Zijn studenten de voorhoede van het salonpopulisme?
De geringe betrokkenheid van jongeren bij de U-Raad of politieke jongerenorganisaties is zorgelijk, vindt Ayla Schneiders van de Jonge Democraten. Zijn de studenten de eerste salonpopulisten?
Eind augustus verscheen er op DUB een artikel over de soap rond een opengevallen zetelplek in de U-raad. De winnende partij (Partij voor de Utrechtse Student) is genoodzaakt een zetel weg te geven aan een andere partij omdat ze zit met een tekort aan studenten die de functie zouden willen bekleden.
Een opmerkelijk bericht waarin twee belangrijke zaken aan de kaak worden gesteld. Allereerst lijkt er een tekort aan studenten die interesse hebben in een medezeggenschapsfunctie binnen de universiteit. Ten tweede roept het artikel de vraag op of de verschuiving van de zetel naar een andere partij geen kiezersbedrog is. Gezien de actuele discussie over hoger onderwijs is dit een opvallende ontwikkeling.
Nog geen twee weken terug zegt staatssecretaris van onderwijs Sander Dekker dat er meer aandacht moet gaan naar excellente studenten. Vlak daarna wordt er 250 miljoen bezuinigd op onderwijs en laait ook de discussie over het sociaal leenstelsel weer op.
Tussen al dit mediagedruis valt er een term op die wellicht het uitblijven van een heftige reactie van studenten verklaart: Salonpopulisme. Pieter van Os stelt in NRC Handelsblad dat de elitaire mens die de politici geen zakkenvullers maar prutsers noemt, een nog destructievere invloed hebben op de politiek dan de ‘gewone’ populist. De hoogopgeleide mens dus die het liefst zo ver mogelijk afblijft van alles dat met politiek te maken heeft en weinig ziet in het hebben van inspraak.
Medezeggenschap. Iedere organisatie, groot of klein, non-profit tot commercieel doet pogingen zijn werknemers, cliënten en studenten bij de besluitvorming te betrekken. En je hoeft echt geen liefhebber te zijn van polderpolitiek of corporatisme om een voorstander van medezeggenschap te zijn. Inspraak zou de droom van iedere Hollander moeten zijn, die van nature een compromissensluiter en bruggenbouwer lijkt.
Dat geldt blijkbaar niet voor de huidige generatie studenten. Dat is vreemd, want een monopolistische onderwijsaanbieder heeft een toeschouwer nodig en het liefst een tribune met publiek. Bestuurders hebben baat bij een sparring-partner bij het formuleren van beleid en vormgeven van organisatiestructuren. Waar is nou de bemoeizucht van de gemiddelde excellente student met politieke aspiraties of ambities in het bedrijfsleven?
Bij politieke jongeren organisaties zitten ze ook niet. Weliswaar is het ledenaantal van de Jonge Democraten flink gestegen, het blijft een select gezelschap dat wil meepraten.
In een column in februari stelt studente psychologie Ellen Sinot dat het niet alleen zal liggen aan de zogenaamde desinteresse van de studenten. “Er zijn er veel die bewust niet stemmen,” schrijft Sinot, na een grote ondervraging onder haar studenten-kennissenkring. Maar ook daarbij is de vraag: Waarom? Is het niet toegankelijk genoeg? Heerst de indruk dat stemmen geen zin heeft? Of…
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor de desinteresse, of zelfs aversie tegen deze medezeggenschapsraden of politieke besluitvormingen binnen en buiten universiteiten. Misschien zitten de studenten die er wel bij betrokken zijn daar alleen maar voor hun eigen carrière en gaat het nauwelijks over de echte problematiek voor de ‘gewone’ student.
Al met al zou het behoorlijk zonde zijn dat een groot instituut als de Universiteit Utrecht de mogelijkheid biedt inspraak te hebben, maar dat daar geen gebruik van gemaakt wordt. Besturen en beleid maken moet een wisselwerking blijven van de ervaringsdeskundige met de praktijk als expertise en de beleidmakers en bestuurders met regie van hogerop die de grote structuren bepalen. Deze vorm van communicatie zou als katalysator moeten werken bij ontwikkelingen en innovaties, twee onmisbare bewegingen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Uit tal van artikelen, protesten en klachten uit de studentenbeweging blijkt dat de student zich niet gehoord voelt, maar de zetels blijven leeg. Zijn de studenten stiekem de voorhoede van de zogenoemde ‘salonpopulisten’? De student is excellent en verveeld, maar wil nauwelijks zelf verantwoordelijkheid nemen. Bezuinigingen vallen eigenlijk wel mee, zolang je nog maar kan lenen en die OV-kaart boeit toch niet zodra je een kamer hebt.
De soap omtrent de zetels in de U-raad is slechts een voorbeeld van een tendens aan versplintering van betrokkenheid van studenten. Ze hebben genoeg aan hun eigen commissie en mentorschap, maar een coherentie in betrokkenheid ontbreekt. Nu is alleen nog de vraag of het echt een populistische houding is, of dat het een eigenschap is van een generatie die van gekkigheid niet weet waar ze het zoeken moet…
Ironisch genoeg lijkt het tweede hoopvoller. Dan is het aan de overheid en de universiteit om te laten zien wat de student kan bijdragen en op welke manier er naar hen geluisterd wordt. Dan komen ze wel. Ook de politieke jongeren organisaties staan te trappelen om meer gesprekspartners. We steken dan wel niet onze BH’s in de fik, maar met een mengeling van idealisme en retoriek kunnen we behoorlijk wat constructieve stappen zetten en zo de maatschappij vormgeven.