De kwestie
Moet een docent die geen onderzoek doet een vaste aanstelling kunnen krijgen?

Wat is er aan de hand?
De U-raad wil dat een deel van de 430 tijdelijke docenten die bij de UU werken een vaste aanstelling krijgt.
Vooral bij Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen wordt veel onderwijs verzorgd door tijdelijke docenten. Ze moeten fluctuaties in studentenaantallen opvangen, invallen bij ziekte, en docenten vervangen die zich met onderzoeksbeurzen ‘uitkopen’ uit het onderwijs. Op die manier zijn ze de ‘flexibele schil’ van de organisatie, zo heet het in ambtelijke termen.
Maar in de praktijk is het volgens de raad zo dat een deel van de taken in het bacheloronderwijs structureel door tijdelijke docenten wordt verricht. Toch krijgen die docenten een contract voor maximaal vier jaar. En dat leidt tot tal van problemen.
Nieuwe tijdelijke docenten moeten zich in korte tijd inwerken en ervaren een hoge werkdruk. En dat zonder uitzicht op een vaste aanstelling. Dat is inefficiënt en strookt niet met de wens van de UU om een goede werkgever te willen zijn, schreven de raadsleden vorig jaar al in een nota aan het universiteitsbestuur (alleen met Solis-id, red.).
Daarbij is de herhaaldelijke wisseling van docenten slecht voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs. Het werven en begeleiden van nieuwe docenten zorgt bovendien voor een verhoging van de werkdruk van vaste docenten.
En het kost allemaal ook nog eens handenvol geld. De 65 tijdelijke docenten die jaarlijks beginnen bij de faculteit Sociale Wetenschappen leiden bijvoorbeeld steeds weer tot een kostenpost van 1 miljoen euro aan opstart- en begeleidingskosten, zo berekenden raadsleden.

cartoon: Niels Bongers
Waarom geeft de UU die harde werkers dan geen vast contract?
Het UU-bestuur wil geen medewerkers in vaste dienst nemen als 'docent'. ‘Docent’ is de formele aanduiding voor iemand die alleen onderwijs geeft en geen onderzoek doet. Het universitaire beleid zegt juist dat er alleen vaste aanstellingen worden gegeven aan ‘universitair docenten’ (UD's). Dat zijn gepromoveerde medewerkers die behalve colleges en werkgroepen verzorgen ook onderzoek doen.
Met dat principe van “tweebenigheid” zijn studenten het best gediend, schrijft het universiteitsbestuur in een antwoord aan de U-raad (alleen met Solis-id, red.). Studenten krijgen dan docenten die weten wat de actuele stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek is en die kennis kunnen meenemen in hun onderwijs. Andere universiteiten zijn daar minder rigide in.
Het UU-bestuur zegt de werkdruk veel liever te lijf te gaan door het aantal ‘universitair docenten’ uit te breiden. Dat dat beleid succesvol is, blijkt volgens het bestuur uit de stijging van het aantal vaste wetenschappelijke aanstellingen aan de UU en uit cijfers die laten zien dat in Utrecht van alle staf die onderwijs geeft, maar 22,9 procent ‘docent’ is. Landelijk is dat 36,4 procent.
Alleen voor praktijkdocenten die naast een baan buiten de UU bijvoorbeeld college geven over specifieke klinische of juridische vaardigheden, kan een uitzondering worden gemaakt. Die kunnen een vaste aanstelling voor een klein aantal uren krijgen, zo meent het UU-bestuur.
Hoe reageerden de leden van de U-raad op dat antwoord?
In een raadsdiscussie vorige week betoogden raadsleden dat dit niet volstaat. Tot nu toe heeft de toename van het aantal UD’s volgens hen nauwelijks geleid tot minder werkdruk. De vacaturestop in veel faculteiten verhindert op dit moment bovendien nieuwe vaste aanstellingen en er is ook vrijwel geen geld voor onderzoekstijd.
Maar bovenal vinden de raadsleden dat het universiteitsbestuur zichzelf en de universitaire gemeenschap voor de gek houdt. De realiteit is immers dat veel UU-studenten in de bachelor vooral colleges en werkgroepen krijgen van tijdelijke docenten. De binding met het onderzoek wordt vooral geborgd door de cursuscoördinator die meestal wél in vaste dienst is.
De U-raad vindt daarom dat “tweebenigheid” prima op teamniveau gewaarborgd kan worden. Hoogleraren en universitair (hoofd-)docenten die onderzoekstaken hebben, werken dan samen met docenten die zich volop op het onderwijs kunnen concentreren. Op die manier komen onderzoek en onderwijs toch samen.
En was het UU-bestuur overtuigd?
Nee, het is dan ook niet de eerste keer dat het UU-bestuur geconfronteerd wordt met deze vraag, en ook de vakbonden zijn al langere tijd een voorstander van vaste contracten voor docenten die structurele taken verrichten. Maar de Utrechtse universiteit houdt vast aan de waarde van de combinatie onderwijs en onderzoek op het niveau van de individuele docent.
Toch voelde rector Kummeling zich in zijn laatste raadsdebat aangesproken. Als de situatie binnen het bacheloronderwijs inderdaad zo is als de raadsleden beschrijven, dan is er volgens hem “een gapend gat” tussen de strategie van de universiteit en dat wat op de werkvloer gebeurt.
In alle universitaire beleidsstukken staat immers dat ook hoogleraren en universitair hoofddocenten zich vanaf het begin van de studie aan studenten moeten laten zien en bijvoorbeeld ook eerstejaarscolleges moeten geven. Dat wetenschappers zich met behulp van onderzoekssubsidies geheel ‘uitkopen’ uit het onderwijs is, volgens Kummeling, expliciet niet de bedoeling.
Als die gearriveerde wetenschappers daadwerkelijk het bacheloronderwijs schuwen, moet het UU-bestuur daar met de verantwoordelijke decanen eens goed over praten, zo vond hij. “Met alle respect voor al die heel goede, tijdelijke docenten, onze onderwijscapaciteit is groter dan we nu vaak denken.”
Wat vinden de raadsleden daarvan?
Die verwelkomden het vooruitzicht van een gesprek op het hoogste bestuurlijke niveau hierover. Maar ze waarschuwden Kummeling ook. Binnen de universiteit is iedereen het er al jarenlang van harte eens met de gedachte dat meer wetenschappers zich meer in het onderwijs aan beginnende studenten moeten laten zien. Maar ondanks beloften en goede wil, gebeurt dit nog steeds veel te weinig.
Ondertussen blijft het volgens de raad zo dat veel tijdelijke docenten de motor van het bacheloronderwijs vormen, wat niet overeenkomt met de papieren realiteit van een ‘flexibele schil’. En dat zal het UU-bestuur onder ogen moeten zien. De raadsleden hielden dus vast aan hun vraag om vaste aanstellingen voor een aantal docenten die essentiële rollen vervullen in het onderwijs. Oók omdat zo’n omslag het UU-bestuur kan helpen de werkdruk te verlagen én om te bezuinigen.
Volgens de raadsleden is er brede steun voor hun voorstel, ook bij facultaire bestuurders. Zij kijken dus vol verwachting uit naar de gesprekken tussen het UU-bestuur en de decanen.