Docent Herre Talsma blijft zich inzetten voor eerlijkere farmaceutische industrie

Herre Talsma, foto Wieke Eefting

Vertel (oud-)farmaciestudenten dat universitair docent Herre Talsma met pensioen gaat en ze vragen lachend: “Neemt zijn broer ook afscheid? Want die kwam altijd op inspectie.” Dat behoeft uitleg.Wanneer studenten bij een practicum hun labjournaal niet goed hadden ingevuld of tijdens een game niet helemaal bij de les waren, zei Talsma: “Als mijn broer, die bij de inspectie werkt, langskomt, gaat hij hier niet mee akkoord!” Een week later kwam Talsma dan de practicumzaal binnen als ‘de broer van Herre’, met een andere naamsticker op zijn labjas, om vervolgens van alles te bekritiseren. Hilariteit ten top, mét een vleug ernst.

“Er zijn studenten geweest die niet zeker wisten of ik het zelf was of mijn tweelingbroer. Ik speelde het zo nu en dan wel heel overtuigend. Maar goed, met die rollen gaf ik mezelf de mogelijkheid om heel kritisch te zijn. Als mijn broer dan vertrokken was, kon ik dan zeggen: ‘Ach, die broer van mij. Als je het zo en zo doet, is het opgelost.’ De kritische houding was nooit bedreigend, want ik gaf geen onvoldoendes. In mijn beleving is het: leren, fouten maken, niet afgestraft worden, daarvan leren en weer doorgaan.”

Good cop, bad cop, verpersoonlijkt door één docent. Klinkt briljant. Talsma heeft zijn trucjes wel moeten leren. “Ik kom van het Friese platteland, waar iedereen hartstikke rechtlijnig was  Ik had snel genoeg in de gaten dat als je die stugheid overal zomaar toepast, dat je dan een hele hoop mensen afstoot of afschrikt.”

Als docent voelde hij zich als een vis in het water


Eigenlijk wilde hij apotheker worden, maar het liep anders. Toen hij in dienst moest, weigerde hij uit principe. Werd een zogeheten gewetensbezwaarder. Zijn vader had als militair deelgenomen aan de politionele acties in Indonesië. “Dat gaf thuis altijd verschrikkelijke discussies. Ik was het helemaal niet eens met wat daar gebeurd was. Van mijn moeder mocht ik er niets van zeggen, want mijn vader had toch het land gediend. Ik wilde niet op andere mensen schieten, ik wilde iets betekenen voor de maatschappij. Daarom ben ik farmacie gaan studeren.” Voor Talsma was dat vanuit zijn christelijke geloof ook het beste te verantwoorden. Hij wilde zijn naaste liefhebben als zichzelf. Zijn talenten inzetten voor de maatschappij en deze niet alleen voor zichzelf houden.

Hij mocht na zijn studie niet direct als apotheker aan de slag gaan. Als dienstweigeraar zou hij namelijk een voorsprong hebben op mensen die wel in militaire dienst zaten. Onderwijs geven, mocht wel. Dus dat ging hij doen. Talsma zou het docentschap nooit meer opgeven. Voelde zich vanaf het begin als een vis in het water.

Hij begon in Leiden. “Twee dagen na mijn afstuderen gaf ik mijn jaargenoten les in wat toen nog artsenijbereidkunde heette. Dat ging goed, door het samen te doen. Ik heb duidelijk aangegeven wat ik kon en niet kon, dat werd geaccepteerd. Blijkbaar was ik redelijk goed in dat vak en leerde ik snel bij.”

Hij was liever de luis in de pels


Toen de opleiding farmacie in Leiden door de operatie Taakverdeling en Concentratie moest sluiten, werd Talsma naar Utrecht overgeplaatst, waar hij zich verder ontwikkelde als docent en zijn entree maakte in de medezeggenschap om die niet meer te verlaten. Doorgroeien als manager of hoogleraar, hoefde van hem niet. “Ik kon me wijden aan wat ik leuk vond: onderwijs geven en me inzetten voor het belang daarvan. Om verantwoordelijkheid te nemen voor groepen ben ik misschien een beetje te strikt. Ik was liever de luis in de pels, de kritische factor die het onderwijs bewaakte. Dat deed ik liever dan dat ik zelf in de top ging zitten om verandering teweeg te brengen. Dat is wel een beetje een gemakkelijke positie, maar goed.”

Een boel mensen zullen het niet zo erg vinden dat Talsma weggaat, denkt hij. Of je hem nou tegenkwam in de Universiteitsraad of faculteitsraad, overal trof je dezelfde Herre: scherp, uitvoerig betogend en vasthoudend. Een medezeggenschapper pur sang voor wie de mens, het onderwijs en openbaarheid voorop stonden. Zoek in het archief van DUB en je ziet zijn naam regelmatig opduiken. “Ik ben niet altijd gemakkelijk geweest en zeker niet in de medezeggenschap. Ik zei altijd waar het op stond en dat was wel eens tegen het zere been van anderen. Soms bracht ik bestuurders, die ingewikkelde beslissingen moesten nemen, in de problemen. Zodra er geld van onderwijs naar onderzoek werd geschoven, zat ik bovenop de kast. Daar werd ik niet populair van, maar ik vond dat het moest. Achteraf bezien, ben ik daar wel eens wat te strikt in geweest. Ik had ook wel door dat onderzoekers het lastig hadden, omdat ze voortdurend geld binnen moesten halen. Maar ik vond en vind dat onderzoek niet ten koste moet gaan van onderwijs.”

Hij nam zijn taak als medezeggenschapper even serieus als zijn docentschap: beleid controleren en op tijd ingrijpen als dingen fout gaan. Soms werkte zijn stijl averechts, soms kreeg hij dingen voor elkaar. “Tot 2014 konden medewerkers hun verlofuren niet laten uitbetalen, terwijl die mogelijkheid wel in de cao stond. Daarop heb ik met een paar mensen gezegd: laten we naar de top gaan, even gaan praten en zeggen dat we op dit punt toch echt een keer gaan blokkeren. Toen konden de vakantiedagen weer uitbetaald worden.”

Zulke resultaten waren leuk, maar de ontwikkeling van studenten in de medezeggenschap gaf Talsma nog veel meer voldoening. “Ik heb jonge mensen kunnen laten zien hoe een ingewikkeld systeem draait en hoe ze daar zelf invloed op kunnen hebben. We probeerden samen een standpunt in te nemen, altijd op basis van goede argumenten. Dan kwam het voor dat ik moest toegeven dat een student een betere kijk op de zaak had dan ik.” Bij studentleden was hij populair. Op het medezeggenschapsgala deed hij graag mee met het drankspelletje Mexicanen. “Ik heb studenten altijd als gelijken gezien. Ik heb een voorsprong, omdat ik kennis heb. Maar studenten hebben ook kennis, waar ik bewust een beroep op deed wanneer mijn computer bijvoorbeeld niet deed wat ik wilde. Daarbij stelde ik me ook kwetsbaar op: ik durfde mijn eigen fouten toe te geven.”

Medicijnen moeten er niet alleen voor de happy few zijn

Talsma moet met pensioen, maar is voor zijn gevoel nog helemaal niet klaar met onderwijs. “Het is goed dat er een einde komt aan dingen, maar ik denk dat ik op maatschappelijk vlak nog veel kan bijdragen. Waar het gevraagd wordt, wil ik wel bijspringen.” Eén vraagstuk waarover Talsma zich gaat buigen, is al duidelijk: hoe krijgen we betaalbare medicijnen op maat, voor iedereen? “Mijn grote angst is dat op dit moment allerlei geneesmiddelen in ontwikkeling zijn die zo meteen miljoenen per therapie gaan kosten en alleen voor de happy few te betalen zijn. De aandelen van farmaceutische bedrijven hebben nog nooit zo hoog gestaan. Fabrikanten hebben recht op een redelijke vergoeding, maar het verdienmodel is nu doorgeslagen en ergens zit daar iets onredelijks in.”

Het probleem volgens Talsma: veel op universiteiten ontdekte potentiële medicijnen worden na ontdekking voor verdere ontwikkeling opgekocht door farmaceuten die er een patent op zetten en er vervolgens – al dan niet door doorverkoop – veel aan kunnen verdienen. Zijn oplossing: maak de formuleringen van geneesmiddelen, de verwerking van chemische stoffen en de geneeskrachtige stof tot een medicijn, openbaar.

Medicijnontwikkelaars moeten de formulering openbaar maken

Talsma wil dat ontwikkelaars gaan werken met Creative Commons-licenties, waarbij ze alle rechten behouden, maar anderen toestemming geven om de formulering te gebruiken. Daarbij zal het patentrecht moeten worden aangepast, zodat open ook echt open blijft. Als daarnaast de grondstoffen niet vooral in China, maar ook in Europa worden gemaakt en dus beter beschikbaar worden, kunnen fabrikanten zich richten op de productie. “Dan krijg je meer concurrentie tussen fabrikanten en dan kunnen ze in bijvoorbeeld Zuid-Afrika medicijnen op een Zuid-Afrikaanse manier en met Zuid-Afrikaanse kwaliteit produceren. Standaarden hoeven niet in elk land hetzelfde te zijn. Op die manier kun je geneesmiddelen toch beschikbaar maken voor alle mensen. Het is van den zotte dat mensen doodgaan, omdat ze de medicijnen niet kunnen betalen.”

Samen met de universiteit of op eigen houtje zal Talsma projecten voor studenten bedenken die bijdragen aan zijn ideaal. Ook zijn afscheidssymposium, waarvan de datum door corona nog onzeker is, zal in het teken staan van open source. En via zijn kerkelijk netwerk zal hij proberen ook bij de politiek binnen te dringen. “Ik geloof dat iedereen het er wel mee eens is dat medicijnen voor iedereen betaalbaar een beschikbaar moeten zijn.”

Naast zijn vakmatige bezigheden, blijft hij actief voor de Protestantse Gemeente Utrecht. In meerdere verpleeg- en verzorgingshuizen in Utrecht zorgt Talsma voor verbindingsactiviteiten voor jong en oud. “Die huizen zijn los komen te staan van de maatschappij. Mensen kwijnen weg, zien kinderen en kleinkinderen niet meer. Het is dramatisch. Verpleeg- en verzorgingshuizen zouden veel kunnen betekenen voor maatschappelijke samenhang. Daar proberen wij als kerk aan bij te dragen.” Hij zou bijna vergeten dat hij ook nog een volkstuin op Papendorp heeft, maar het is maar de vraag of hij daar nog aan toe zal komen. Voor een idealist als Herre Talsma is het werk nooit klaar.  

Advertentie