Wob verzoek over banden met Israël vraagt om transparantie

Op 1 februari 2022 heeft The Rights Forum in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur informatie opgevraagd. Het Wob-verzoek vraagt ​​om informatie over twee soorten betrokkenheid. Ten eerste over de institutionele relaties tussen Nederlandse en Israëlische universiteiten en bedrijven en ten tweede de relatie tussen Nederlandse universiteiten en organisaties die voor Israël lobbyen.

Het verzoek kwam tegelijk met de publicatie van een rapport van Amnesty International dat het apartheidssysteem tegen de Palestijnen aan de kaak stelt. Dat rapport is in lijn met eerdere rapporten van Palestijnse, Israëlische en andere internationale organisaties met  de eensluidende analyse dat in Israël en de bezette Palestijnse gebieden een regime van institutionele discriminatie wordt toegepast door de overheid.

Valse aanklachten tegen het Wob- verzoek heeft tot veel commotie geleid. Universiteiten zeiden door de oproep in verlegenheid gebracht te zijn en sommige universiteiten weigeren zelfs onrechtmatig een deel van de informatie te geven. Ook zijn er Kamervragen gesteld en zijn er belachelijke beschuldigingen van antisemitisme gedaan. Maar wie steunden het oorspronkelijke Wob-verzoek? Wat stond er in en waarom was zo'n verzoek nodig? In dit artikel wil ik deze zaken verduidelijken.

De indieners van het Wob-verzoek
Het Wob-verzoek werd ingediend namens academici en studenten die betrokken zijn bij de groep Dutch Scholars for Palestine en studentengroepen die solidair zijn met de Palestijnen. De groepen komen voort ​​uit twee petities van mei vorig jaar. De ene petitie is door enkele honderden academici op persoonlijke titel ondertekend, de andere door Nederlandse academische instellingen. In beide petities werd bezorgdheid en woede geuit over de schending van de mensenrechten door de Israëlische regering en het Israëlische leger en de medeplichtigheid van instellingen aan deze schendingen. Deze groepen hebben geen formele status, maar is een beweging van bezorgde academici en studenten.

Institutionele relaties
Niemand zou bezwaar moeten hebben tegen contacten en kritische discussies tussen individuen. Bezwaren tegen formele relaties op institutioneel niveau zijn echter gerechtvaardigd wanneer een van die instellingen betrokken is bij ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden.

Dit principe lag ten grondslag aan een eerder Wob-verzoek van de NOS over de betrokkenheid van universiteiten bij door de Chinese overheid gefinancierde programma's. De informatie die dit opleverde leidde in januari van dit jaar ertoe dat de Vrije Universiteit zijn deelname opschortte aan een onderzoeksprogramma waarbij de Chinese overheid sterk betrokken was. Bovendien werd het uit China ontvangen geld teruggestort.

Andere Wob-verzoeken legden de invloed van bedrijven op academisch onderzoek bloot. De Universiteit Utrecht beëindigde in 2018 de relatie met sigarettenfabrikant Philip Morris na een Wob-verzoek over de invloed van de tabaksindustrie.  

Relaties met lobbyorganisaties in Israël
De felle reacties op het tweede deel van het Wob-verzoek maken duidelijk dat verschillende Nederlandse organisaties academici en studenten met kritiek op Israël het zwijgen willen opleggen. Zij proberen dit op twee manieren te doen: door kritische discussies en debatten te dwarsbomen, of door personen die zich kritisch uitlaten over Israël te demoniseren. Als Nederlandse wetenschappers en studenten hebben we hiervan veel voorbeelden meegemaakt.

Het Wob-verzoek gaat over formele relaties van universiteiten met organisaties die de staat Israël promoten en deelnemen aan campagnes om studenten, academici en andere pleitbezorgers van Palestijnse rechten het zwijgen op te leggen en te demoniseren. Het gaat om in Nederland gevestigde Israël-lobbyorganisaties zoals het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en Christenen voor Israël. Het gaat ook om de Nederlandse coördinator voor de bestrijding van antisemitisme en zijn evenknie bij de Europese Commissie. Beiden hebben laten zien meer bezig te zijn met het aanvallen van kritiek op Israël en solidariteit met Palestijnen, dan met het verdedigen van joden tegen antisemitisme.

In tegenstelling tot wat de desinformatie van pro-Israël groepen zegt, gaat het Wob-verzoek niet over de relatie tussen Nederlandse universiteiten en ‘joodse’ organisaties. Talloze joodse geleerden hebben hun zorgen geuit over het beleid en de acties van de Israëlische regering en het leger en over de medeplichtigheid van Israëlische universiteiten aan mensenrechtenschendingen, bijvoorbeeld de ondertekenaars van de Verklaring van Jeruzalem over antisemitisme. Daaronder bevinden zich  geleerden op het gebied van Holocaust-geschiedenis, joodse studies en Midden-Oosten studies, alsook organisaties zoals European Jews for a Just Peace, Jewish Voice for Peace en in Nederland Gate48, SIVMO en Een Ander Joods Geluid.

Waarom het verzoek? Aanspreken op verantwoordelijkheid en academische vrijheid
Als Dutch Scholars for Palestine en als studentengroepen verwerpen we seksisme, racisme, antisemitisme, islamofobie of welke vorm dan ook van onwettige discriminatie en haatzaaiende uitlatingen: fundamentele principes die ten grondslag liggen aan academische vrijheid. Systemisch racisme en haatzaaiende uitlatingen horen niet thuis in een vrije samenleving, laat staan ​​in een veilige omgeving voor publieke discussie zoals universiteitscampussen.

Het Wob-verzoek wil zorgen voor transparantie over de banden van universiteiten met een gemilitariseerde apartheidsstaat die verantwoordelijk is voor goed gedocumenteerde mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden. Alleen door transparantie kunnen we de universiteiten ter verantwoording roepen over hun medeplichtigheid in het instandhouden en normaliseren van Israëls onderdrukking van Palestijnen en hun (academische) vrijheid, waaronder onze Palestijnse collega's, medestudenten en verdedigers van mensenrechten.  Door universiteiten te vragen hun relaties te onthullen met organisaties die Israel verdedigen, zorgt het Wob-verzoek ook voor meer transparantie over de manier waarop deze organisaties de academische discussie van apartheid en kolonialisme op Nederlandse universiteiten bemoeilijken.

Dit is inderdaad precies de reden waarom we het Wob-verzoek hebben ingediend: om de de universiteiten aan te spreken op hun relaties met een apartheidsstaat en om te zorgen voor een veilige en kritische ruimte voor leren en onderzoek.

Advertentie