Welk boek moet ik lezen tijdens de winterse lockdown?

Fotos: Shutterstock, 123rf. Illustratie: DUB

 

Humor is een van de vier pijlers onder het universumEindelijk weten wat seks isDe afstudeerscriptieOfwa

Het nadeel van de twijfelRennen naar het einde van hongerThe Open Society and Its FutureJournalistiek, ‘Nepnieuws’ en Desinformatie

Pandemic MediaFreedom. An Unruly HistoryPartnerships for Livable CitiesGlobalisering: ramp of redding?

 

Confronterend boek over humor

Best confronterend, eigenlijk, zo’n boek over humor. Want al in de eerste paar pagina’s wordt duidelijk dat humor bij uitstek een groepsactiviteit is. Humor in je eentje is toch wat minder geslaagd dan lekker lachen met elkaar. “Gezamenlijk lachen […] creëert gevoelens van verbondenheid.” Zitten we dan, geïsoleerd in de zoveelste lockdown.

Maar als je dan toch thuis zit, is dit wel een heerlijk boek. Leest makkelijk weg, en je leert nog veel over een onderdeel van de menselijke natuur waar we helemaal niet zo vaak over nadenken (tenzij je Madelijn Strick bent): wat is humor, en waarom hebben we het?

Het is af en toe lastig om de bedoeling van het boek te blijven volgen. Er worden ontzettend veel onderwerpen aangestipt en de meeste daarvan krijgen slechts een paragraaf. Binnen één enkele pagina gaat het bijvoorbeeld van kleuterjuffen naar cabaret naar schrijvers van grappen naar docenten in hoger onderwijs. Als het boek dan even verderop ineens tips geeft om ruzies op te lossen, rijst de vraag wat de rode draad zou moeten zijn. Iets te veel van de hak op de tak, iets te veel zaken die voor de lezer als irrelevant of ongerelateerd aanvoelen.
 
Dat betekent ook dat er nergens ruimte is om de diepte in te gaan, en waar dat wel gebeurt, vraag ik me vooral af waarom. Waarom wordt ineens het huwelijk van Beatrix en Claus besproken – in twee zinnen die niets met de rest van het hoofdstuk te maken hebben? En waarom krijgt Reagan dan juist weer zeven pagina’s? Niet al te lang bij stilstaan, maar gewoon maar genieten van de prettig opgeschreven informatie, anekdotes, onderzoeken, en (tot slot) de beste mop ter wereld. (Indra Spronk)

Madelijn Strick, Humor is een van de vier pijlers onder het universum. 2020. Uitgeverij Balans. 21,99 euro. e-book 10,99 euro.


Eindelijk weten we wat seks is

In haar meest recente boek Eindelijk weten wat seks is neemt de populaire mediawetenschapper Linda Duits ons aan de hand mee op reis naar een antwoord op de vraag: wat is seks?

Seks kan op veel verschillende manieren worden uitgelegd, stelt Duits. Voor haar was dat de reden om dit boek te  schrijven. Dr. Lalala – zoals ze zich ook wel noemt – benadrukt dat dit geen wetenschappelijk boek is. Misschien dat het daarom zo soepel wegleest, en anders heeft het wellicht te maken met haar prettige toegankelijke – soms humoristische – schrijfstijl.

Duits vliegt seks aan vanuit aantal verschillende invalshoeken: ‘een handeling’, ‘een geschenk’, ‘een identiteit’, ‘een belofte’ en ‘een beroep’. Deze vijf verschillende benaderingen overkoepelen als het ware alles waar ‘seks’ om draait. Wat toch wel het meest verfrissende is aan dit boek, is de boeiende nadruk die Duits geeft aan het feit dat seks zo veel méér is dan enkel ‘penis-in-vaginaseks’. Want wat verstaan homo’s of lesbiennes onder seks? En what about aseksuele geaardheid?

Naast een (religieuze) geschiedenis van seks en de plaatsing ervan in het zowel vroegere als hedendaagse maatschappelijke debat, biedt dit boek ook een interessante kijk voor iedereen met vragen over ‘hoe anderen ‘seks’ ervaren’. Als je rooie oortjes krijgt van het googelen naar een dark room, dan helpt Dr. Lalala je wel even op weg. Duits weet in dit boek als geen ander de stigma’s en taboes over seks op vaak humoristische en nieuwsgierige wijze te doorbreken. Leuk om het er eens tijdens het kerstdiner (via Zoom) over te hebben met je schoonfamilie. (Matthijs Meulblok)

Linda Duits, Eindelijk weten wat seks is. 2020. Uitgeverij Ten Have. 20,99 euro. e-book 9,99 euro


Een schrijfmaatje bij het schrijven de afstudeerscriptie

Op het eerste gezicht is De afstudeerscriptie een fijn boekje. Auteur Peter Nederhoed geeft tips voor het voorbereiden, indelen en schrijven van een bachelor- of masterthesis. Het boek is logisch opgezet en de informatie is compact doch compleet. Wat vooral erg uitgebreid wordt uitgelegd, is de opbouw van het schrijfwerk. Naast droge stof, schrijfwijzen bijvoorbeeld, neemt Nederhoed je ook mee in zijn denkwijze. Dit gaat op een erg natuurlijke manier, waardoor je niet een trucje aangeleerd wordt. Dat maakt dat je het gevoel krijgt dat je zelf lekker aan het schrijven bent. Dit geeft een egoboost die veel studenten kunnen gebruiken tijdens het afstuderen.

Wat wel opvalt, is dat de invalshoek van Nederhoed beperkt blijft tot de sociale of economische wetenschappen. De voorbeelden zijn vaak moeilijk herkenbaar voor een geo-/bètawetenschappenstudent of geneeskundestudent. Zo zijn er wat kleine missende punten, zoals het gebruik van LaTeX en een aantal citatiemethoden. En er zijn  complete hoofdstukken niet te gebruiken voor deze studenten. Ook het voorgestelde tijdspad is voor deze studenten niet realistisch. Het is onmogelijk om in drie weken (3/16e van het in dit boek gaat over het voorgestelde tijdspad) experimentele resultaten te verwerven én verwerken.

Nederhoed bespreekt zowel theorie- als praktijkgericht onderzoek, maar wel apart van elkaar, en rept niet over het grensvlak. Wat overigens geheel mist is het omgaan met afbeeldingen, zeker wanneer dit geen grafieken zijn. Zowel het verwerken in de tekst of het maken van een onderschrift wordt niet aangehaald.

Toch kan elke student wat meenemen van dit boek. Het derde deel van het boek focust zich op taalvaardigheid, wat natuurlijk een universeel punt is. Ook begint elk nieuw hoofdstuk met een inspirerende quote, waardoor het toch voelt als een dialoog: het boek is een schrijfmaatje. (Winnie Henderson)

Peter Nederhoed, De afstudeerscriptie. 2020. Uitgeverij Scriptum Books. 24, 99 euro. e-book 9,99 euro.


Wie luistert er nog echt naar mij?

Wie ooit in de collegebanken heeft gezeten en naar dichter en hoogleraar Geert Buelens heeft mogen luisteren, ziet het meteen. De liefde voor taal, zijn begeesterde manier van vertellen, iemand meenemen naar nieuwe kennis die op dat moment, daar, in die collegezaal voorhanden ligt: diezelfde geestdrift spat van zijn 75 pagina’s tellende nieuwe dichtbundel Ofwa af.

Met de woorden kom maar/ ja/ kom/ maar/ nodigt hij de lezer uit. Het komt sympathiek over, maar er sijpelt al gauw ook woede tussen de regels door. Die woede wordt naarmate er pagina’s verstrijken ook steeds vuriger, hij sijpelt steeds minder en spat steeds heviger. Heldere observaties, makkelijk leesbaar, toe te passen op wat we om ons heen zien, en zelf ook wel weten. Jongeren zijn vergroeid met hun apparaat, ‘de ziekte van deze tijd’, ‘altijd een antwoord klaar’, we zijn apathisch, lui. En we zijn veranderd.

alle gevoel voor traditie zijn we natuurlijk ook kwijt/ hypes nieuwlichters voorlichters oplichters/ ja/daar krijgen we maar geen genoeg van/ maar is dat nu een leven/ dat is toch geen leven.

Buelens is streng, de lezer zal zich aangesproken voelen, of misschien juist wel niet, want in Ofwa heeft Buelens een boodschap. In klare woorden en korte zinnen, omgeven door veel wit, maakt hij duidelijk dat we niet meer luisteren. En dat zou wel moeten, want de samenleving staat onder hoogspanning, de planeet is vergiftigd en de ‘achterkleinkinderen van de Verlichting’ (wij? moeten we ons aangesproken voelen?) dutten zachtjes in, zo schrijft hij op de achterflap.
en wie luistert er nog/ wie/ sorry dat ik het zo vlakaf zeg/ maar/ wie/ luistert er nog echt/ naar mij (…)

Laten we hopen dat Buelens ernaast zit. En dat er genoeg mensen zijn die nog luisteren. Ofwa verdient het om meer te zijn dan een schreeuw in het luchtledige. (Lisanne van Sadelhoff)

Geert Buelens, Ofwa, 2020. Uitgeverij Querido. 10 euro.


Existentiële vragen in Grote Fotostriproman

Ype Driessen kennen we natuurlijk van 3Hoog, de wekelijkse fotostrip op DUB. Hij maakt veel meer van zulke fotostripseries, meestal met een vast stramien van een paar plaatjes, met aan het eind een sterke grap. Aldus maakt hij ook al jarenlang strips waarin hijzelf en zijn vrienden de hoofdrol -ook letterlijk- spelen. Driessen is zo ongeveer de enige beoefenaar van het genre van de (humoristische) fotostrip - en hij legt de lat alvast hoog voor eventuele navolgers.

Dit najaar verrast Driessen met de uitgave van een lang verhaal, waarin hij bijna alle (zelf gecreërde) regels van zijn genre overboord zet. Hoofdpersoon is fotostripmaker Ype, die door zijn vriend Nico wordt gevraagd mee op reis te gaan naar Amerika en daarover nadenkend in existentiële twijfels verstrikt raakt. Dat deze Ype intussen werkt aan -en vooral worstelt met- zijn Grote Fotostriproman, geeft een extra dimensie aan het verhaal. Bijzonder zijn een aantal fraaie droomsequenties, die het spel met schijn en werkelijkheid nog weer verder voeren.

Er valt veel te lachen, maar de strip wordt niet voortgedreven door de grappen. De indeling van de pagina’s volgt geen vast stramien, maar sluit aan bij het tempo van het verhaal, dat soms vraagt om meerdere kleine plaatjes, dan weer om rustige grote platen. Sommige pagina’s kennen zelfs een manga-achtige indeling. De plaatjes zijn zonder uitzondering mooi gefotografeerd, met waar nodig knappe ‘special effects’. En als kers op de taart krijgt het verhaal een -toch- verrassende ontknoping.

Merkwaardigerwijs niet verkrijgbaar in de Utrechtse stripwinkels - dus op naar (de webwinkel van) de betere boekwinkel! (Niels Bongers)

Ype Driessen, Het nadeel van de twijfel. 2020. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff. 20 euro.


Raadselachtig maar fascinerend

Voor veel mensen geldt poëzie als ‘moeilijk’. En dat terwijl we in het Nederlands taalgebied beschikken over toegankelijke dichters als Toon Tellegen, Rutger Kopland en Herman de Coninck, die ooit zulke onvergetelijke regels aan het papier toevertrouwde als:

De uitzichtloze tevredenheid
van achter een begrafenisstoet aanlopen en denken,
Héhé, straks lekkere boterkoeken.

Wie op zoek is naar dit soort licht verteerbare dichtkunst kan de nieuwe bundel Rennen naar het einde van honger van Esther Jansma maar beter ongelezen laten. Zelfs als enigszins geoefend poëzielezer lukte het me niet goed om door te dringen tot de hermetische wereld die de tot voor kort aan de UU verbonden hoogleraar dendrochronologie in ruim dertig gedichten oproept.

De rode draad in de bundel is ‘verlangen’, staat op de achterflap, verlangen naar veiligheid, een thuis, herkenning, een toekomst. Dat mag zo zijn, maar voor deze lezer ademen veel gedichten in de bundel eerder wanhoop uit, het besef dat veiligheid en een thuis in deze grimmige wereld voor veel mensen onbereikbare idealen zullen blijven.

Zo worden in Hier en daar onverschillige IS-strijders geplaatst tegenover een zelfgenoegzame Amerikaanse president met al even weinig compassie voor de slachtoffers. Het gedicht eindigt met de huiveringwekkende slotzin:

Jij hoort de verkrachters
joelen, een lichaam wordt van een balkon gekeild.

Net zo weinig hoopgevend is Op de tocht dat ik tot slot in zijn geheel citeer om de lezers een indruk te geven van de even raadselachtige als fascinerende poëtische wereld van Esther Jansma. 

De wind hoest vergeefs naar beton.
De schil van een ei is oneetbaar.
Een ui heeft een hart in een hart.

De rand, elke rand, is het koudst.
We moesten hierheen en nu wil ik
steeds weer naar binnen, terug
naar iets ouds, waar het echt is.

Ik ben een schil geworden
waar de blik op afketst.
Ik weet niet waar we zijn.
Ze noemen deze plek de buitenkant.

(Erik Hardeman)

Esther Jansma, Rennen naar het einde van honger. 2020 Uitgeverij Prometheus. 24,99 euro.


De technologische bedreiging van open societies

Hoe kunnen we nog checks and balances in nationale staten organiseren wanneer de problemen over de grenzen heen gaan? Dat is een van de vragen die de Utrechtse hoogleraar Bestuurskunde Mark Bovens oppert in het openingsartikel van het eerste tijdschrift in de serie Think Papers van het onderzoekexpertisecentrum Institutions for Open Societies. Hij denkt dan bijvoorbeeld aan terrorisme, technologische beïnvloeding en klimaatproblemen. Het thema is The Open Society and its Future. Bovens signaleert een aantal uitdagingen. Hoe open kan een samenleving nog zijn?, vraagt hij zich bijvoorbeeld af. “De bedreiging wat betreft de openheid komt niet eens zo zeer van publieke instituties, maar van Huawei, Facebook en Google”, vreest hij.

Verschillende wetenschappers gaan aan de slag met de uitgangspunten van Bovens. Zo belicht universiteitshoogleraar José van Dijck in haar artikel de rol van de Techreuzen in een open samenleving. Hoogleraar Anna Gerbrandy onderzoekt welke consequenties ons denken over open samenlevingen heeft voor het juridisch systeem. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop bedrijven als Google en Facebook worden aangeklaagd door Europa. Giuseppa Feola bekijkt de gevolgen van misleidende informatie voor onze kijk op klimaatwetenschappers en klimaatuitdagingen. Rector Henk Kummeling vraagt zich af hoe universiteiten moeten omgaan met landen als China, Rusland of Hongarije waar machthebbers de democratische waarden die eigen zijn aan een open samenleving met voeten treden.

Het is een mooie manier om vanuit één centraal artikel dilemma's van open samenlevingen vanuit verschillende disciplines te belichten. Ondertussen is er al een tweede deel uit. Die gaat over de legitimiteit van instituties in open samenlevingen. (Ries Agterberg)

Mark Bovens, Marcus Düwell (redactie), The Open Society and its Future. 2020. Gratis e-magazine


Het journalistieke gevecht tegen desinformatie

Als het aan Trump had gelegen hadden we ons in april allemaal met chlorine geïnjecteerd. Dat kon volgens hem wel wel eens de oplossing van de coronapandemie zijn. De bewering van Trump klinkt misschien als een leuk grapje, maar het verspreiden van desinformatie kan grote gevolgen hebben. In Iran bijvoorbeeld kwamen ten minste 700 Iraniërs om het leven door het nemen van alcohol met een klein beetje bleekmiddel. Dit zou een wonderlijke vaccin zijn dat het coronavirus een kopje kleiner zou maken. Onjuiste informatie kan dus grote gevolgen hebben.

In het door UNESCO uitgegeven handboek Journalistiek, ‘Nepnieuws’ and Desinformatie staat dat de journalistiek het gevecht met desinformatie aan moet gaan. Verschillende UU’ers werkten mee aan de Nederlandse uitgave. José van Dijck, hoogleraar media en digitale samenleving, schreef het voorwoord. Zij vindt dat de journalistiek van “vitaal belang is voor het beschermen van de democratie.” De journalistiek moet de onjuiste informatie filteren en de juiste informatie aan het publiek voorschotelen.

De vertaling was in handen van, student-stagiair Berit Zandbelt en Koen Leurs, UU-docent gender en postkoloniale studies. Zandbelt vindt dat mensen in een gezonde democratie “hun meningen, acties en kennis  op juiste informatie moeten baseren.” Daarvoor moeten mensen de journalistiek wel vertrouwen. “De enorme hoeveelheid aan desinformatie die vandaag de dag wordt verspreid via sociale media en andere platformen heeft ervoor gezorgd dat mensen sceptisch zijn geworden: ze verliezen hun vertrouwen in nieuwsorganisaties en kwaliteitsjournalistiek.”

“Om studenten op te kunnen leiden tot kritische, reflectieve en geëngageerde burgers dienen zij getraind te worden in vaardigheden om zich staande te houden in de digitale samenleving”, zegt Leurs. Dit handboek kan daarbij helpen. (Kees Wagemans)

UNESCO, Journalistiek, ‘Nepnieuws’ en Desinformatie. 2020. UNESCO / Universiteit Utrecht / Nederlandse Unesco Commissie. Gratis e-book


Media tijdens de coronaviruspandemie

Marijke de Valck van de masteropleiding Film- en Televisiecultuur en Jaap Verheul, van het Research Institute for History and Art History (OGK) zijn beide gastonderzoeker aan King's College London. De twee Utrechtse wetenschappers hebben een bijdrage geleverd aan de collectie Pandemic Media, een digitaal tijdschrift dat zich verdiept in de alomtegenwoordige rol van de media tijdens de coronaviruspandemie.

Nieuwskanalen geven ons dagelijks updates over de verspreiding van het virus en de daaruit voortvloeiende druk op het gezondheidssysteem; software voor videoconferenties stelde ons in staat om thuis te werken en te studeren; door sociale media kunnen we contact onderhouden met familie en vrienden en kunnen we nauwgezet onze lockdownervaring weergeven; streamingdiensten leiden ons af als we nergens heen kunnen; apps voor voedsellevering helpen restaurants om het hoofd boven water te houden; concerten, toneelstukken en lezingen worden live gestreamd; overheden gebruiken apps om infectieclusters op te sporen... Zo kunnen we doorgaan en doorgaan.

Pandemic Media is online beschikbaar, met een gedrukte editie die later deze maand zal volgen. Het magazine bevat essays over de comeback van drive-ins als een vorm om films te consumeren, de haast van journalistieke onderzoekers om Covid-gerelateerde artikelen te produceren en pandemische porno in beide betekenissen van het woord: pornografische beelden die verwijzen naar het virus en pandemie-gerelateerde beelden die op ons netvlies zijn komen te staan, zoals dronefoto's van verlaten steden.

Het essay van De Valck gaat over de strijd van filmfestivals: niet alleen moesten ze kiezen tussen uitstellen, annuleren of online gaan, maar de afwezigheid van fysieke festivals verstoorde het ritme van de industrie in zijn geheel, zoals het tempo van de jaarlijkse festival- en prijsseizoenen. Verheul analyseert in zijn bijdrage de auteursrechtenoorlog van de streamingdiensten om licenties te verkrijgen voor oude films tijdens de pandemie, waarbij de streamingsdiensten zich profileren als "poortwachters van de toegankelijkheid en curatoren van de goede smaak". (Marjorie van Elven)

Phillipp Dominik Keidl, Laliv Melamed, Vinzenz Hediger and Antonio Somaini (editors), Pandemic Media. 2020 Uitgeverij Meson Press. Gratis e-magazine


Politieke vrijheid door de eeuwen heen

‘We will not obey!’, ‘Terreur’ en ‘laat onze “oudjes” vrij!’ — zomaar wat leuzen die afgelopen maanden te lezen waren op de spandoeken van Viruswaanzin-demonstranten afgelopen maanden: zij vinden de anti-corona-maatregelen van de overheid veel te ver gaan, en indruisen tegen de vrijheid van het individu.

Wat dat betreft had Freedom. An Unruly History van UU-hoogleraar Annelien de Dijn (moderne politieke geschiedenis) op geen beter moment kunnen verschijnen: vrijheid is hoogst actueel. In het boek onderzoekt De Dijn welke invulling het begrip politieke vrijheid door de eeuwen heen kreeg—van de klassieken, via de renaissancisten en revolutionairen, tot nu.

Onze hedendaagse invulling, die van: zo min mogelijk overheidsbemoeienis met het individu, en van vrijheid van meningsuiting en religie, blijkt relatief jong. De Dijn toont hoe vrijheid, een term ontstaan als antoniem van slavernij, eeuwenlang onlosmakelijk verbonden was met de democratie. De Grieken beschouwden een vrije staat als een plek waarin het volk zelf —althans, een deel van dat volk, namelijk uit de regio komende mannen— besloot hoe ze bestuurd zou worden.

Pas aan het einde van de achttiende eeuw, met de Franse Revolutie, kantelt die visie langzaam naar een staat waarin de macht zo min mogelijk interfereert met burgers. Laissez-faire raakt in zwang, en tijdens de Koude Oorlog wordt die visie daadwerkelijk bestendigd. Als reactie op de communistische ideologie van de Sovjet-Unie meet het westen zich, als een van zijn belangrijkste waarden, individuele vrijheid aan. Een meeslepende reis langs vrijheidsdenkers van de oudheid tot nu: gelukkig mag lezen nog wél. (Linda van der Pol)

Annelien de Dijn, Freedom. An Unruly History. 2020 Harvard University Press .31,50 euro. e-book Amazone 20,60 euro.


Hoe maak je een stad leefbaar?

Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in een stad (in 2018 ging dat om 4,2 miljard mensen). Hoe moet je ervoor zorgen dat die steden voldoende leefbaar zijn? Dat is het thema van het boek Partnerships for livable cities waarvan de Utrechtse bestuurskundige Ank Michels, samen met de Tilburgse Cor van Montfort samensteller  is.

In het boek wordt als criterium voor leefbaarheid gekeken naar het groen van de stad, de betaalbaarheid van woningen en de veiligheid. In de hoofdstukken wordt aan de hand van deze criteria gekeken naar de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en bewoners. Het aardige is dat in het boek tal van concrete projecten overal in de wereld aan de orde komen.

Michels zelf vergelijkt het stedelijk groenbeleid van Tilburg, Melbourne, San Jose en Kaapstad. Maar ook komen voorbeelden van projecten in Nairobi, Sao Paulo, Hong Kong, Shenzhen en Baltimore voorbij. Zo blijkt in China dat de overheidsbemoeienis groot is, ook als wordt samenwerkt met private partijen en is het grootste obstakel in Nairobi de corruptie. Sommige hoofdstukken gaan over City labs waar met vernieuwingen wordt geëxperimenteerd.

Het aardige van het boek is dat het komt met een paar algemene observaties. Zo kun je bij leefbaarheid de vraag stellen: leefbaar voor wie? In Baltimore werd de stad aantrekkelijk gemaakt voor hipsters, maar dat ging ten koste van de mensen in de arme wijken. Ook kan binnen één project de leefbaarheid op het ene punt verbeteren en op het andere punt verslechteren.  Een wijds opgezet park zorgt bijvoorbeeld voor meer groen, maar kan er ook toe leiden dat mensen zich minder veilig voelen door de onbeschermde ruimte. Michels en Montfort knopen de linkjes aan elkaar in hun voorwoord en hun conclusies. De overheid speelt in dit hele proces een belangrijke rol, zo ontdekken ze. En het is voortdurend zoeken naar de juiste balans tussen het geven van vrijheid aan alle betrokken partijen en het met maatregelen zorgen dat de juiste stappen gezet worden. (Ries Agterberg)

Ank Michels, Cor van Montfort (ed.). Partnerships of livable cities. 2020. Uitgeverij Palgraves MacMillan. 106,99 euro, e-book 85,59.


Globalisering: ramp of redding?

Voordat je dit boek gaat lezen, is het nuttig en ook grappig om de mini-quiz van Hans Rosling te maken die schrijver Ton van Rietbergen zijn studenten van Sociale Geografie & Planologie ook laat invullen. Het is een korte lijst met meerkeuzevragen die jouw misvattingen over zeer actuele onderwerpen aan het licht brengen. Volgens Rosling weten chimpansees vaker het goede antwoord te geven dan menig student of journalist. Ik heb de quiz ook gemaakt en deze verslaggever is minimaal een chimpansee, want ik had niet alle maar toch best aardig wat vragen goed.

Wie begint aan Globalisering ramp of redding die als ondertitel Een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid heeft, let extra op de feiten en de manier waarop deze worden ingezet door journalisten, belangenbehartigers en wetenschappers om hun gelijk te halen. Zoals de titel al doet vermoeden, moet de lezer zelf tot een conclusie komen of internationalisering een geschenk is of een plan is geweest van een club snoodaards. Maar voor je tot je conclusie komt, ben je wel een hoop wijzer geworden en heb je gaandeweg je mening die je voor lezing had bijgesteld of bevestigd zien worden.

Wat ik prettig vind aan dit populair wetenschappelijke boek is dat het heel leesbaar is, verschillende wetenschappen combineert, diverse visies tegen elkaar afzet, actueel en zeker niet dogmatisch is. De Amerikaanse verkiezingen hebben er een plek in, net als het boek De meeste mensen deugen van alumnus Rutger Bregman en het 40-puntenplan van Urgenda, de club die wordt aangevoerd door alumnus van het jaar 2016 Marjan Minnesma. Ook verschillende wetenschappers van de UU passeren de revue wat een breed beeld geeft van de kennis die er hier beschikbaar is. Wie zich tijdens deze harde lockdown op een prettige manier wil bijscholen over globalisering, milieu en klimaat, kan dit boek online bestellen of meedoen aan onze prijsvraag. (Gwenda Knobel)

Ton van Rietbergen Globalisering ramp of redding, een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid. 2020. Uitgeverij  Boekscout. 22,50 euro.


 

Tags: boek

Advertentie