Reconstructie: Academici verstoren Dies UU met protest
‘We vechten tegen de bystander-houding van de UU’
Niet alleen studenten maar ook vier wetenschappers verstoorden op 26 maart het verjaardagsfeest van de Universiteit Utrecht in de Domkerk dat als thema De toekomst van de democratie had. Ze protesteerden tegen de neutrale houding van het universiteitsbestuur ten opzichte van de aanvallen van Israël op Gaza die de vormen van een genocide lijken aan te nemen. Het protest was geen opwelling maar een reactie op de onveranderde houding van de UU en het wekenlang negeren van medewerkers die vroegen om de banden met Israëlische universiteiten te verbreken, vertellen ze. In dit verhaal reflecteren ze op de gebeurtenissen die leidden tot hun protest in de Domkerk. Onderaan dit verhaal reageert het College van Bestuur (CvB) op hun actie.
Het protest tijdens de Dies
“Wanneer we de Domkerk betreden, beseffen we het belang van deze viering. We hadden het al gehad over mogelijke gevolgen, maar er daadwerkelijk zijn voelt anders”, zegt Eva Hayward, universitair docent bij het departement Media- & Cultuurstudies terugkijkend op de Dies. Zittend in het publiek naast haar collega’s Layal Ftouni en Kathrine van den Bogert voelt ze de ernst van de situatie. “We zijn daar maar met drieën.”
Op dat moment zijn de studenten die de Dies-viering hadden verstoord door op te roepen tot solidariteit met Palestina de kerk al uitgezet. “Het programma werd hierna weer hervat. Rector Henk Kummeling zei tijdens zijn toespraak: ‘Dit is een voorbeeld van democratie in actie.’ In plaats van echt naar de studenten te luisteren, gebruikte hij hun protest om hun actie teniet te doen”, vindt Hayward.
De drie vrouwen aarzelen wat, kijken elkaar aan en zeggen tegen elkaar: “Het is nu of nooit”. Met een spandoek met de tekst Scholars Against Genocide: Cut Ties with Israeli Apartheid, staan ze op en onderbreken ze hoofdspreker Mark Bovens, die het heeft over zombiedemocratieën. “Het is belangrijk om te vermelden dat wij het podium opgingen, omdat we minder bang zijn voor repercussies”, zegt universitair docent bij Bestuurs- & Organisatiewetenschap Van den Bogert. “We hebben een vaste aanstelling en lopen geen direct gevaar voor blijvende gevolgen, zoals het verliezen van onze baan.”
Hoewel sommigen zich niet veilig genoeg voelen om ook op het podium te gaan staan, hebben ze bij de voorbereidingen hulp gehad. Tijden de Dies staan ze er dus ook niet alleen voor. Er is 'vierde'demonstrant, een PhD-kandidaat. Ze weten zich ook gesteund door verschillende mensen in het publiek onder wie collega-docenten van wie sommigen een keffiyeh dragen en anderen de vrouwen een staande ovatie geven.
Dynamisch collectief
De vrouwen behoren tot een groeiend collectief van van studenten, medewerkers en docenten die zich inzetten voor de Palestijnse zaak, zeggen ze. Het is geen geïnstitutionaliseerde groep, maar een dynamisch en divers collectief. “Als je ons een paar maanden geleden had uitgenodigd, had je waarschijnlijk met andere mensen gepraat”, merkt Hayward op.
Het protest tijdens de Dies staat niet op zichzelf. Het is de laatste druppel voor dit collectief academici dat zich afgewezen en niet serieus genomen voelt door het universiteitsbestuur. Mensen uit het collectief hebben herhaaldelijk een gesprek aangevraagd met het College van Bestuur (CvB) om over de neutrale houding van de UU te praten. Ze willen dat de universiteit de banden verbreekt met Israëlische universiteiten die medeplichtig zijn aan genocide en de bezetting van Palestina. Ook willen ze dat de UU een ethisch kader vaststelt waaraan samenwerking met andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen getoetst moet worden.
Verzet tegen neutrale houding UU
De drie vrouwen vertellen dat hoewel demonstraties voor de Palestijnse zaak niet pas begonnen nadat de oorlog uitbrak tussen Israël en Hamas in oktober 2023 er meer ging broeien binnen de academische gemeenschap toen duidelijk werd wat de gevolgen waren voor de Palestijnen. Na de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof op 26 januari dat het plausibel is dat Israël genocide pleegt, nam het aantal demonstraties en oproepen tot solidariteit toe. Maar feitelijk, zeggen de vrouwen, zijn er al protesten sinds Israël 76 jaar geleden de Palestijnse gebieden bezette.
De eerste keer dat studenten en medewerkers hun afkeuring uiten over de neutrale positie die de universiteit inneemt in deze oorlog, is op 23 oktober. In een open brief die ondertekend werd door 1275 mensen, dringen zij er bij de UU op aan de banden met Israëlische universiteiten te verbreken en roepen ze op tot een krachtige veroordeling van de genocide. De UU komt een dag later met een verklaring, waarin ze het geweld veroordeelt maar geen partij trekt. Het CvB stelt dat het niet de rol van de universiteit is om een standpunt in te nemen, omdat een universiteit geen politiek instituut is. Ze laten de dialoog over aan de academische gemeenschap, zonder zich er zelf mee te bemoeien, zegt het bestuur.
Dit “neutrale” beleid bepaalt de modus operandi van het universiteitsbestuur in de maanden die volgen ondanks de verschillende oproepen deze houding opnieuw te overwegen. Volgens Layal Ftouni, universitair docent bij het departement Media & Cultuurwetenschappen, is dit typisch voor Nederlandse universiteiten. Voordat ze naar Nederland kwam, was ze student en docent in het Verenigd Koninkrijk. Daar, zo zegt ze, zijn universiteiten plaatsen waar studenten politiek gevoed worden. “Hier worden diversiteit en internationalisering omarmd zolang ze het imago van de universiteit als een open en inclusieve plek bevorderen. Ben je eenmaal onderdeel van de universiteit dan realiseer je je dat je bent opgenomen in een zeer apolitieke omgeving waar het uitspreken van politieke ideeën gezien wordt als onrust stoken.”
Maar politiek zit in hun vakgebieden, zegt ze. “Wij zijn wetenschappers in de geesteswetenschappen en bestuurskunde. Het idee dat wetenschappers neutraal moeten zijn, machtsverhoudingen moeten negeren en geen verschil moeten zien tussen de onderdrukten en de onderdrukker, is een misvatting. Wat stelt onderwijs voor als het zich niet inzet voor sociale en politieke rechtvaardigheid?”
Vragen om een reactie
Op 21 november volgt een tweede open brief aan het College van Bestuur die ondertekend is door 1024 studenten en medewerkers. Hierin wordt gesteld dat een neutrale positie in deze oorlog genocide normaliseert. De brief eindigt met dezelfde eisen: oproepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en het verbreken van de banden met Israëlische universiteiten. Het CvB reageert niet. Namens alle ondertekenaars sturen ze een e-mail met het verzoek om uiterlijk 18 december een reactie te geven, maar de deadline verstrijkt.
Op 19 december volgt een derde brief. Het bestuur reageert binnen twee dagen en herhaalt de eerdere verklaring en voegt toe dat het innemen van een standpunt de polarisatie alleen maar kan vergroten. Het bestuur schrijft dat door terughoudend te zijn, het de studenten en medewerkers de kans geeft om een eigen mening te vormen, hierover te debatteren en zo hun gedachten uitwisselen over het conflict tussen Israël en Hamas dat uitgevochten wordt in Gaza. Het collectief mailt terug dat het teleurgesteld is “over de onverschillige houding van het bestuur ten opzichte van een genocide en over het feit dat het bestuur niet in staat is te begrijpen dat de universiteit een bystander is door een neutrale houding in te nemen”. “We wilden nadelen van een ‘neutrale’ discussie blootleggen en laten zien dat neutraliteit een ontkenning is van de ergste humanitaire crises in de recente geschiedenis”, legt Ftouni uit.
In een volgende brief vroeg het collectief ook om een gesprek met het College van Bestuur. Omdat ze hiervoor nog geen uitnodiging hadden gekregen, sturen ze een reminder op 9 januari. Het bestuur nodigt de auteurs en enkele andere collega’s uit voor een gesprek op 30 januari. Een paar dagen voor het gesprek plaatsvindt, oordeelt het Internationaal Gerechtshof dat Israël genocide moet voorkomen. “We dachten dat dit onze argumenten zouden versterken”, zegt Ftouni.
Het gesprek verloopt goed en de deelnemers hebben het gevoel dat het College van Bestuur echt naar hen heeft geluisterd. Zozeer zelfs dat ze verwachten dat het CvB zijn neutrale houding zal aanpassen naar aanleiding van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. “We hoopten echt dat dit het startpunt zou zijn van een reeks gesprekken met de hele universiteit”, zegt Van den Bogert. “Het bestuur zou er op terugkomen nadat ze de kwestie met andere Nederlandse universiteiten hadden besproken. Maar het enige dat we hoorden was: ‘We weten het nog niet, we zijn nog in gesprek met andere universiteiten’. Ze kochten zo tijd.”
Terwijl ze wachten op het nieuwe standpunt van de UU, organiseert het collectief een aantal evenementen over de oorlog zoals een openbare bijeenkomst met academische experts op 12 februari en later een walk-out/alternatieve teach-in in de UU-bibliotheek over de oorlog. De CvB-leden worden hiervoor uitgenodigd, maar komen niet. Het steekt ze dat voorzitter Anton Pijpers wel naar de studenten gaat die op 22 februari de eetkamer in de UB Binnenstad bezetten met wie hij in gesprek gaat over de universitaire democratie.
Botsen met collega’s
Het universiteitsbestuur is niet het enige orgaan binnen de UU dat een neutraal standpunt inneemt, zeggen de drie vrouwen .“Toen we decanen vroegen te komen naar de teach-in zeiden sommigen dat ze niet naar zo’n evenement zouden komen omdat dat zou botsen met de neutraliteit van de UU. Een decaan wilde niet eens met ons praten om die reden. We kunnen en mogen ook doorgaan met het organiseren van publieksevenementen, maar als dat uiteindelijk niets verandert aan die neutrale positie– ik weet niet eens wat ik moet zeggen...” zucht Van den Bogert.
Ftouni : “Hun weigering een open dialoog met ons te voeren, is een vorm van actieve terugtrekking. Wie zegt ‘we zijn neutraal’, bedoelt daarmee dat ze niet betrokken willen zijn. Dit is het, we zijn neutraal, einde dialoog, er is geen ander argument. Dat is enorm frustrerend.”
Hun activisme wordt door collega’s verschillend beoordeeld, zeggen ze. Naast steunbetuigingen, worden hun initiatieven ook ontvangen door stilte of afkeuring. Ftouni heeft daar een voorbeeld van. In oktober verspreidde zij een brief van Dutch Scholars for Palestine in haar vakgroep en vroeg haar collega’s om deze te ondertekenen. Ze voegde voor de context enkele artikelen aan toe over de situatie in Gaza. Een van haar collega’s noemde de brief ‘antisemitisch’, wat resulteerde in een verhitte woordenwisseling met Ftouni. Hayward wilde het opnemen voor Ftouni, maar ontdekte dat de e-maillijst niet meer bestond; de discussie was verplaatst naar Microsoft Teams.
Ftouni: “Het verplaatsen van de discussie zonder waarschuwing vind ik een vorm van censuur, zeker wanneer een brief door een collega als ‘antisemitisch’ wordt omschreven. Zo’n roekeloze beschuldiging aan het adres van iemand die zich verzet tegen genocide, is gevaarlijk. Hoe denk je dat dit voor mij voelt, als enige Arabische professor van de afdeling?”
Hayward, Van den Bogert en Ftouni vinden het neutrale beleid van de UU opvallend gezien de wetenschappelijke argumenten waarmee demonstranten hun eisen onderbouwen en de functie van een universiteit om het wetenschappelijke debat te bevorderen, ongeacht de gevoeligheid van het onderwerp. “De petities die we stuurden, werden onderbouwd door een overvloed aan deskundige bronnen, van VN-rapporteurs tot wetenschappers op het gebied van Holocaust- en genocidestudies, maar die worden genegeerd. Al deze mensen, die een schat aan kennis, ervaring en expertise hebben! Ook de ondertekenaars, onder wie veel personeelsleden, werden genegeerd”, zegt Ftouni.
De druppel
Ongeveer gelijktijdig met het gesprek dat een delegatie heeft met het universiteitsbestuur publiceert actiegroep Dutch Scholars for Palestine (DSP) waartoe ook de drie academici behoren, een open brief gericht aan alle instellingen voor hoger onderwijs in Nederland, met het verzoek om hun oorspronkelijke standpunt te evalueren – dit naar aanleiding van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof. Volgens DSP is de Palestijnse zaak niet langer een kwestie van academisch debat, maar van internationale gerechtigheid en vrede, en het respecteren van een uitspraak van de hoogste internationale juridische instelling. Bovendien hekelt DSP de medeplichtigheid van Israëlische universiteiten aan het handhaven van de illegale belegering van Gaza door Israël en de illegale bezetting van Palestijnse gebieden, en daarom zijn ze voorstander van het verbreken van de banden met die universiteiten en het ontwikkelen van banden met Palestijnse instellingen. “Sommige universiteiten hebben onze brief publiekelijk beantwoord, maar de UU heeft helemaal niet gereageerd”, verzucht Van den Bogert.
Na de verschillende pogingen om het universiteitsbestuur van gedachten te laten veranderen, concluderen de drie vrouwen dat een meer ontwrichtende actie nodig is. Van den Bogert: “We kwamen tot de conclusie dat, wat we ook doen, ze nooit zullen reageren op onze uitnodigingen voor één van onze evenementen of een follow-up gesprek.”
Dan is het moment tijdens de Dies daar. De vrouwen betreden het podium. Van den Bogert houdt de toespraak, Ftouni filmt en Hayward houdt het spandoek vast samen met de PhD-kandidaat. De sfeer is gespannen. Terwijl Van den Bogert aan het woord is, stapt collegevoorzitter Pijpers het podium op en probeert haar eraf te duwen. “Hij pakte me bij mijn middel en probeerde me heel hard van het podium te duwen. Ik moest me echt schrap zetten om te kunnen blijven spreken. Ik concentreerde me gewoon op het afmaken van de toespraak. Ik stond na afloop helemaal te trillen. Pas toen besefte ik wat er gebeurd was. Het is eigenlijk heel bedreigend als de hoogste baas van de universiteit je van het podium probeert te duwen, terwijl je met de universiteit probeert te praten in een evenement over democratie.”
Uiteindelijk worden ze alle drie plus de PhD-kandidaat, van het podium en uit de Domkerk geleid. Het programma van het evenement wordt hervat.
Nasleep
Na het Dies-protest zijn Van den Bogert, Hayward en Ftouni huiverig om terug te keren naar hun werkplek. Ze hebben geen idee wat ze kunnen verwachten. Hayward: “Ik ben daarna niet meer op kantoor geweest, maar geen van mijn collega’s heeft contact opgenomen om over het protest te praten. Er was niets dan stilte, zelfs van gelijkgestemde docenten hoorde ik niets, mensen die ik respecteer en van wie ik dacht dat ze zich zouden uitspreken.” Ze zegt dat ze niet zijn berispt voor het protest tijdens de verjaardagsfeest, maar er lijkt, zo voelt ze het, dat er een limiet zit aan betrokkenheid en solidariteit. “De instelling lijkt te hopen dat onze inspanningen gewoon weer in het apolitieke landschap zullen wegzakken. Het is stil...”
Van den Bogert denkt er net zo over: “Op één collega na heeft niemand me erover aangesproken, terwijl ik veel mensen ken die er waren. Ze deden alsof er niets was gebeurd en praatten gewoon over normale dagelijkse dingen. Ik ben niet op de afdeling geweest, maar ik ben ook niet gemaild of gebeld.”
Hoewel het protest en andere acties niet hebben geleid tot een dialoog met het College van Bestuur, is het collectief nog steeds vastberaden. Zij geloven immers dat de universiteit de macht heeft om de publieke opinie te veranderen en dingen in beweging te zetten. “We kunnen de universiteit niet wegzetten als een neutrale instelling die niets te zeggen heeft in publieke debatten of kwesties”, zegt Ftouni.
Van den Bogert vult aan: “Natuurlijk is de universiteit niet in staat om de oorlog te stoppen, maar een vuist maken, kan verschil maken. Het zou kunnen helpen om het hele maatschappelijk middenveld ertoe aan te zetten de Israëlische regering niet langer te steunen. Onze regering gaat nog steeds door met het sturen van F-35-materiaal naar Israël, die worden gebruikt om Gaza te bombarderen. De universiteit zou de Nederlandse overheid hierop kunnen aanspreken.”
Het collectief wil niet alleen opkomen voor de bevolking van Gaza en Palestina, maar wil ook medewerkers en studentenbewust maken van hoe universiteiten moeten omgaan met genocide en geweld in de wereld. Hayward: “Dit is een stap in de goede richting, om universiteiten niet langer medeplichtig te laten zijn aan genocide en de mishandeling van volkeren over de hele wereld.”
Reactie College van Bestuur
Als College van Bestuur delen we de zorgen over de huidige situatie in Israël en Gaza. We kijken met afschuw naar het menselijk leed dat de nieuwe cyclus van geweld tussen Israël en Hamas heeft veroorzaakt, en hopen dat dit conflict zo snel mogelijk eindigt. Deze kwestie vraagt dagelijks en op verschillende manieren de aandacht van het College van Bestuur.
Van verschillende zijden worden we opgeroepen tot (politieke) stellingname voor of tegen een van de strijdende partijen, en we krijgen ook kritiek omdat we dat niet doen. Naar ons oordeel past een dergelijke stellingname niet bij ons als universiteit. Deze positie moet niet verward worden met onverschilligheid. We staan uiteraard niet neutraal tegenover mensenrechtenschendingen. Wij delen gevoelens van verdriet, verbijstering en onmacht over het geweld en het verlies van mensenlevens. We leven mee met iedereen die door dit conflict wordt geraakt, van welke zijde dan ook. We hechten grote waarde aan uitspraken zoals die van het Internationaal Gerechtshof en resoluties van de VN-Veiligheidsraad waarin Israël wordt opgeroepen om de hongersnood in Gaza tegen te gaan, het dringende beroep wordt gedaan op Hamas om alle gijzelaars vrij te laten en gepleit wordt voor een onmiddellijk staakt-het-vuren.
De afgelopen maanden heeft het College van Bestuur een grote hoeveelheid brieven, petities en mondelinge reacties ontvangen over het conflict. Hoewel er veel energie is gestoken op het reageren op vragen, opmerkingen en zorgen, is dat niet overal (tijdig) gelukt. Dit betekent echter niet dat de brieven niet gelezen zijn en gehoord. Met de collega’s die in dit artikel hun ervaring delen, is meermaals contact geweest. Naast de uitwisseling van standpunten via de mail, hebben twee van de drie collega’s ruim een uur met het College van Bestuur om tafel gezeten. Het is spijtig om te lezen dat zij zich desondanks niet gehoord voelen.
Het klopt dat het College van Bestuur is uitgenodigd voor verschillende activiteiten rond dit thema. Daarbij is niet ingegaan op uitnodigingen voor activiteiten die draaiden om het informeren over en proberen af te dwingen van één visie, stellingname of van een mogelijke boycot. Daarnaast was er niet altijd op de gevraagde, vaak korte termijn ruimte, in de agenda’s. We denken niet dat het beëindigen of bevriezen van alle contacten met onderwijsinstellingen van een land een oplossing biedt. We vinden het van belang om dialoog te blijven met studenten en collega’s uit conflictgebieden, omdat juist zij kunnen bijdragen aan verandering. Dat we dat eerder, na de invasie van Rusland in Oekraïne wel hebben gedaan, was op dringend verzoek van de overheid en Europese Unie.
Ook de betrokkenheid van collega’s en studenten hier leveren een belangrijke bijdrage aan veranderingen in de samenleving. We waarderen hoe UU’ers dagelijks via de wetenschap bijdragen aan een betere wereld, en hoe rond dit conflict collega’s onder andere de media voorzien van duiding. Ook protest is een vorm van die betrokkenheid. Op een aantal plaatsen in het artikel wordt gezinspeeld op het feit dat protest mogelijk repercussies zou hebben. Demonstreren en protesteren hoort bij onze democratie. Uiteraard gaan we er daarbij wel vanuit dat protest respectvol gebeurt en iedereen zich aan de huisregels houdt.
Kathrine van den Bogert beschrijft hoe zij haar protest tijdens de Dies ervaren heeft. Toen zij de speech van de keynote spreker onderbrak is geprobeerd om haar op een rustige manier van het podium te leiden. Het is jammer om te lezen dat dit door de desbetreffende collega anders is ervaren.
Binnen de universiteit vinden wij het van het grootste belang dat de UU een veilige plek is en blijft voor al onze studenten en medewerkers ongeacht hun afkomst, achtergrond of politieke overtuiging. Het baart ons zorgen dat dit sinds 7 oktober niet meer voor iedereen geldt. Daarom geldt misschien nu nóg meer dan anders dat wij als universiteit ruimte willen bieden aan het academisch debat, maar wel nadrukkelijk met respect voor elkaars standpunten.