Onderzoek naar bespreekbaarheid studentenwelzijn
Waar gaan mannelijke studenten heen met hun sores?
Afgelopen juni legde het Trimbosinstituut in het rapport Harder Better Faster Stronger? een paradox bloot: bespreekbaarheid is voor de mentale gezondheid van studenten belangrijk, maar overmatige mediaberichtgeving kan ertoe leiden dat “studenten hun eigen klachten ook problematiseren”. Daarover berichtte DUB eerder al.
Aan bewustzijn ontbreekt het niet, structurele verandering is ingewikkelder. De effectiviteit van initiatieven is vaak onduidelijk. Zo kondigde demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf aan het bindend studieadvies te versoepelen ter bevordering van het welzijn van eerstejaars studenten, maar zetten de twee grootste Tweede Kamerfracties, de VVD en D66, vraagtekens bij de empirische onderbouwing van die maatregel. Ook het DUB-panel bleek unaniem tegen.
Sinds 2018 - toen al waren er zorgen over het welzijn van studenten - heeft de UU een taskforce studentenwelzijn, en ondertussen zijn veel van de doelen die destijds gesteld werden - meer bewustzijn, een adequaat hulpaanbod - gerealiseerd. De universiteit biedt onder meer een breed assortiment aan trainingen en activiteiten, studiegroepen voor studenten met een functiebeperking, en organiseert twee keer per jaar de Wellbeing Week.
Groepen jonge mannen
En toch, de crisis is nog niet geweken, ziet ook Thomas Bijl, die DUB eerder te woord stond als bestuurslid van Frisse Gedachtes, een studentenorganisatie die zich middels een chatplatform, het stimuleren van sociaal contact en het organiseren van evenementen en workshops inzet voor studentenwelzijn. "Vaak zeggen we dat mentale gezondheid bespreekbaarder wordt, maar studenten hebben het nog steeds lastig, dat blijkt uit vanalles. In hoeverre praten studenten met elkaar over hoe het echt met hen gaat? En wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat ze dat doen?”
Een deelantwoord op die vragen zou kunnen liggen bij een specifieke groep: mannen die zich veelal in het exclusieve gezelschap van mannen begeven. Thomas, die afgelopen juni zijn master Organisaties, verandering en management afrondde, deed voor zijn scriptie onderzoek naar die groep, en kwam tot enkele adviezen. Specifiek keek hij naar wat het Trimbos-instituut de ‘perceptieve component’ van mentale gezondheid noemt. Deze vierde van vier componenten hangt samen met de betekenis die individuen, de maatschappij als geheel, maar dus ook groepen aan mentale gezondheid toekennen. Bespreekbaarheid is een onderdeel van die betekenisgeving.
Over de bespreekbaarheid van mentale gezondheid binnen groepen jonge mannen weten we nog weinig, stelt Thomas: “Wat we nu weten is dat er een machocultuur zou heersen binnen groepen mannen, dat komt ook vaak in het nieuws als het gaat om studentenverenigingen, en zeker als het gaat om mannen binnen studentenverenigingen. Maar wat er dan precies voor zorgt dat mannen hun mentale welzijn niet bespreekbaar maken, en waarom mannen het gevoel hebben dat ze het daar tegenover andere mannen niet over kunnen hebben, daar is weinig over bekend. Wat naar voren komt is dat je in een machocultuur zwak zou zijn en zelfs minder kans zou hebben op een baan, echt minder gevonden zou worden als je het over mentale gezondheid hebt met anderen, maar hard onderzocht is dat nooit.”
Thomas Bijl. Foto: Tara van den Broek
Gesprekken
Voor zijn onderzoek sprak Thomas zestien leden van een exclusief mannelijke studentenvereniging in Utrecht. De zestien leden komen uit verschillende jaarlagen, enkelen zijn reünist. De vereniging gaf geen opdracht tot het onderzoek, maar kwam op Thomas’ pad omdat Mind Us, een stichting die zich inzet voor de mentale gezondheid van jongeren, hem vroeg groepen jonge mannen te onderzoeken. “Ik heb de vereniging genomen als extreme case study omdat het de enige officieel erkende mannelijke studentenvereniging van Nederland is. Dat is dus sowieso interessant. De vereniging is zelf ook veel bezig met mentaal welzijn; er is een aantal zelfdodingen geweest de afgelopen jaren. Die dingen samen zorgden ervoor dat ik dacht: dit is een case study waar ik veel mee kan.” Mind Us en Thomas hebben de vereniging beloofd de naam niet te noemen, vandaar dat deze ongenoemd blijft.
Op een aantal vlakken wijkt het soort gezelligheidsvereniging dat Thomas onderzocht af van andersoortige groepen mannen - zoals sportteams - maar ook in die gevallen kunnen ze exemplarisch zijn. Hiërarchie is daar een voorbeeld van. “Het klinkt voor een buitenstaander misschien logisch dat een gezelligheidsvereniging een bepaalde hiërarchie kent. Die zit in elke groep, maar ik merkte tijdens mijn onderzoek dat het ook expliciet werd aangemerkt. Er werd veel gesproken in termen van hoog en laag.”
De duidelijke hiërarchie maakt het eenvoudiger om mentale gezondheid van bovenaf bespreekbaar te maken. “Hiërarchie heeft vaak een negatieve connotatie, maar hier heeft het ook duidelijk positieve kanten als het gaat om het bespreekbaar maken van mentale gezondheid. Een van mijn adviezen is: maak gebruik van mensen die een voorbeeldfunctie hebben. Als die het goede voorbeeld geven, gaat de rest met hen mee. Zo creëer je een cultuur waarbinnen het normaal is om te praten over je mentale gezondheid.” Ook buiten het verenigingsleven kunnen rolmodellen mannelijke studenten de vrijheid laten voelen om zich bloot te geven. “Dat is voor iedere student natuurlijk anders, het kan ook een docent zijn.”
Foto: DUB
Brede basis
De vereniging die Thomas onderzocht verschilt op nog een manier van andere groepen mannen: ze heeft een in zichzelf gekeerde cultuur. Leden zijn verplicht een aantal avonden per week op de sociëteit aanwezig te zijn, en ongeveer de helft van de leden woont samen met andere leden in een verenigingshuis. Voor die leden, en voor mannen in het algemeen, is het van belang om zich ook buiten hun vaste groep te ontplooien. “Het is voor jonge mannen belangrijk dat zij de vrijheid voelen om ook iets te doen buiten de groepen waar zij in zitten.”
Een stichting als Mind Us kan deze conclusie volgens Thomas aangrijpen om de verwachtingen die aankomende studenten van het studentenleven hebben te temperen. “Je kunt middelbare scholieren vertellen dat het ook oké is om niets te doen, om in je eerste jaar alleen je bsa te halen en niet gelijk op kamers te gaan, en dat je rustig eerst even kunt kijken wat het studentenleven te bieden heeft.” Voorlichting kan studenten zo mentaal weerbaarder maken.
Daarbij is het belangrijk om het effect van voorlichting niet te overschatten. “Bij cultuurverandering is het advies om klein te beginnen. Zeg niet dat alles van nu op morgen bespreekbaar moet worden, dat alles opeens anders moet zijn. Je daarvan bewust zijn is belangrijk.”
Veranderende cultuur
Ook de vereniging die hij onderzocht is langzaam aan het veranderen, stelt Thomas. “Reünisten gaven aan dat mentale gezondheid in hun tijd minder bespreekbaar was, en dat er de afgelopen jaren echt een omslag heeft plaatsgevonden.”
De vereniging heeft een aantal evenementen rondom mentaal welzijn georganiseerd, en ook verenigingshuizen dragen bij. “Huisoudsten komen weleens bij elkaar om te praten over mentale gezondheid, dan leren ze elkaar ook hoe je daarmee om kunt gaan, en hoe je de leden die in jouw huis wonen erbij kunt betrekken. Ze doen bijvoorbeeld weleens een rondje ‘persoonlijk’ in huizen. Dan zitten alle huisgenoten bij elkaar om echt even te praten over hoe het nou met iedereen gaat. Dat zijn allemaal initiatieven die bevorderlijk zijn voor de mentale gezondheid, en daardoor merk je dat eerste- en tweedejaars die ik spreek zeggen dat mentaal welzijn zeker bespreekbaar is.”
Maar ook hier geldt dat de verandering daarmee nog niet direct voltooid is. “Een kanttekening is: in welke mate is het dan bespreekbaar? Als ik bijvoorbeeld aan je vraag ‘Hoe gaat het met je studie?’ en jij zegt ‘Nou, wat minder.’ en ik zeg dan ‘O, vervelend.’ en het gesprek stopt daar, in hoeverre is dat dan echt praten over je mentale gezondheid? Hoe diep het gaat, valt dus nog wel te bezien. Het is ook moeilijk om daar achter te komen, dan zou ik echt aan de keukentafel moeten zitten, of bij een borrel moeten zijn.”
Veranderen is uiteindelijk een kwestie van blijvende inzet. De verantwoordelijkheid voor die inzet ligt volgens Thomas bij de hele maatschappij, van basisscholen tot overheden en van studenten tot hun ouders. Ook verenigingen dragen deze verantwoordelijkheid. “Er is zeker een cultuurverandering gaande, dat merk ik zelf ook als ik met leden praat, maar een cultuurverandering duurt gewoon een paar jaar. Er moet dus nog wel veel gebeuren.”
Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.