Anne Hamburger stopt na 20 jaar als topsportcoördinator

‘Sport is een deel van het UU-DNA geworden’

Anne Hamburger foto DUB
Anne Hamburger speelde zelf hockey bij SCHC in Bilthoven. Foto DUB

“Heb jij iets met sport?” vraagt Anne Hamburger me, nadat we een plekje in het café van Parnassos hebben gevonden. Te weinig, geef ik toe. Soms loop ik een rondje hard. Of Hamburger zelf “iets met sport” heeft, hoef ik haar eigenlijk niet te vragen. Dat kan niet anders, na bijna twee decennia als topsportcoördinator.

In deze functie was ze het eerste aanspreekpunt van studerende topsporters. Met hun vele trainingskampen en meerdaagse wedstrijden, hebben deze studenten nogal wat begeleiding nodig. Hamburger zocht in haar jaren als topsportcoördinator uit of een student wel echt als topsporter kwalificeerde, en regelde vervolgens bijvoorbeeld financiële voorzieningen. Dat kan een compensatie voor studievertraging van 425 euro per maand zijn voor maximaal één jaar. Maar Hamburger ging ook met ze in gesprek, wanneer de Universiteit Utrecht niet de ideale instelling voor de sporter bleek.

Voordat Hamburger in 1995 begon met haar studies Algemene Letteren en Rechtsgeleerdheid, hockeyde ze zelf “op redelijk hoog niveau”. In haar studententijd roeide ze bij U.S.R. Triton. “Maar ik zat in een ploeg met een meisje van1 meter 90 meter, en eentje van 1,60, Als je een beetje verstand hebt van roeien, begrijp je dat dat niet werkt”, vertelt ze lachend. In 2012 richtte ze nog met een collega het UU-bedrijfshockeyteam op.

Toen Hamburger in 2003 werd gevraagd om topsportcoördinator te worden, hoefde ze daar amper over na te denken. Maar binnenkort komt daar dus een einde aan. “Sinds 2021 werk ik ook aan het NPO (Nationaal Programma Onderwijs, red.) als projectmanager, en ik zit daarnaast in meerdere teams. Ik merk dat ik mijn tijd te veel moet verdelen. Om ervoor te zorgen dat alle sporters de aandacht krijgen die ze verdienen, is het beter om te stoppen.”

Anne Hamburger foto DUB

Bloedende oren
Een logische vraag aan Hamburger is wanneer iemand eigenlijk een topsporter is. Is dat niet ontzettend subjectief? “Toen ik ooit begon, was het uitgangspunt: als je deelneemt aan een NK, EK, of WK, ben je een topsporter. Maar dat bleek in de praktijk heel ruim te zijn. Er is ook een WK knikkeren, bijvoorbeeld.” En ook niet elke sport kon door de UU-beugel, vertelt ze.

“Ik begeleidde in mijn beginjaren iemand, die deed aan freediven. Dat is duiken zonder hulpmiddelen. Op een gegeven moment zag ik een documentaire over die sport, waarin mensen met bloedende oren weer boven water kwamen. En een wereldkampioen bleek zelfs overleden te zijn tijdens het duiken. Toen vroeg ik me wel af of wij, als UU, dat soort sporten wel willen faciliteren. Daarom zijn we daar destijds van afgestapt.”

Tegenwoordig, zegt ze, volgt de UU de criteria van de nationale sportbond NOC-NSF. “Het is fijn dat het tegenwoordig allemaal veel professioneler is geregeld. NOC-NSF heeft nu duidelijke kaders voor het begrip ‘topsporter’. Het aantal beoefenaars van een sport en hoe goed Nederland erin presteert, is bijvoorbeeld zo’n criterium,. En iemand moet deel zijn van een nationale selectie. Die freediver zou nu niet binnen die kaders vallen, dus dat beëindigt direct die discussie.”

Fotomodellen
Als universiteit mogen die richtlijnen in principe worden genegeerd. “Maar ik heb altijd geprobeerd zo objectief mogelijk te zijn. Anders ga je, als individu, op je gevoel, dat soort besluiten nemen. Bij gevallen als die freediver kan dat lastig zijn.” Een opleiding mag er overigens zelf wel voor kiezen om een sporter, die buiten deze kaders valt, facultair te ondersteunen.

De ‘objectieve’ richtlijnen lossen echter niet alle problemen op. Vooral sportende studenten uit het buitenland leveren veel werk op, vertelt Hamburger. Stel dat iemand een sport beoefent die in Nederland bijna niet bestaat, maar in het land van herkomst heel groot is: is dat dan een topsporter? Daarop bestaat geen simpel antwoord. Een topsportcoördinator moet dan bijvoorbeeld onderzoeken hoe goed dat land internationaal presteert, binnen die sport.

Maar er zijn trouwens ook minder ingewikkelde gevallen, vertelt Hamburger. “Ik heb een behoorlijk aantal fotomodellen gezien tijdens mijn spreekuren. Dan dacht ik soms wel: moet ik je nu echt gaan uitleggen waarom jij buiten deze regeling valt? Want fotomodel zijn is gewoon werk. Ze verdienen er meestal genoeg geld mee. Moeten we dan ook Albert Heijn-managers ondersteunen, die fulltime werken? En daarbij, wij hebben ook geen voorzieningen voor topsporters die al genoeg verdienen met hun sport. Volwassen voetballers vallen daarom ook buiten ons beleid.”

huldiging olympische spelen foto UU

Huldiging van sporter van universiteit en hogeschool in de Botanische Tuinen na de Olympische Spelen van 2016 in Rio. Van links naar rechts: Monica Lanz, HU-bestuurder Tineke Zweed, Lilian de Geus, de topsportcoördinatoren van HU en UU Lenneke de Jeu en Anne Hamburger, Laurien Leurink, Kaj Hendriks en UU-rector Bert van der Zwaan. Foto UU.

Topsport-DNA
Volgens Hamburger is de UU een voorbeeld voor andere instellingen op het gebied van topsportbeleid. Dat komt vooral door jarenlange ervaring, denkt ze. “Wij zijn tegenwoordig aangesloten bij het Flot (Flexibel Onderwijs en Topsport), een landelijk overlegorgaan. Sommige instellingen blijken nog nooit een studerende topsporter gehad te hebben. Wij hebben daarentegen al 35 jaar een topsportbeleid.”

Dat moest ook wel, want de UU heeft altijd een aantrekkingskracht op topsporters gehad. Volgens Hamburger komt dat grotendeels door de locatie. “Er lagen een tijd veel NTC’s (Nationaal Talent Centrum, red.) voor sporters in de buurt. Dan kwam hier opeens een heel waterpoloteam studeren.” Tegenwoordig speelt mond-tot-mondreclame ook een rol. “Sporters horen nu van elkaar dat het hier goed geregeld is.”

Dat betekent niet dat elke topsporter aan de UU kan studeren. Een ander punt waar Hamburger lang over kan discussiëren met andere instellingen, is de vraag of elke topsporter elke opleiding kan volgen. Zelf denkt ze van niet. “Als iemand een sport doet, waarvoor die per definitie meerdere weken per maand afwezig is, kan je geen hele praktische studie volgen. Vanaf een beeldscherm kan je niet leren hoe je een paard opereert. Uiteindelijk hebben wij een bepaalde onderwijsvisie, waarin we willen dat studenten actief aan het onderwijs deelnemen.”

Sommige andere onderwijsinstellingen zijn daar makkelijker in, vertelt Hamburger. Daarom is het belangrijk dat topsporters voor het begin van hun opleiding al aankloppen bij de topsportcoördinator. “Dan kunnen we ze eventueel vertellen dat het bij ons lastig wordt, maar ze wel doorverwijzen naar een andere instelling. En de ene faculteit is bij ons ook weer flexibeler dan de andere.”

Dat het experiment met flexstuderen onlangs abrupt werd gestopt, vindt Hamburger zonde. De gevolgen blijven wel relatief beperkt. “De pilot vond vooral plaats op opleidingen waar toevallig relatief weinig topsporters zitten. Maar ik hoorde wel dat het voor die enkele sporters echt een uitkomst was.”

Hamburger is desalniettemin trots op hoe het topsportbeleid zich de afgelopen twintig jaar heeft ontwikkeld. “Het is allemaal veel helderder en professioneler nu. En topsporters weten ons veel beter te vinden. Sport is echt deel geworden van het DNA van de universiteit. Studieadviseurs weten nu veel beter wat de mogelijkheden zijn, daar hebben we tegenwoordig veel meer contact met ze over dan vroeger. Onze communicatie is ontzettend verbeterd. Ik vind echt dat we iets moois hebben neergezet.”

Prijzenkastje
Het combineren van topsport en een studie is zelden een gemakkelijke opgave. “Maar topsporters hebben vaak capaciteiten die anderen niet hebben: time-management, doorzettingsvermogen, discipline… Het zijn ontzettend gemotiveerde mensen. Dat maakt ze goede studenten. De meesten halen het dus uiteindelijk gewoon.”

Toch adviseert Hamburger mensen ook wel eens de studie even in de ijskast te zetten. Wanneer ze trainen voor de Olympische Spelen, bijvoorbeeld. “Dat brengt zoveel druk met zich mee… Een tentamen wil je er dan eigenlijk niet bij hebben. En het is zo’n automatisme dat we direct na de middelbare school moeten studeren, terwijl dat helemaal niet hoeft.”

Elke sporter blijft maatwerk. Allereerst zitten ze verspreid over alle opleidingen. Daarnaast vraagt elke sport weer andere begeleiding. “We hebben veel roeiers. Die trainen vaak ‘s ochtends of ‘s avonds, dus studeren gaat hen meestal goed af. Er zijn ook veel schaatsers, die kunnen de combinatie ook goed aan, want dat is een individuele sport. Die hebben nog enige controle over hun trainingsschema. Teamsporten zijn lastiger. We hebben een hoop hockeyers. Tegenwoordig is hun sport zo professioneel, dat ze soms dagen op Papendal moeten verblijven. Dan kan er vaak geen rekening worden gehouden met de verplichte werkgroepen van het hele team.”

Vervult het Hamburger eigenlijk met extra trots, wanneer één van ‘haar’ topsporters ergens een medaille wint? “Zeker weten. Maar dat geldt ook, wanneer het ze lukt om af te studeren. De ene sporter spreek je natuurlijk meer dan de ander. Maar met sommigen heb ik echt contact gehouden. Ik heb bijvoorbeeld een keer een schilderij gekregen, van de moeder van één van de sporters. En ik kreeg soms foto’s opgestuurd, of zelfs medailles…” Sinds Hamburger geen eigen kantoor meer heeft op het Utrecht Science Park, liggen die medailles maar in een prijzenkastje bij haar thuis, vertelt ze lachend. “Zoiets gooi je natuurlijk niet weg!”

Advertentie