Rolstoelbasketballer Bo Kramer: ‘Als je echt een droom hebt, dan kun je die ook waarmaken’
De dadendrang spat van het scherm als we Bo Kramer (22) via Teams interviewen. Zelfbewust praat ze over de doelen die ze zichzelf stelt, in haar sport, in haar studie en in haar leven.
De student die dit jaar een premaster Klinische Gezondheidswetenschappen aan de UU voltooide, maakt deel uit van het Nederlands rolstoelbasketbalteam. Als regerend wereldkampioen is Nederland één van de favorieten voor het goud tijdens de Paralympische Spelen die dinsdag in Tokio beginnen. Woensdag speelt Nederland zijn eerste wedstrijd tegen de Verenigde Staten.
Vijf jaar geleden in Rio was ze ook al van de partij. Toen vervulde ze als 17-jarig broekie een reserverol in de ploeg die brons won. “We gaan vol voor een upgrade”, zegt ze. Kramer is dit keer één van de leiders en moet als guard de spelopbouw verzorgen. “Als ik niet presteer, hebben we een probleem. Ik ga dus wel met een ander gevoel het toernooi in dan bij de vorige Spelen.”
'Word je eigen held'
Ze lijkt niet iemand die onder de druk gebukt gaat; ze heeft er vooral heel veel zin in. Ze vertelt met een aanstekelijk enthousiasme. Zelfs als haar ziekte ter sprake komt, weet ze daar de positieve kanten van te benoemen. Op haar elfde werd bij Kramer botkanker ontdekt waardoor haar rechterscheenbeen moest worden vervangen door haar linkerkuitbeen.
Het wekt weinig verwondering dat ze inmiddels is uitgegroeid tot een gewaardeerd ambassadeur van het rolstoelbasketbal en zelfs door grote bedrijven gevraagd wordt om presentaties te houden over de wijze waarop ze haar sport beleeft en in het leven staat. Haar motto daarbij is: ‘Je hebt geen held nodig, zorg ervoor dat je er zelf één wordt.’
Na de Spelen moet ze eerst haar fysiotherapie-bachelor aan de Hogeschool Arnhem / Nijmegen afmaken, daarna volgt mogelijk een master aan de UU. Ook in haar studie zoekt ze de uitdaging.
Bo Kramer in een promo van Basketbal Experience Nederland. Lees verder onder de video voor het interview
Waar komt die drive om uit te blinken vandaan?
“Die is er altijd geweest, genetisch bepaald waarschijnlijk. Mijn ouders hebben allebei op hoog niveau gevolleybald en weten wat topsport inhoudt. Mijn vader had een sporthal in Almere, waar ik elk weekeinde werd gedropt. Eigenlijk was ik wel goed in de meeste sporten, maar buiten voetballen vond ik het allerleukst. Ik wist ook zeker dat ik ooit bij Ajax zou voetballen, ik wilde toen al voor het allerhoogste gaan.
“Toen ik niet meer kon voetballen en het rolstoelbasketbal ontdekte, werd dat mijn passie. Op mijn zestiende ging ik op Papendal wonen om te kunnen trainen met het Nederlands team. Sindsdien heb ik een droom die ik ook echt wil waarmaken: de beste rolstoelbasketballer van de wereld worden.”
Je denkt dus niet dat er een verband is tussen die prestatiedrang en je ziekte … ?
“Nee, zo heb ik mijn ziekte nooit ervaren. Mijn geluk was dat de kanker per toeval ontdekt werd en nog niet volgroeid was. Ik heb nooit het idee gehad dat ik een tweede kans kreeg of iets dergelijks. Ik was een kind en vrij onbevangen. Als ik een pen die in mijn been had gezeten mee naar huis kreeg, vond ik dat vooral superinteressant.
“Tegelijkertijd is het waarschijnlijk wel zo dat ik er eerder volwassen door ben geworden. In een ziekenhuis ben je ook op die leeftijd gewoon een patiënt die hard nieuws voor de kiezen krijgt. Ik snapte daardoor al vroeg dat je maar beter kunt gaan voor wat je echt leuk vindt. Van mijn ouders leerde ik in die tijd dat je de situatie het best positief kon bekijken. Er waren ook kinderen die hun been verloren.”
Ervaar je het nog wel als een handicap?
“Natuurlijk was het moeilijk om eerst in een rolstoel te zitten en daarna opnieuw te moeten leren lopen. En ik zou heel graag willen dat ik nog een keer een wedstrijdje kon voetballen. Maar als ik nu een balletje trap met mijn vriendin, moet ik oppassen want ik kan zo op de grond liggen als ik moet uitwijken of corrigeren. En dagen achter elkaar staan of lopen, lukt me niet.
“Maar - en dat klinkt misschien vreemd - eigenlijk heb ik nu the best of both worlds. Ik kan nog steeds lopen en als ik in mijn stoel stap, kan ik pijnvrij sporten. Als mijn benen heel veel sterker waren geweest had ik niet mee mogen doen met de Paralympische Spelen maar had ik ook niet lekker kunnen sporten. Het had eigenlijk niet beter gekund.”
Je draagt je levensmotto actief uit, waarom vind je dat belangrijk?
“Topsport is een heel egoïstische bezigheid, alles moet wijken voor jou en je moet vaak voor jezelf kiezen. Dat vind ik soms jammer. Nu ik ambassadeur ben van de stichting Basketball Experience Nederland en ook presentaties geef, heb ik het gevoel dat ik toch iets voor anderen kan betekenen.
“Ik heb inmiddels geleerd dat de manier waarop ik naar het leven kijk, niet vanzelfsprekend is. Maar ik ben ervan overtuigd dat als je een droom hebt en je die voor ogen blijft houden, dat niemand je dan kan stoppen. Het zal niet gemakkelijk zijn en je gaat tegenslagen tegenkomen, maar het kan echt lukken. Als ook maar een paar mensen iets aan mijn verhaal hebben, dan zou ik dat al heel tof vinden.”
“Op dit moment heb ik al zo’n vijftig keer voor heel diverse groepen gestaan, van kinderen tot hoge piefen. Voor NOC*NSF ben ik in Japan geweest om de gehandicaptensport zichtbaarder te maken, onder meer omdat daar nog veel gehandicapten in een tehuis gestopt waar ze nooit meer uit komen. Dat soort dingen vind ik heel gaaf om te doen. Maar ik was bijvoorbeeld ook bij de Rabobank. Een van de directeuren daar zei dat hij van de vele presentaties die hij had gezien mijn verhaal een van de beste vond.”
Lees verder onder de foto:Foto: Marc Hollander
Wat zijn je ambities met je studie?
“Het is natuurlijk niet toevallig dat ik altijd geïnteresseerd ben geweest in het menselijk lichaam. Dat heeft echt te maken met mijn tijd in het ziekenhuis en dat hele proces van alleen mijn grote teen kunnen bewegen tot elke dag oefenen en weer leren lopen.
“Fysiotherapie is dan ook een fantastisch vak, maar ik ben iemand die uitdagingen zoekt en altijd meer wil. Tijdens mijn praktijkonderzoek op de hogeschool – een vak dat de meeste studenten vooral stom vinden – liep ik tegen allerlei dingen aan die ik niet begreep en moest gaan uitzoeken. Dat vond ik geweldig. Daarom ben ik gaan kijken naar mogelijkheden om een universitaire master te doen.
“De premaster Klinische Gezondheidswetenschappen geeft toegang tot verschillende onderzoeksmasters. Bovendien wordt die ook in deeltijd aangeboden, zodat ik hem kon combineren met de trainingen van het Nederlands team. Mijn interesse voor het onderzoek is in het afgelopen jaar alleen maar gegroeid. Ook daarmee kun je echt een bijdrage leveren aan een beter leven voor mensen.
“In de master Biomedische Wetenschappen zit een vak waarin je kijkt naar hoe ziekten ontstaan in het eerste levensjaar. Als ik die master zou kunnen doen, zou ik er nu voor tekenen. Maar dat zou wel betekenen dat ik nog drie jaar moet doorstuderen. Of dat gaat lukken, weet ik nog niet. ik moet eerst mijn bachelor maar eens afmaken.”
Topsport, studie en al die andere dingen, loop je nooit tegen je eigen grenzen aan?
“Jazeker. Mijn drive is ook mijn valkuil. Ik wil alles voor de volle 100 procent doen, ook mijn studie. Maar je kunt niet én Paralympisch goud willen halen en vijf dagen per week vier uur trainen én achten blijven halen voor je vakken. Dat lukt eenvoudigweg niet.
“Mijn karakter zorgt ervoor dat ik continue in gevecht ben met mezelf. Eens in de zoveel tijd klap ik er dan ook volledig overtraind uit. Dan ben ik niet meer in staat tot wat voor een fysieke activiteit dan ook. Dat is iets dat ik onder controle moet krijgen.
“Wat dat betreft gaf de coronatijd veel rust. Normaal gesproken speel ik in de weekenden in de Duitse competitie, tegenwoordig in Essen, maar dat lag nu stil. Daardoor had ik zomaar twee dagen per week over en kon ik nu bijvoorbeeld ook naar een borrel met studiegenoten van de premaster. Eigenlijk ben ik dat soort dingen helemaal niet gewend. Maar mijn focus bleef natuurlijk altijd gericht op maar één ding, dat goud in Tokio.”
Klik hier voor andere UU-sporters in Tokio