijn over fossiele brandstoffen, dan onderzoek dat ontstaat zonder deze samenwerking. Daar komt bovenop dat universitaire centra die gefinancierd worden door de gasindustrie positiever zijn over fossiel gas dan universitaire centra die dit niet zijn. Hier speelt de vraag wie je het voordeel van de twijfel geeft, of in de woorden van de Utrechtse hoogleraar ‘aan welke kant van de mediaan je gaat zitten’ - vertrouw je op je samenwerkingspartner? 

Het zou niet aan de mensen moeten zijn die nu samenwerken met de fossiele industrie om hun eigen samenwerkingen te keuren op onafhankelijkheid. Dat het advies van deze commissie vervolgens extra verzwakt is door het bestuur, laat zien hoe vast de universiteit zit in een fossiele groef en hoe naïef en blind het is voor de machtsdynamiek die op de achtergrond plaatsvindt. 

Iedereen die zich inzet voor effectief klimaatbeleid – van klimaatactivisten tot het bedrijfsleven, van bestuurders bij pensioenfondsen tot politici – heeft onafhankelijk klimaatonderzoek nodig. De taak van universiteitsbestuurders is om de randvoorwaarden te scheppen voor onafhankelijk onderzoek, de (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen en dat betekent dat samenwerking met de fossiele industrie moet worden gestaakt. Laat de universiteit bijdragen aan het oplossen van de klimaatcrisis, in plaats van een schaakstuk te zijn van de fossiele industrie. 

Dit is een opiniestuk van Hiske Arts, campagneleider van Fossielvrij Nederland en de huidige Alumnus van het Jaar van de UU,  Opinies zijn ingezonden artikelen. Het standpunt van de schrijvers is niet per definitie ook het standpunt van DUB.

The Sustainable Industry Lab. Foto: The Sustainable Industry Lab

Reactie Sustainable Industry Lab op opinie Hiske Arts
Net als Hiske, zijn ook wij in ons werk gemotiveerd om een actieve bijdrage te leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem. Maar waar Hiske en Fossielvrij NL kiezen voor een actieagenda gericht op uitsluiting van fossiele partijen en op afbouw van fossiel-gerelateerde economische activiteiten, werkt het Sustainable Industry Lab op een inclusieve manier. We onderzoeken met een zo breed mogelijk spectrum aan stakeholders – van milieuorganisaties tot oliemaatschappijen en van wetenschappers tot ambtenaren – hoe een duurzame industrie in Nederland eruit kan zien. Ons doel is om keuzes en consequenties rond de transitie naar een duurzame industrie in Nederland en Europa in kaart te brengen. 

Waar we de drijfveren van Hiske en haar beweging begrijpen, hebben we minder begrip voor de manier waarop ze in haar opiniebijdrage een beeld schets van het werk van het Sustainable Industry Lab en van ons als individuen. 

Hiske was zo vriendelijk ons haar stuk ter inzage te geven. Wij hebben in respons daarop een uitgebreide reactie gedeeld waarin we benoemen op welke manier zij door insinuatie op basis van hoogst selectieve citaten een oneigenlijk beeld schetst van ons beiden en van het SIL. Deze uitgebreide respons is te vinden op de persoonlijke website van Gert Jan Kramer.  Jammer genoeg heeft Hiske ervoor gekozen hier hoegenaamd niets mee te doen. Zij liet ons weten dat waar wij “spreken van feitelijke onjuistheden, dit op meerdere plaatsen een verschil in mening is.” Maar ‘feiten’ die volledig uit context zijn gehaald, kunnen makkelijk onwaarheden worden, of op z’n minst een zeer verwrongen beeld opleveren.

Een pregnant voorbeeld hiervan is haar beschrijving van het SIL rapport Groene Keuzes voor de Nederlandse Basisindustrie uit 2023. Dit wordt neergezet als een pleidooi voor een industriële productiebelofte die leidt tot “fossiele subsidies” om “met vertrek dreigende” industrie hier te houden en zo tot “het kunstmatig verlengen van de levensduur van sectoren zonder toekomst in Nederland.” Nergens in dit SIL-rapport gaat het over fossiele subsidies. En op basis van technische analyse concludeert het rapport dat een klimaatneutrale en circulaire basisindustrie in Nederland juist wel toekomst heeft dankzij het unieke potentieel van wind op de Noordzee in de directe nabijheid van het haven-industriële complex van Noordwest Europa. Daarnaast geven we ook een moreel argument, namelijk dat het de plicht is van een welvarend land met een goede governance en kennisinfrastructuur om daar een serieuze bijdrage aan te leveren. 

Ons doel blijft om naar elkaar luisteren en door de aangedragen feiten onze inzichten in complexe materie te verbeteren, en te bouwen aan een schone en duurzame toekomst. Daar staan wij voor en daar staat het SIL voor.

Gert Jan Kramer, voorzitter Sustainable Industry Lab en hoogleraar Duurzame Energievoorziening aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht.
Sanne Akerboom, directeur Sustainable Industry Lab en universitair docent Regulering en Governance van de Energietransitie aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling 

Advertentie