Veelbelovende student Kinan: ‘Ik wil de problemen van migranten in Nederland oplossen’
Tot zijn twintigste woonde Kinan (26) in Damascus. Daar studeerde hij Informatiewetenschappen en Engelse literatuur, maar hij verliet Syrië voordat hij zijn studies kon afmaken. Na zijn migratiereis door Turkije en Duitsland kwam hij vier jaar geleden aan in Nederland. Nu studeert hij Economics & Business Economics en werkt hij in verschillende disciplines, zoals Engels onderwijs en ontwikkelingspsychologie. Ook heeft hij recentelijk een eigen kleine, onafhankelijke onderzoeksgroep opgezet met andere onderzoekers van de Universiteit Utrecht genaamd het Refugee Wellbeing and Integration Initiative (RWII) wat onderzoek doet naar het welzijn en integratie van vluchtelingen. Door al deze bezigheden ziet DUB een mooie toekomst voor hem weggelegd vandaar dat hij één van onze veelbelovende vijftien studenten van 2021 is.
Je bent gevlucht voor de oorlog in Syrië, maar je vindt het woord vluchteling een beladen term. Waarom?
“We moeten zorgvuldig nadenken waarom we deze term gebruiken en waarvoor. Vluchtelingen hebben een kwetsbare positie. Veel mensen denken dat ze het recht hebben om mij allerlei persoonlijke vragen te stellen. Waar kom je vandaan? Ben je een vluchteling? Ben je gelukkig hier? Wil je ooit terug? Spreek je je ouders nog? Deze vragen bieden mij geen eerlijke uitgangspositie voor een gesprek. Wat is hier nog mysterieus aan? Waarom mag ik niet gewoon vertellen wat ik wil en waar ik op wil focussen?
“Ik identificeer me liever met de term nieuwkomer. Dit is een sociale en overkoepelende term waar veel mensen onder passen. Een nieuwkomer kan elk soort achtergrond hebben. Vluchteling is een juridische term en juridische zaken zijn altijd vertrouwelijk. Het verrast mij als iemand me vraagt ‘Ben je een vluchteling?’ of ‘Heb je een studentenvisum?’. Normaal gesproken vragen we anderen niet naar hun juridische documenten. In Groot-Brittannië is het zelfs illegaal om te vragen of iemand een vluchteling is. Waarom moet iemand dat weten?”
Je gebruikt de term vluchteling wel voor het Refugee Wellbeing and Integration Initiative?
“We zijn heel voorzichtig met de terminologie die we gebruiken voor onze organisaties. We willen dat onze cliënten zich vertegenwoordigd voelen, niet afgezonderd of uitgesloten. Voor de English Academy for Newcomers (EAN) hebben we de term nieuwkomer gebruikt. Voor het RWII was het een lastige beslissing om de term vluchteling te gebruiken, maar we werken met beleid en de overheid en we moeten passen binnen hun terminologie.”
Je hebt de English Academy for Newcomers—een Engelse taalschool voor hoogopgeleide migranten die hun academische en professionele carrière willen voortzetten—opgezet in hetzelfde jaar dat je in Nederland aankwam, nog voor je begon met studeren aan de UU. Hoe ben je de medeoprichter en directeur van EAN geworden?
“Toen ik in Nederland aankwam, benaderden veel vluchtelingen mij voor hulp met hun Engels, dus ik wilde een cursus opzetten. Ik hoorde over een initiatief voor een Engelse taalschool en sloot me bij hen aan als vrijwillige leraar. Ik had al snel door dat er ruimte was voor verbetering. Er waren veel afvallers en een breed scala aan lessen. We vonden dat we beter op een specifieke service konden focussen. Ik merkte dat veel studenten opgeleid waren en academisch Engels wilden. Dus ik maakte een plan en presenteerde dit aan het initiatief.
“De taalschool stond nog in de kinderschoenen. Ik nam de leiding in het hervormen en wilde de organisatie laten groeien. We registreerden het als een non-profit, vormden een bestuur en veranderden de naam naar English Academy for Newcomers. Ik had zoiets nog nooit gedaan, maar we zijn eruit gekomen. In eerste instantie wilde ik me niet bemoeien met de administratie, maar ze hadden iemand nodig die ter plaatse aanwezig kon zijn en ik had ideeën voor de school. Zo ben ik directeur geworden.”
Waarom ben je in augustus teruggetreden?
“Ik ben nog steeds voorzitter van het bestuur, maar inderdaad geen uitvoerend directeur meer. Ik wilde me op mijn nieuwe initiatief richten, het RWII, waar ik de oprichter en directeur van ben. EAN gaf mij eigenlijk het idee voor het RWII. We monitoren het welzijn van vluchtelingen. We kunnen wel perfect Engelse les geven, maar als de student zich psychisch niet goed voelt, zal diegene nog geen 50 procent van de lessen meekrijgen.”
Wat wil je met het RWII bereiken?
“Ik merkte dat er niet echt goede informatie is over de weg die migranten afleggen vanaf het moment dat ze in Nederland aankomen. We willen de ervaringen van migranten in kaart brengen en bekijken wat werkt en wat niet. Dat is wat we met het RWII doen. Je kunt niet verwachten van migranten dat ze op een resetknop drukken en zorgeloos beginnen met het leren van een taal, een studie of het zoeken van een baan. Ze hebben problemen die tijd en aandacht vragen.”
En hoe heb je het opzetten van het RWII aangepakt?
“Ik benaderde Karin Geuijen bij wie ik een vak had gevolgd. Ik wilde graag met haar samenwerken omdat ik haar een voorbeeld vind van het soort academicus die we nodig hebben in de wereld van vandaag. Ze heeft een open houding naar de migrantengemeenschap en is consistent in het diversifiëren van perspectieven in haar lessen, onderzoek en veldwerk. Ik wist dat zij geïnteresseerd zou zijn, dus ik benaderde haar met het idee en ze was enthousiast. We hebben er goed over nagedacht en zijn toen één voor één onderzoekers gaan werven.”
Sinds 2018 studeer je Economics & Business Economics aan de UU. Waarom economie? Dit verschilt nogal van wat je in Damascus studeerde.
“Tijdens mijn reis heb ik de opkomst van de LHBT-beweging in Turkije meegemaakt, daarvoor de revolutie in Syrië. Ik heb in Berlijn gezien hoe er gepleit werd voor medische zorg voor LHBT’ers. Ik heb ook zelf ervaren hoe het is om onder de verkeerde kant van het beleid te vallen. Dit alles vond ik fascinerend. Mijn interesse ligt bij politieke economie en beleid en ik dacht dat economie een goed opstapje in die richting zou kunnen zijn. De studie bleek meer gefocust op de bedrijfskant te zijn. Dat was een beetje een teleurstelling.”
Je bent twee keer genomineerd voor de Maatschappelijke Impact Prijs van de faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie. n 2018 voor EAN en in 2020 voor RWII. Dat is erg indrukwekkend, maar je hebt helaas niet gewonnen. Was je teleurgesteld?
“Ik vind het niet erg dat ik niet gewonnen heb. Ik ben blij dat ik überhaupt genomineerd ben en dat anderen het nog beter doen. Maar deze nominaties zijn wel cruciaal voor mij als een jonge, sociaal wetenschapper. Ik ben niet zo’n student die allemaal negens en tienen haal, omdat ik druk bezig ben met werken, publiceren en het doen van onderzoek. Het is dus belangrijk voor mij dat mijn werk wordt erkend en dat het meetelt als een prestatie. Ik wil graag promoveren, maar vaak worden kandidaten gekozen die een hoog gemiddelde hebben.”
Je hebt tijdens je studie voor het departement voor ontwikkelingspsychologie meegewerkt aan het onderzoeksproject Karakter. Daarvoor werd gekeken hoe traumatische ervaringen het leven van vluchtelingen positief kunnen beïnvloeden. Daarnaast maak je sinds oktober deel uit van de taskforce Equality, Diversity & Inclusion (EDI) voor het departement van Economie. Het lijkt er op dat je best veel doet.
“Ik heb veel ideeën. In die zin ben ik best visionair. Zoveel dingen intrigeren mij. Ik ben gepassioneerd over het uitzoeken van de complexiteit van een situatie, over het horen van problemen en het oplossen ervan. Alsof het een puzzel is. En ik denk dat ik dat ook kan, omdat ik zo’n brede ervaring heb met verschillende disciplines, diverse literatuur en onderzoeken lees, op verschillende plekken ben geweest en veel veranderingen heb meegemaakt.”
Je hebt een brede interesse, maar je onderzoek is vooral gefocust op één onderwerp: migratie. Waarom vind je migratie bestuderen belangrijk?
“Migranten bestuderen is cruciaal. Ze hebben verschillende achtergronden wat betreft educatie, taal en financiële situatie. En allemaal hebben ze te maken met hetzelfde beleid. Soms beperkt ze dit en soms stimuleert hen dat. Als je vluchtelingen bestudeert, kan ons dat veel vertellen over de instellingen waarmee ze te maken krijgen en welke effecten het beleid op hen heeft. Als een migrant een probleem heeft, ligt dat probleem vaak niet bij hen, maar is het een probleem van het grotere systeem. Een kleine, gecontroleerde groep kan op deze manier laten zien hoe systemen voor de grotere bevolking verbeterd kunnen worden. Dit zou ook Nederlanders kunnen helpen bijvoorbeeld die worstelen met de arbeidsmarkt. Migratiestudies gaat niet alleen over migranten.”
Hoe houd je alle ballen in de lucht? Heb je nog wel vrije tijd?
“Nou dat laatste is een probleem. Ik deed te veel, ook omdat ik het gevoel had dat er veel dingen gedaan moesten worden, zaken waar ik aan kon bijdragen. Ik dacht dat het normaal was voor migranten om hard te werken om zo gerespecteerd te worden en om hun doelen te bereiken. Het heeft me wat tijd gekost om me te realiseren dat ik niet zóveel hoef te doen. Nu ik probeer iets minder te werken, weet ik wat vrije tijd is. Nu weet ik hoe het is om een etentje te plannen met vrienden, bijvoorbeeld. Eerder overkwamen zulke dingen me altijd.”
Foto's: Tara van den Broek