Verenigingen in problemen; leden te 'mobiel'

Verenigingsdebat tijdens de UIT van 2017, foto DUB

Mike Verschuur volgt een opleiding aan de Vrije Universiteit, maar wonen doet hij in Utrecht. Eigenlijk zijn hele leven al. Als zijn studie Economie aan de UU niet was misgelopen, had hij waarschijnlijk ook nog steeds in Utrecht gestudeerd. Nu doet hij Bestuurs- & Organisatiewetenschap in Amsterdam. “Ik ga eigenlijk alleen naar Amsterdam voor de colleges. Dat is prima te doen qua afstand. Het is een klein uitje.”

Ondanks zijn Amsterdamse studie betrok Mike een kamer in een Utrechts studentenhuis en werd hij lid van een Utrechtse studentenvereniging. Voor Veritas organiseerde hij het grote Hattrick-feest en zit hij tijdens het lustrum dit jaar in het Terrein Praesidium. “Mijn hele sociale leven speelt zich in Utrecht af. Straks wil ik mijn master het liefst in Utrecht doen.”

Het zijn studenten zoals Mike die veel Utrechtse studentenverenigingen in de problemen brengen. De verenigingen krijgen alleen subsidie voor hun activiteiten en voor hun bestuursleden als 80 procent van de leden aan de UU of HU studeert. Maar die leden lijken er steeds gemakkelijk voor te kiezen om in een andere stad te gaan studeren. Soms vertrekken ze omdat een studie aan de UU niet lukte of niet beviel, vaker om na een Utrechtse bachelor elders een master te doen. 

Om hoeveel studenten het precies gaat is niet duidelijk. VSNU-cijfers geven in ieder geval aan dat het aantal masterstudenten in Nederland dat na een bachelor van universiteit veranderde de afgelopen jaren steeds met zo’n 8 tot 9 procent steeg. Daarbij moet wel worden aangetekend dat ook het totale aantal masterstudenten toenam.

Elke tien minuten gaat er een trein naar Amsterdam

Studentleden van de Universiteitsraad willen gezien deze ontwikkeling graag dat de universiteit de belangrijke subsidievoorwaarde voor verenigingen versoepelt. In een brief aan het universiteitsbestuur doen ze ze de suggestie om het vereiste percentage UU- en HU-studenten te verlagen naar 70 procent.

De UU en HU stellen jaarlijks bijna negen ton beschikbaar voor ondersteuning aan Utrechtse studentenorganisaties. De instellingen nemen daarbij het standpunt in dat subsidies vooral ten goede moeten komen aan de eigen studenten, vandaar de zogenaamde 80-20-regeling.

Maar volgens de raadsleden wordt het steeds lastiger om aan die voorwaarde te voldoen. Bachelorstudenten die elders een master gaan doen, vallen nog een jaar binnen de 80 procent. Maar er zijn volgens de opstellers van de brief ook veel studenten die een tussenjaar nemen voordat ze elders doorstuderen of die een meerjarige master doen. Daarnaast zijn er veel studenten zoals Mike Verschuur die na het afbreken van hun bachelorstudie voor een andere studiestad kiezen, maar in Utrecht blijven wonen.

“Steeds meer organisaties melden ons dat ze problemen hebben met die 80 procent”, zegt Universiteitsraadslid Eise Nota. “Dat komt door de groeiende mobiliteit van studenten. Door de centrale ligging van Utrecht is het heel aantrekkelijk om hier te blijven wonen als je ergens anders gaat studeren. Elke tien minuten rijdt er nu een trein tussen Amsterdam en Eindhoven.”

De brief van de raadsleden kan formeel niet meer van invloed zijn op de subsidietoewijzing voor de komende drie jaar. Die wordt in maart door de UU en HU vastgesteld op basis van het huidige beleidskader en informatie die de organisaties dit najaar al aanleverden. Nota: “Maar het kan organisaties nu al helpen als ze weten dat de criteria over drie jaar soepeler zijn.”

Een flink aantal leden vliegt uit na de bachelor

Volgens de Federatie Utrechtse Gezelligheidsverenigingen (FUG) is de subsidieregeling voor de zeven aangesloten verenigingen uiterst problematisch en voldoet een deel op dit moment al niet aan de eis. Behalve om UVSV en Biton gaat het om het Utrechtsch Studenten Corps (USC). Rector Olle Verschoof meldt: "We zitten er net onder, op 78 procent."

Verschoof snapt dat de UU graag wil dat universitair geld ten goede komt aan de eigen studenten, maar ook hij vindt een verhouding van 80-20 niet meer realistisch: "Bijna al onze leden volgen een bachelor in Utrecht, maar een flink aantal vliegt daarna uit naar een andere stad voor een master. Omdat onze leden vijf jaar actief zijn bij ons, zorgen die masterstudenten ervoor dat het percentage UU- en HU-studenten net onder de 80 procent ligt."

Bovendien vindt de USC-rector dat het belang van een 80 procent-eis gerelativeerd dient te worden: "Het grootste deel van de subsidies is bedoeld voor bestuursbeurzen voor de eigen UU- en HU- studenten. Die kunnen zich daarmee individueel ontwikkelen en bestuurlijke ervaring opdoen. Dat is toch belangrijker dan de vraag of de organisatie nu 70 of 80 procent UU- en HU-leden heeft?"

Lees verder onder de fotousko.jpg

Een concert van het Utrechts Studenten Koor en Orkest (USKO). Foto: Elbert Besaris

Ook de acht Utrechtse studentenmuziekgezelschappen hebben moeite de universitaire subsidie-eis, zo laat koepelorganisatie Kosmu weten. Behalve met de problematiek van studenten die elders studeren, hebben de gezelschappen te maken met veel leden die na het beëindigen van hun studie graag aangesloten willen blijven maken. Ook zijn er relatief veel HKU- en conservatoriumstudenten lid, en deze studenten tellen niet als UU- of HU-student. Op dit moment zit er één gezelschap net onder de grens van 80-procent, Kosmu wil niet zeggen om welke vereniging het precies gaat.

Het komt volgens het Kosmu geregeld voor dat leden die niet meer studeren of elders studeren wordt gevraagd om op te stappen. Een onwenselijke situatie, vindt de koepel. Vooral ook omdat het daarbij vaak gaat om muzikanten die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de hoogstaande artistieke producties die de gezelschappen graag willen maken.

Ook het Utrechts Studenten Koor en Orkest (Usko) zag zich een aantal jaar geleden genoodzaakt om leden te vragen om de vereniging te verlaten. Sindsdien houdt de vereniging nauwkeurig bij wanneer leden gaan afstuderen en in welke stad ze studeren. Ook wordt er bij het aannemen van nieuwe leden op gelet, zegt orkestcoördinator Dorien de Gier: “Het koor zit nu sowieso vol, maar we kijken elk jaar of we mensen kunnen toelaten die niet aan de UU of HU studeren. Voor het orkest is dat lastiger, niet voor elk instrument zijn zomaar voldoende geschikte kandidaten voorhanden.”

Volgens De Gier zijn bij het Usko niet zozeer studenten die in andere steden studeren het probleem, als wel oud-studenten van de UU of HU die liever niet vertrekken bij de vereniging. “Het liefst zouden wij iedereen toelaten die het bij ons naar de zin heeft, aan de andere kant snap ik ook wel dat we voor de subsidieverstrekkers vooral een studentenvereniging moeten blijven.”

Misschien kunnen we de pot vergroten

In een reactie laat de universiteit weten dat een aantal studentenverenigingen inderdaad problemen heeft om te voldoen aan de 80-20-eis. Maar de meeste studentenorganisaties weten het aantal studenten dat niet aan de UU of HU studeert binnen te perken te houden. Er hebben zich zelfs een aantal nieuwe verenigingen gemeld. 

De universiteit besloot eerder dit jaar nog om verenigingen een half jaar langer te geven om aan de subsidievoorwaarden te voldoen. Volgende maand moet duidelijk worden of er consequenties zijn voor de verenigingen die nog steeds niet de gewenste verhoudingen in hun ledenbestand hebben. Of er in de toekomst soepelere voorwaarden komen, staat ter discussie in de vergadering van de U-raad in april. Daarop wil de universiteit niet vooruit lopen.

Duidelijk is wel dat het totale subsidiebudget voor verenigingen niet zal groeien. Dat standpunt huldigt de UU al enkele jaren. In principe zal een andere percentage-regeling dus alleen kunnen leiden tot een andere verdeling over de organisaties, met naast winnaars ook verliezers als gevolg.

Om die reden pleiten de studentleden van de U-raad ervoor dat de UU gaat onderzoeken of andere  Utrechtse onderwijsinstellingen mee kunnen betalen aan de ondersteuning van de studentenorganisaties. Eise Nota: “Daarmee zou je de pot kunnen vergroten.”

Hij merkt op dat instellingen als de Hogeschool voor de Kunsten, de Universiteit voor de Humanistiek en de Marnix Academie wel de Utrechtse introductietijd financieel ondersteunen. “En dat zijn precies de plek waar de verenigingen hun leden werven.”

Advertentie