Veel stagiairs ervaren weleens ongewenst gedrag
‘Er werd in mijn gezicht geschreeuwd’
Eva – haar echte naam en identiteit zijn bekend bij de redactie – liep stage bij een onderzoeksgroep aan de UU. Voordat ze begon, had ze nog weinig ervaring met onderzoek doen. Haar stagebegeleider maakte hier kleinerende opmerkingen over, deed alsof ze traag van begrip was en bepaalde dingen al had moeten weten. Eva voelde zich steeds onprettiger in de buurt van de begeleider.
Ze moest zelfstandig experimenten uitvoeren, maar toen ze vastliep en vragen had, was haar stagebegeleider moeilijk te bereiken. Die reageerde niet of laat op haar mails of telefoontjes. De begeleider keek Eva’s werk na, maar liet er fouten in zitten, waardoor deze ook in vervolgwerk zaten. Achteraf gaf de begeleider toe dat expres gedaan te hebben.
Een keer schreeuwde de begeleider in haar gezicht, waarna Eva in huilen uitbarstte. Eva kaartte het aan, maar de situatie veranderde nauwelijks. Daarom ging ze uiteindelijk met haar verhaal naar de studieadviseur en samen besloten ze om de stage voortijdig af te breken.
Nog een tijd lang bleef Eva met het gevoel zitten dat het gedrag waarmee ze te maken kreeg aan haar lag. Ze zocht contact met andere studenten, die bij dezelfde onderzoeksgroep stageliepen. Die bevestigden aan haar dat ze dezelfde negatieve ervaringen met de stagebegeleider hadden, een andere maakte de stage ook niet af.
Ongewenst gedrag
Het verhaal van Eva was aanleiding voor DUB om onderzoek te doen naar ongewenst gedrag tijdens een stage van UU-studenten. Aan het onderzoek van DUB deden 210 (oud-)studenten van de UU mee die situaties voorgelegd kregen met verschillende vormen van ongewenst gedrag.
Dit is het derde en laatste artikel van DUB over ons onderzoek naar ervaringen met stages van UU-studenten. In deel 1. De stagiair voelt zich vaak een goedkope arbeidskracht, blijkt dat de hoge werkdruk, lange dagen en te veel verantwoordelijkheden, de meest genoemde problemen zijn. In deel 2. Studenten vinden stagebegeleiding universiteit maar matig, staat de begeleiding van UU-docenten centraal. In dit derde deel gaat het over ongewenst gedrag op de stageplek.
De studenten werd gevraagd naar verschillende ongewenste gedragingen: verbale agressie, intimidatie, pesten, discriminatie, seksisme, racisme, seksueel grensoverschrijdend gedrag en fysieke agressie.
Uit ons onderzoek bleek dat 39 procent van de 210 studenten tijdens hun stage één of meerdere keren in een situatie belandde, die zij als ongewenst ervoeren. Eén op de tien studenten voelde zich onveilig op de stageplek en 14 procent gaf aan dat er over hun grenzen werd heengegaan.
Pesten
Het vaakst kregen studenten te maken met een vorm van pesten, intimidatie en verbale agressie. Hoewel slechts 2 procent van de studenten aangaf gepest te worden op de stageplek, kreeg een derde van de studenten te maken met gedrag dat onder pestgedrag valt. Ook vernederende opmerkingen, roddelen, iemand negeren, kleineren buitensluiten of uitlachen zijn een vorm van pesten. Van alle studenten die meededen aan het onderzoek voelde 18 procent zich buitengesloten door collega’s, 17 procent voelde zich genegeerd, 13 procent gekleineerd, over 8 procent werd geroddeld en 6 procent voelde zich uitgelachen. Ruim de helft van de studenten die met een vorm van pesten te maken kreeg, belandde in meerdere van de hierboven genoemde situaties.
Studenten vertelden in een open vraag hoe dit pesten eruit zag: zo werden ze niet uitgenodigd voor personeelsuitjes en niet meegevraagd voor de lunch. Ook werden sommige teams als erg gesloten ervaren, waardoor studenten er moeilijk tussen kwamen.
Internationale studenten noemden de taalbarrière als reden dat zij zich buitengesloten voelden op de stageplek omdat er tijdens vergaderingen en pauzes Nederlands werd gepraat.
Intimidatie en agressie
Daarna kregen studenten het vaakst te maken met een vorm van intimidatie, waarbij 15 procent van alle studenten aangaf zich geïntimideerd te voelen op de stageplek en bij 8 procent werd er gedreigd met negatieve gevolgen.
Hoewel er in de volgende gevallen niet meteen sprake hoeft te zijn van intimidatie, is er ook uitgevraagd of studenten zich onder druk voelden gezet. Dit had een derde van de studenten. Een derde was ook bang voor negatieve gevolgen.
Een deel van de studenten kreeg te maken met verbale agressie. Tegen zo’n één op de tien van hen werd gesnauwd en tegen 6 procent werd er geschreeuwd. Studenten vertelden in de open vraag dat ze afgesnauwd werden als ze fouten maakten tijdens hun stage, waardoor ze het gevoel kregen niets goed te kunnen doen of ‘dom’ waren. Meerdere studenten vertelden dat er tegen hen geschreeuwd werd. Bij een enkeling gebeurde dit regelmatig; meerdere keren per week.
Discriminatie
Discriminatie, racisme en seksisme bleek op de stage minder voor te komen. 6 procent kreeg te maken met seksistische opmerkingen of grappen. Eén student kreeg te maken met racistische opmerkingen. 3 procent voelde zich gediscrimineerd vanwege hun sekse, gender, seksuele geaardheid of afkomst.
Studenten die gediscrimineerd werden, vertelden dat dit gebeurde vanwege hun handicap, gender of omdat ze een transgender persoon waren of een andere opleidingsachtergrond hadden. Ook vertelden meerdere studenten dat er collega’s ongepaste grappen of seksistische opmerkingen – over “lekkere vrouwen” – maakten of racistische en seksistische theorieën ventileerden.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens een stage komt weinig voor. Bij 3 procent werden seksueel getinte opmerkingen gemaakt en 1 procent kreeg te maken met seksueel getinte gebaren. Geen enkele student kreeg te maken met seksueel geweld, maar 1 student kreeg wel te maken met fysiek geweld.
Ongewenst gedrag
De gedragscode van de UU omschrijft ongewenst gedrag als “een gedraging, handeling of het nalaten van een handeling die als negatief ervaren lichamelijke, psychische of sociale gevolgen heeft.” In ons onderzoek is er aan studenten gevraagd of situaties met ongewenst gedrag aan de orde waren op hun stageplek. Hierbij is benadrukt dat het erom ging hoe zij dit erváárden en niet hoe anderen dezelfde situatie konden ervaren.
Om een beeld te vormen van hoe ongewenst gedrag op een stageplek voorkomt, is ook onderzocht of studenten met meerdere situaties van ongewenst gedrag te maken kregen en hoe vaak het voorkwam: gebeurde het een enkele keer of was het gedrag structureler en kregen studenten hier dagelijks of wekelijks mee te maken?
Studenten kregen in totaal 19 situaties met ongewenst gedrag voorgelegd. 61 procent gaf aan dat geen enkele situatie aan de orde was op hun stageplek. Bij 14 procent van de studenten was er één situatie aan de orde. 7 procent kreeg te maken met twee situaties. In drie tot en met vijf situaties belandde 12 procent van de studenten en daar lijkt dus echt wat mis te gaan op de stageplek. 6 procent belandde in zes of meer situaties en liepen dus stage op een plek die erg onprettig of onveilig was.
In 16 procent van de gevallen gebeurde dit dagelijks en bij één derde wekelijks. 40 procent van de gevallen kwam maandelijks of minder dan maandelijks voor. Bij iets minder dan één op de vijf gevallen gebeurde het een enkele keer.
Stagebegeleider
Ruim een op de drie studenten had een vervelende of onveilige ervaring met de stagebegeleider op de stageplek; de persoon met wie ze intensiever contact hadden en die hen vaak moet beoordelen. Een op de drie had deze vervelende ervaring met collega’s. Daarna volgt een andere leidinggevende op de stageplek. In enkele gevallen hadden studenten problemen met de stagebegeleider op de opleiding of een mede-stagiair.
Ruim een derde van de studenten die in een vervelende of onveilige situatie belandde heeft dit niet aan iemand van de UU vertelt. Daarvan vond een derde het niet nodig. Een op de vijf studenten dacht dat de universiteit niets voor ze kon doen. Zo’n een op de tien was bang voor negatieve consequenties, sommigen wisten niet dat je kon klagen bij de UU. Een klein deel durfde diens verhaal niet te doen of had geen vertrouwen in de universiteit als instituut.
Vertrouwenspersoon
De studenten die de problemen op de stage wél bij de UU aankaarten, vertelden dit het vaakst aan de stagebegeleider of stagecoördinator van de universiteit. Geen enkele student die meedeed aan het onderzoek is naar de vertrouwenspersoon van de UU gestapt.
Marian Joseph, een van de vertrouwenspersonen van de UU, kent inderdaad weinig gevallen van studenten die bij haar klagen over hun stage. “Het belangrijkste is om het aan te kaarten en dan maakt het eigenlijk niet zo veel uit bij wie. Studenten kunnen het melden bij de stagedocent, bij de coördinator, de onderwijsdirecteur en als studenten dat lastig vinden om te doen, kunnen ze ook naar een vertrouwenspersoon. Die kan studenten helpen om manieren te vinden om het aan te kaarten.”
Voor opleidingen is er ook een belangrijke rol weggelegd, denkt de vertrouwenspersoon. “Studenten lopen stage vanuit de opleiding. De sociale veiligheid strekt zich ook uit tot onderwijsonderdelen zoals een stage. Bij stageplekken buiten de universiteit kunnen we als organisatie wellicht niet rechtstreeks veranderingen bewerkstelligen, maar de opleiding kan wel met het stagebedrijf in gesprek gaan of zeggen: dat stageadres gebruiken we niet meer.”
Het onderzoek
De vragenlijst van DUB werd ingevuld door 210 (oud-)studenten van de UU. Hiervan zijn 164 vrouw en 40 man, 3 zijn non-binair en 3 wilden het liever niet zeggen. 21 procent studeerde aan de faculteit Bètawetenschappen, 3 procent bij Diergeneeskunde, 26 procent bij Geesteswetenschappen, 11 procent bij Geneeskunde, 6 procent bij Geowetenschappen, 7 procent bij Rebo, 25 procent bij Sociale Wetenschappen en 0,5 procent aan het University College Utrecht.
Samen liepen zij 298 stages, waarbij een derde meer dan één stage liep. Een derde deed een stage aan de universiteit. Bij de helft van de studenten die meededen aan het onderzoek was de stage een verplicht onderdeel in hun master. Bij 7 procent was de stage in de bachelor verplicht en bij 15 procent was deze in zowel de master als de bachelor verplicht. Bij de overige studenten (27 procent) was de stage geen verplicht onderdeel van het curriculum.
De onderzoeksresultaten geven een indicatie hoe studenten hun stageperiode ervaarden. Het onderzoek is niet representatief. Daarnaast heeft DUB voor het onderzoek nog meerdere personen gesproken, waaronder studenten, een vertrouwenspersoon, een beleidsmedewerker en stagebegeleiders op de universiteit.
Aantal | Percentage | |
Pestgedrag | 67 | 32% |
Werd buitengesloten | 38 | 18% |
Voelde zich genegeerd | 36 | 17% |
Voelde zich gekleineerd | 28 | 13% |
Werd over geroddeld | 17 | 8% |
Werd uitgelachen | 13 | 6% |
Werd gepest | 5 | 2% |
Verbale agressie | 26 | 12% |
Werd tegen gesnauwd | 24 | 11% |
Werd tegen geschreeuwd | 13 | 6% |
Intimidatie | 41 | 20% |
Gedreigd met negatieve consequenties | 16 | 8% |
Voelde zich geïntimideerd | 32 | 15% |
Racisme en seksisme | 13 | 6% |
Racistische opmerkingen | 1 | 0,5% |
Seksistische opmerkingen | 13 | 6% |
Discriminatie | 13 | 6% |
Discriminatie vanwege sekse/ gender | 6 | 3% |
Discriminatie vanwege afkomst | 6 | 3% |
Discriminatie vanwege seksuele geaardheid | 6 | 3% |
Seksueel grensoverschrijdend gedrag | 6 | 3% |
Seksueel getinte gebaren | 3 | 1,4% |
Seksueel getinte opmerkingen | 6 | 2,9% |
Seksueel geweld | 0 | 0% |
Fysiek geweld | 1 | 0,5% |